●
Druk op de toets
. Als het systeem is inge-
schakeld, brandt een controlelampje in de toets
.
●
Schakel het knipperlicht in van de zijde van
de weg waar u de parkeerplaats wenst te ver-
laten.
●
Schakel de achteruitversnelling in.
●
Laat het stuur los . Let op het volgende be-
richt:
Stuurhulp actief. Let op de omge-
ving.
Terwijl u de omgeving goed in het oog houdt,
accelereert u voorzichtig tot maximaal 7 km/u
(4 mpu). Bij het uitparkeren neemt het systeem
enkel het sturen over. Als bestuurder moet u
accelereren, zo nog koppelen, van versnel-
ling veranderen en remmen.
●
Rijd achteruit tot het continue signaal van
de ParkPilot klinkt; OF: rijd achteruit tot op het
scherm van het instrumentenpaneel de aan-
wijzing voor vooruitrijden verschijnt. De voort-
›››
gangsbalk
afb. 127
geeft de afstand aan
3
die moet worden afgelegd.
●
Trap het rempedaal in tot het inparkeersys-
teem klaar is met draaien aan het stuur; OF:
trap het rempedaal in tot het symbool
scherm van het instrumentenpaneel uitgaat.
●
Rijd vooruit tot het continue signaal van de
ParkPilot klinkt; OF: rijd vooruit tot op het
scherm van het instrumentenpaneel de aanwij-
Achteruitrijhulp (Rear View Camera)
Parkeren en manoeuvreren
zing voor achteruitrijden verschijnt. Het inpar-
keersysteem rijdt de auto vooruit en achteruit
tot de parkeerplaats verlaten kan worden.
●
De auto kan de parkeerplaats verlaten wan-
neer een overeenkomstige melding verschijnt
op het scherm van het instrumentenpaneel en
eventueel een geluidssignaal klinkt. Neem de
besturing over met de draaihoek die door het
inparkeersysteem werd afgesteld.
●
Verlaat de parkeerplaats terwijl u rekening
houdt met het verkeer.
Achteruitrijhulp (Rear View
Camera)
Inleiding tot thema
Een in de greep van de achterklep ingebouwde
camera helpt de bestuurder bij het achteruit
parkeren of manoeuvreren
Het beeld van de camera wordt weergegeven
samen met enkele geprojecteerde oriëntatie-
lijnen op het display van het infotainmentsys-
teem. Onderaan is een deel van de bumper te
zien, als referentiepunt voor de bestuurder.
op het
Achteruitrijhulp instellen
De achteruitrijhulp biedt de gebruiker de moge-
lijkheid om helderheid, contrast en kleur van het
beeld in te stellen. Om die instellingen uit te
voeren:
●
Stop de voertuig op een veilige plaats zonder
het contact of het infotainmentsysteem uit te
schakelen.
●
Trek de handrem aan.
●
Schakel de achteruitversnelling in.
●
Druk op de functietoets
●
Voer de gewenste instellingen uit door te
drukken op de functietoetsen –/+, of door de
schuifknop te bewegen.
Vereiste omstandigheden om te parkeren en
te manoeuvreren met de achteruitrijhulp
Gebruik het systeem in de volgende gevallen
niet:
●
Als geen betrouwbaar beeld te zien is of als
het vervormd is, of als de lens vuil is.
●
Als het gebied achter de wagen slechts on-
volledig te zien is.
›››
●
Als in de wagen te veel lading ligt.
pag.
144.
●
Als de stand van de camera is veranderd na
een aanrijding van achteren. Laat het systeem
door een gespecialiseerde werkplaats contro-
leren.
Vertrouwd raken met het systeem
Om vertrouwd te raken met het systeem, de ori-
ëntatielijnen en hun functie, raadt SEAT aan te
oefenen op een plek met weinig verkeer of een
parkeerplaats als de weersomstandigheden en
zichtbaarheid gunstig zijn.
op het scherm.
181