Let op
● Het grootlichtsignaal kan altijd handmatig
in- en uitgeschakeld worden met de knipper-
›››
pag. 94
licht- en grootlichthendel
● Indien er in de invloedszone van de camera
voorwerpen zijn die licht uitstralen, bijv. een
draagbaar navigatiesysteem, kan de werking
van de grootlichtregeling beïnvloed worden.
"Coming home"- en "Leaving home"-
functie (oriëntatieverlichting)
De "Coming home"- en "Leaving home"-lichten
verlichten de omgeving van de wagen wanneer
u in het donker wenst in of uit te stappen.
Deze verlichting wordt automatisch geregeld
met behulp van een lichtsensor.
Het "Coming home"-licht inschakelen
●
Ontgrendel de wagen (de lichtschakelaar
moet in stand
staan en de sensor voor
regen- en lichtherkenning moet herkennen dat
het donker is).
Het "Coming home"-licht uitschakelen
●
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
nadat de tijd voor de uitschakelvertraging van
de lichten is verstreken.
●
OF: vergrendel de wagen.
●
OF: lichtschakelaar naar stand draaien.
●
OF: schakel het contact in.
Verlichting van de wagen
Het "Leaving home"-licht inschakelen
●
Schakel het contact uit.
Het "Leaving home"-licht gaat branden wan-
neer de lichtschakelaar in stand
.
de lichtsensor herkent dat het donker is.
De uitschakelvertraging voor de lichten start
wanneer het laatste portier of de achterklep
wordt gesloten.
Het "Leaving home"-licht uitschakelen
●
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
nadat de ingestelde tijd voor de uitschakelver-
traging van de lichten is verstreken.
●
OF: wordt automatisch uitgeschakeld als er
30 seconden na activering van de functie nog
een portier of de achterklep openstaat.
●
OF: lichtschakelaar naar stand draaien.
●
OF: schakel het contact in.
Instellingen voor "Coming home" en "Lea-
ving home"
In het menu van de wageninstellingen van het
infotainmentsysteem kan de duur van de uit-
schakelvertraging van de lichten worden inge-
steld en de functie worden geactiveerd of ge-
›››
deactiveerd
pag.
Lichten
staat en
De lichtbundelhoogteverstelling
zich afhankelijk van de waarde van de licht-
bundel van de koplampen aan de beladings-
toestand van de auto aan. Hierdoor heeft de
bestuurder een zo goed mogelijk zicht terwijl
tegenliggers niet worden verblind
U kunt de koplampen alleen verstellen als het
dimlicht aan staat.
Draai voor verstellen aan de knop
37.
Lichtbundelhoogteverstelling
Afb. 73
Naast het stuur:
lichtbundelhoogteverstelling.
›››
Waarde
Beladingstoestand
a)
van de wagen
Voorstoelen bezet en bagageruimte
leeg
Alle plaatsen bezet en bagageruimte
1
leeg
afb. 73
past
›››
.
›››
afb.
73:
97