Opspanningsniveau instellen
n
Opspanning: het nummer van de opspanning wordt getoond. Na de
slash wordt het aantal opspanningen op dit niveau getoond
n
Methode: u kunt de bewerkingsmethoden WORKPIECE ORIENTED
resp. TOOL ORIENTED selecteren. Uw keuze wordt in het
bijbehorende werkstukniveau overgenomen en overschrijft de
eventueel bestaande invoer. In de tabelweergave verschijnt de
invoer WORKPIECE ORIENTED met WPO en TOOL ORIENTED met
TO.
Met de softkey KOPPELEN/SCHEIDEN markeert u opspanningen
waarmee bij gereedschapsgeoriënteerde bewerking bij de
berekening van de arbeidscyclus rekening wordt gehouden.
Gekoppelde opspanningen worden met een onderbroken
scheidingslijn aangeduid, gescheiden opspanningen met een
ononderbroken lijn. In de tabelweergave worden gekoppelde
werkstukken in de kolom METHOD met CTO aangeduid.
Item TO-/WP-ORIËNTATE kan niet met een softkey
worden ingesteld; verschijnt alleen wanneer op het
werkstukniveau verschillende bewerkingsmethoden voor
de werkstukken zijn ingesteld.
Als de bewerkingsmethode op het opspanningsniveau
wordt ingesteld, worden de ingevoerde gegevens in het
werkstukniveau overgenomen en eventueel bestaande
gegevens overschreven.
n
Status: met de softkey RUWDEEL wordt de opspanning met de
bijbehorende werkstukken als nog niet bewerkt aangeduid en in het
veld Status wordt BLANK ingevoerd. Gebruik de softkey VRIJE
PLAATS als u de opspanning bij de bewerking wilt overslaan. In het
veld STATUS verschijnt EMPTY
Details op het opspanningsniveau instellen
n
Opspanning: het nummer van de opspanning wordt getoond. Na de
slash wordt het aantal opspanningen op dit niveau getoond
n
Nulpunt: voer het nulpunt voor de opspanning in
n
NP-tabel: voer de naam en het pad van de nulpuntstabel in die voor
de bewerking van het werkstuk geldt. De invoer wordt in het
werkstukniveau overgenomen.
n
NC-macro: bij gereedschapsgeoriënteerde bewerking wordt de
macro TCTOOLMODE in plaats van de normale
gereedschapswisselmacro uitgevoerd.
n
Veil. hoogte: (optioneel): veilige positie voor de afzonderlijke assen
gerelateerd aan de opspanning
Voor de assen kunnen veiligheidsposities worden
opgegeven die met SYSREAD FN18 ID510 NR 6 door NC-
macro's kunnen worden uitgelezen. Met SYSREAD FN18
ID510 NR 5 kan worden vastgesteld of er in de kolom een
waarde is geprogrammeerd. De opgegeven posities
worden alleen benaderd wanneer deze waarden in de NC-
macro's worden gelezen en dienovereenkomstig worden
geprogrammeerd
132
4 Programmeren: basisbegrippen, bestandsbeheer, programmeerondersteuning, palletsbeheer