Advertenties
Aanwijzing van het kompas
Naargelang de uitvoering wordt, bij ingescha-
keld contact, op het scherm van het instrumen-
tenpaneel de richting waarin u rijdt aangege-
ven met een symbool, bijv. NW voor het noord-
westen.
Wanneer het infotainmentsysteem is ingescha-
keld en er geen actieve routebegeleiding is,
wordt daarnaast ook de grafische voorstelling
van een kompas getoond.
Rijden met laag verbruik
Naargelang de uitrusting verschijnt tijdens het
rijden op het display van het instrumentenpa-
neel de indicatie
wanneer de wagen zich in
de staat met laag verbruik bevindt, dankzij de
actieve cilinderregeling (ACT®)
Indicatie van de werking van de koellucht-
ventilator
1)
Deze indicatie verschijnt na uitschakeling van
het contact, wanneer de koelluchtventilator
blijft werken. De werkingstijd van de koellucht-
ventilator kan afhangen van:
1)
Geldig voor digitaal instrumentenpaneel Basic.
22
Informatie voor de bestuurder
●
De behandeling van de uitlaatgassen, bijv. bij
de regeneratie van het roetfilter.
●
De actieve koeling van de remmen na het af-
rijden van een helling.
●
De afvoer van de warmte van de motor na
een grote inspanning, bijv. na een erg lang tra-
ject.
Informatie over het reisdoel
Indien de routegeleiding actief is, worden de
duur van de reis en de afstand tot het reisdoel
getoond.
Navigatieaanwijzingen
Indien de routegeleiding actief is, wordt de rij-
richting met behulp van pijlen getoond.
›››
pag.
114.
WAARSCHUWING
Ook wanneer de buitentemperatuur hoger is
dan het vriespunt, kan er ijs liggen op het
wegdek en over bruggen.
●
Het "ijskristalsymbool" geeft aan dat er ge-
vaar van ijsvorming is.
●
Bij buitentemperaturen boven +4 °C
(+39 °F) kan er ook ijs zijn zonder dat het "ijs-
kristalsymbool" gaat branden.
●
De buitentemperatuurvoeler voert een me-
ting ter oriëntatie uit.
● Er zijn verschillende versies van het instru-
mentenpaneel, daarom kunnen ook de aan-
wijzingen op het scherm variëren. Bij wa-
gens zonder weergave van waarschuwings-
of informatieteksten op het display worden
storingen uitsluitend door controlelampjes
weergegeven.
● Een aantal instellingen kunnen bewaard
1)
worden in de gebruikersaccounts van de per-
sonaliseringsfunctie en kunnen daarom au-
tomatisch veranderen wanneer van account
wordt gewisseld
● Sommige aanwijzingen op het display van
1)
het instrumentenpaneel kunnen plots ver-
borgen worden, bijv. door een inkomende op-
roep.
● Afhankelijk van de uitrusting kunnen be-
paalde instellingen en indicaties ook via het
infotainmentsysteem worden aangepast of
getoond.
● Wanneer er verschillende waarschuwingen
zijn, worden de overeenkomstige symbolen
na elkaar gedurende een aantal seconden
getoond. De symbolen blijven branden tot de
storing is verholpen.
● Indien bij het inschakelen van het contact
waarschuwingen worden getoond over sto-
ringen, kunnen bepaalde instellingen moge-
lijk niet worden uitgevoerd en kan ook de in-
Let op
›››
pag. 189
.
Advertenties
