n
DATUM (notatie optioneel):
naam van de nulpuntstabel. Nulpuntstabellen moeten in dezelfde
directory opgeslagen zijn als de palletstabel, anders moet de
volledige padnaam van de nulpuntstabel worden ingegeven.
Nulpunten uit de nulpuntstabel worden in het NC-programma met
cyclus G53 NULPUNTVERSCHUIVING geactiveerd
n
X, Y, Z (notatie optioneel, andere assen mogelijk):
Bij pallets en opspanningen zijn de geprogrammeerde coördinaten
gerelateerd aan het machinenulpunt. Bij NC-programma's zijn de
geprogrammeerde coördinaten gerelateerd aan het palletsnulpunt
resp. het opspanningsnulpunt. Deze ingevoerde gegevens
overschrijven het laatste nulpunt dat in de werkstand
Handbediening is ingesteld. Met de additionele functie M104 kan
het laatste ingestelde referentiepunt weer worden geactiveerd. Met
de toets „Actuele positie overnemen" toont de TNC een venster
waarmee verschillende punten van de TNC als referentiepunt
kunnen worden ingegeven (zie volgende tabel)
Positie
Betekenis
Actuele waarden
Coördinaten van de actuele
gereedschapspositie gerelateerd aan het
actieve coördinatensysteem ingeven
Referentiewaarden
Coördinaten van de actuele
gereedschapspositie gerelateerd aan het
machinenulpunt ingeven
Meetwaarden
Coördinaten gerelateerd aan het actieve
ACTUEEL
coördinatensysteem van het laatste in de
werkstand Handbediening getaste
referentiepunt ingeven
Meetwaarden REF
Coördinaten gerelateerd aan het
machinenulpunt van het laatste in de
werkstand Handbediening getaste
referentiepunt ingeven
Met de pijltoetsen en de ENT-toets kunt u de positie kiezen die moet
worden overgenomen. Daarna kiest u met de softkey ALLE
WAARDEN dat de TNC de desbetreffende coördinaten van alle
actieve assen in de palletstabel opslaat. Met de softkey ACTUELE
WAARDE slaat de TNC de coördinaten van de as op, waarop de cursor
in de palletstabel op dat moment staat.
Wanneer voor een NC-programma geen pallet gedefinieerd
is, zijn de geprogrammeerde coördinaten gerelateerd aan
het machinenulpunt. Als er niets wordt gedefinieerd, blijft
het handmatig ingestelde referentiepunt actief.
n
SP-X, SP-Y, SP-Z (notatie optioneel, andere assen mogelijk):
Voor de assen kunnen veiligheidsposities worden opgegeven die
met SYSREAD FN18 ID510 NR 6 door NC-macro's kunnen worden
uitgelezen. Met SYSREAD FN18 ID510 NR 5 kan worden
vastgesteld of er in de kolom een waarde is geprogrammeerd. De
opgegeven posities worden alleen benaderd wanneer deze
waarden in de NC-macro's worden gelezen en dienovereenkomstig
worden geprogrammeerd
126
4 Programmeren: basisbegrippen, bestandsbeheer, programmeerondersteuning, palletsbeheer