U U U U
Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand
gereedschapspunt – werkstukoppervlak
U U U U
Diepte Q201 (incrementeel): afstand
werkstukoppervlak – bodem van de tap
U U U U
Aanzet diepteverplaatsing Q206:
verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het
verplaatsen naar diepte in mm/min. Bij het insteken in
het materiaal, een kleine waarde ingeven; wanneer er
niet in het materiaal gegaan wordt, een hogere
waarde ingeven
U U U U
Diepte-instelling Q202 (incrementeel): maat die
betrekking heeft op de verplaatsing van het
gereedschap. Waarde groter dan 0 ingeven.
U U U U
Aanzet frezen Q207: verplaatsingssnelheid van het
gereedschap bij het frezen in mm/min
U U U U
Coörd. werkstukoppervlak Q203 (absoluut):
coördinaat werkstukoppervlak
U U U U
2e veiligheidsafstand Q204 (incrementeel):
coördinaat spilas waarin botsing tussen het
gereedschap en het werkstuk (spaninrichting)
uitgesloten is
U U U U
Midden van de 1e as Q216 (absoluut): midden van de
tap in de hoofdas van het bewerkingsvlak
U U U U
Midden van de 2e as Q217 (absoluut): midden van de
tap in de nevenas van het bewerkingsvlak
U U U U
Lengte van de 1e zijde Q218 (incrementeel): lengte
van de tap, parallel aan de hoofdas van het
bewerkingsvlak
U U U U
Lengte van de 2e zijde Q219 (incrementeel): lengte
van de tap, parallel aan de nevenas van het
bewerkingsvlak
U U U U
Hoekradius Q220: radius van de hoek van de tap
U U U U
Overmaat van de 1e as Q221 (incrementeel):
overmaat voor berekening van de voorpositionering in
de hoofdas van het bewerkingsvlak, gerelateerd aan
de lengte van de tap
HEIDENHAIN iTNC 530
Voorbeeld: NC-regels
N350 G213 TAP NABEWERKEN
Q200=2
;VEILIGHEIDSAFST.
Q291=-20
;DIEPTE
Q206=150
;AANZET DIEPTEVERPL.
Q202=5
;DIEPTE-INSTELLING
Q207=500
;AANZET FREZEN
Q203=+30
;COÖRD. OPPERVLAK
Q294=50
;2E VEILIGHEIDSAFST.
Q216=+50
;MIDDEN 1E AS
Q217=+50
;MIDDEN 2E AS
Q218=80
;LENGTE VAN 1E ZIJDE
Q219=60
;LENGTE VAN 2E ZIJDE
Q220=5
;HOEKRADIUS
Q221=0
;OVERMAAT
307