Let vóór het programmeren op het volgende:
Het geheugen voor de SL-cyclus is beperkt. In een SL-
cyclus kunnen b.v. max. 1024 rechte-regels worden
geprogrammeerd.
Het voorteken van de cyclusparameter diepte legt de
werkrichting vast. Wanneer diepte = 0 wordt
geprogrammeerd, dan voert de TNC de cyclus niet uit.
een door het midden snijdende vingerfrees (DIN 844)
toepassen.
De cilinder moet in het midden van de draaitafel
opgespannen zijn.
De spilas moet loodrecht op de as van de draaitafel staan.
Als dit niet het geval is, dan komt de TNC met een
foutmelding.
Deze cyclus kan ook bij gezwenkt bewerkingsvlak worden
uitgevoerd.
De TNC controleert of de gecorrigeerde en niet-
gecorrigeerde baan van het gereedschap binnen het
weergavebereik van de rotatie-as ligt (is in
machineparameter 810.x vastgelegd). Bij foutmelding
„Contourprogrammeerfout" evt. MP 810.x = 0 instellen.
U U U U
Freesdiepte Q1 (incrementeel): afstand tussen
cilindermantel en bodem van de contour
U U U U
Overmaat kantnabewerking Q3 (incrementeel):
overmaat voor nabewerking in het vlak van de
manteluitslag; overmaat werkt in de richting van de
radiuscorrectie
U U U U
Veiligheidsafstand Q6 (incrementeel): afstand
tussen kopvlak van het gereedschap en cilinder
mantelvlak
U U U U
Diepte-instelling Q10 (incrementeel): maat die
betrekking heeft op de verplaatsing van het
gereedschap
U U U U
Aanzet diepteverplaatsing Q11: aanzet bij
verplaatsingen in de spilas
U U U U
Aanzet frezen Q12: aanzet bij verplaatsingen in het
bewerkingsvlak
U U U U
Cilinderradius Q16: radius van de cilinder waarop de
contour bewerkt moet worden
U U U U
Maateenheid? Graden =0 MM/INCH=1 Q17: coördinaten
van de rotatie-as in het onderprogramma in graden of
mm (inch) programmeren
352
Voorbeeld: NC-regel
N63 G127 CILINDERMANTEL
Q1=-8
;FREESDIEPTE
Q3=+0
;OVERMAAT ZIJKANT
Q6=+0
;VEILIGHEIDSAFST.
Q10=+3
;DIEPTE-INSTELLING
Q11=100
;AANZET DIEPTEVERPL.
Q12=350
;AANZET FREZEN
Q16=25
;RADIUS
Q17=0
;MAATEENHEID
8 Programmeren: cycli