4.4 Het uitgebreide
bestandsbeheer
Let op
Het is aan te raden om met het uitgebreide bestandsbeheer
te werken, wanneer de bestanden in verschillende
directory's moeten worden opgeslagen.
Zet hiervoor de MOD-functie PGM MGT (zie „PGM MGT
configureren" op bladzijde 493).
Zie ook „Bestandsbeheer: basisbegrippen" op bladzijde 77.
Directory's
Daar er op de harde schijf zeer veel programma's resp. bestanden
opgeslagen kunnen worden, is het overzichtelijker wanneer de
afzonderlijke bestanden onderverdeeld worden in directory's
(mappen). In deze directory's kunnen weer volgende directory's
aangelegd worden, de zg. subdirectory's. Met de toets -/+ of de ENT-
toets kunnen subdirectory's zichtbaar/onzichtbaar worden gemaakt.
De TNC beheert max. 6 directory-niveaus!
Wanneer meer dan 512 bestanden in een directory
worden opgeslagen, dan zet de TNC de bestanden niet
meer in alfabetische volgorde!
Namen van directory's
De naam van een directory mag maximaal 16 tekens lang zijn en
beschikt niet over een extensie. Wanneer meer dan 16 tekens voor de
directorynaam worden ingegeven, komt de TNC met een foutmelding.
Paden
Een pad geeft het loopwerk en alle directory's resp. subdirectory's
weer, waar een bestand is opgeslagen. De afzonderlijke gegevens
worden door een „\" gescheiden.
Voorbeeld
In het loopwerk TNC:\ is de directory AUFTR1 aangemaakt.
Vervolgens werd in de directory AUFTR1 nog de subdirectory NCPROG
gemaakt een daar werd het bewerkingsprogramma PROG1.H naartoe
gekopieerd. Het bewerkingsprogramma heeft dus het pad:
TNC:\AUFTR1\NCPROG\PROG1.H
Rechts wordt een voorbeeld gegeven van een directory-overzicht met
verschillende paden.
86
4 Programmeren: basisbegrippen, bestandsbeheer, programmeerondersteuning, palletsbeheer