U U U U
Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand
tussen kopvlak van het gereedschap en het
werkstukoppervlak
U U U U
Coördinaat werkstukoppervlak Q203 (absoluut):
absolute coördinaat van het werkstukoppervlak
U U U U
2e veiligheidsafstand Q204 (incrementeel):
coördinaat spilas waarin botsing tussen het
gereedschap en het werkstuk (spaninrichting)
uitgesloten is
U U U U
Insteekstrategie Q366: wijze van de
insteekstrategie:
n
0 = loodrecht insteken. In de gereedschapstabel
moet de insteekhoek ANGLE voor het actieve
gereedschap ook op 0 zijn gedefinieerd. Anders
geeft de TNC een foutmelding
n
1 = helixvormig insteken. In de gereedschapstabel
moet de insteekhoek ANGLE voor het actieve
gereedschap op een andere waarde dan 0
gedefinieerd zijn. Anders geeft de TNC een
foutmelding
HEIDENHAIN iTNC 530
Voorbeeld: NC-regels
N80 G254 RONDE SLEUF
Q215=0
;BEWERKINGSOMVANG
Q219=12
;SLEUFBREEDTE
Q368=0.2
;OVERMAAT ZIJKANT
Q375=80
;DIAMETER STEEKCIRKEL
Q367=0
;REFERENTIE SLEUFPOSITIE
Q216=+50
;MIDDEN 1E AS
Q217=+50
;MIDDEN 2E AS
Q376=+45
;STARTHOEK
Q248=90
;OPENINGSHOEK
Q378=0
;HOEKSTAP
Q377=1
;AANTAL BEWERKINGEN
Q207=500
;AANZET FREZEN
Q351=+1
;FREESWIJZE
Q201=-20
;DIEPTE
Q202=5
;DIEPTE-INSTELLING
Q369=0.1
;OVERMAAT DIEPTE
Q206=150
;AANZET DIEPTEVERPL.
Q338=5
;AANZET NABEWERKEN
Q200=2
;VEILIGHEIDSAFST.
Q203=+0
;COÖRD. OPPERVLAK
Q204=50
;2E VEILIGHEIDSAFST.
Q366=1
;INSTEKEN
G90 G79:G01 X+50 Y+50 F10000 M3
301