Download Print deze pagina

HEIDENHAIN iTNC 530 Bedieningshandboek pagina 72

Verberg thumbnails Zie ook voor iTNC 530:

Advertenties

4.1 Basisbegrippen
Lengte- en hoekmeetsystemen en
referentiemerken
Op de machine-assen bevinden zich lengte- en hoekmeetsystemen,
die de posities van de machinetafel resp. het gereedschap registreren.
X
MP
Er zijn meestal lengtemeetsystemen aan lineaire assen aangebouwd,
en hoekmeetsystemen aan rondtafels en zwenkassen.
X (Z,Y)
Wanneer een machine-as wordt verplaatst, genereert het
bijbehorende lengte- en hoekmeetsysteem een elektrisch signaal,
waaruit de TNC de precieze actuele positie van de machine-as bepaalt.
Bij een stroomonderbreking gaat de relatie tussen de positie van de
machineslede en de berekende actuele positie verloren. Om deze
relatie te herstellen, beschikken incrementele lengte- en
hoekmeetsystemen over referentiemerken. Bij het passeren van een
referentiemerk ontvangt de TNC een signaal, dat een machinevast
referentiepunt kenmerkt. Daarmee kan de TNC de relatie tussen de
actuele positie en de actuele positie van de machine herstellen. Bij
lengtemeetsystemen met afstandsgecodeerde referentiemerken
moeten de machine-assen maximaal 20 mm verplaatst worden, bij
hoekmeetsystemen maximaal 20°.
Z
Bij absolute meetsystemen wordt na inschakeling een absolute
Y
positiewaarde naar de besturing gezonden. Hierdoor is, zonder dat de
machine-assen worden verplaatst, de relatie tussen de actuele positie
X
en de positie van de machineslede direct na inschakeling hersteld.
Referentiesysteem
Met een referentiesysteem worden posities in één vlak of ruimte
eenduidig vastgelegd. De opgave van een positie is altijd gerelateerd
aan een vastgelegd punt en wordt door coördinaten beschreven.
In het rechthoekige systeem (cartesiaans systeem) worden drie
richtingen als assen X, Y en Z vastgelegd. De assen staan loodrecht op
elkaar en snijden elkaar in één punt, het nulpunt. Eén coördinaat geeft
de afstand naar het nulpunt in één van deze richtingen aan. Zo wordt
een positie in het vlak door twee coördinaten en in een ruimte door
drie coördinaten beschreven.
Z
Coördinaten die aan het nulpunt zijn gerelateerd, worden als absolute
coördinaten gekenmerkt. Gerelateerde coördinaten zijn gerelateerd
aan een willekeurig andere positie (referentiepunt) in het
coördinatensysteem. Gerelateerde coördinatenwaarden worden ook
Y
als incrementele coördinatenwaarden aangeduid.
X
72
4 Programmeren: basisbegrippen, bestandsbeheer, programmeerondersteuning, palletsbeheer

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Itnc 530 e