9.2 Onderprogramma's
Werkwijze
1 De TNC voert het bewerkingsprogramma tot een oproep van een
onderprogramma LN,0 uit. n is een willekeurig labelnummer
2 Vanaf deze plaats werkt de TNC het opgeroepen onderprogramma
t/m het einde van het onderprogramma G98 L0 af.
3 Vervolgens gaat de TNC door met het bewerkingsprogramma
vanaf de regel die volgt op de programma-oproep LN,0
Programmeeraanwijzingen
n
Een hoofdprogramma kan max. 254 onderprogramma's bevatten
n
Onderprogramma's kunnen in willekeurige volgorde willekeurig
vaak opgeroepen worden
n
Een onderprogramma mag zichzelf niet oproepen.
n
Onderprogramma's moeten aan het einde van het hoofdprogramma
(na de regel met M2 resp. M30) geprogrammeerd worden.
n
Wanneer onderprogramma's in het bewerkingsprogramma voor de
regel met M02 of M30 staan, dan worden zij zonder oproep
minstens eenmaal uitgevoerd
Onderprogramma programmeren
U U U U
Begin kenmerken: toets LBL SET indrukken
U U U U
Nummer van onderprogramma ingeven, met de END-
toets bevestigen
U U U U
Einde kenmerken: toets LBL SET indrukken en
labelnummer „0" ingeven
Onderprogramma oproepen
U U U U
Onderprogramma oproepen: toets LBL CALL
indrukken
U U U U
Labelnummer: labelnummer van het op te roepen
onderprogramma ingeven, met ENT-toets bevestigen
U U U U
Herhaling REP: „,0" ingeven, met ENT -toets
bevestigen
L0,0 is niet toegestaan, omdat dit toegepast wordt voor
het oproepen van het einde van een onderprogramma.
HEIDENHAIN iTNC 530
% ...
L1,0
G00 Z+100 M2
G98 L1 *
G98 L0 *
N99999 % ...
407