gie. De kinetische energie die vrijkomt wordt op
deze wijze verminderd en het risico op lichame-
lijk letsel wordt tegelijkertijd beperkt. Daarom
moet u altijd de gordel omgespen voordat u
gaat rijden, ook al is het maar voor een korte rit.
Let er eveneens op dat ook de andere inzitten-
den goed zijn vastgegespt. Ongevallenstatistie-
ken hebben uitgewezen dat het juist omgespen
van de veiligheidsgordels het risico op lichame-
lijk letsel aanzienlijk verkleint en de kans een
zwaar ongeval te overleven vergroot. Juist vast-
gegespte veiligheidsgordels verhogen boven-
dien de optimale beschermende werking van
airbags die in geval van een aanrijding worden
geactiveerd. Om deze reden is in de meeste
landen het dragen van de veiligheidsgordels
wettelijk verplicht.
Hoewel uw wagen met airbags is uitgerust,
moeten de veiligheidsgordels juist worden vast-
gegespt. De voorairbags bijvoorbeeld worden
alleen bij bepaalde frontale aanrijdingen ge-
activeerd. De voorairbags worden niet geacti-
veerd bij lichte frontale aanrijdingen, lichte aan-
rijdingen van opzij, aanrijdingen van achteren,
over de kop slaan en bij aanrijdingen waarbij de
vooraf afgestelde airbag-activeringswaarde in
het regelapparaat niet werd overschreden.
42
Veiligheid
Belangrijke veiligheidsaanwijzingen voor het
gebruik van de veiligheidsgordels
●
De veiligheidsgordel altijd dragen zoals in dit
hoofdstuk is beschreven.
●
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels altijd
kunnen worden omgegespt en niet zijn bescha-
digd.
WAARSCHUWING
●
Als u de veiligheidsgordel niet of verkeerd
heeft omgegespt, wordt daarmee het risico
op zwaar lichamelijk letsel met eventueel
dodelijke gevolgen verhoogd. De optimale
beschermende werking van de veiligheids-
gordels wordt alleen bereikt als u de veilig-
heidsgordels juist draagt.
●
Met een veiligheidsgordel mogen nooit
twee personen (ook geen kinderen) gelijktij-
dig worden vastgegespt.
●
Nooit de vastgegespte veiligheidsgordel
losmaken zolang de wagen in beweging is -
levensgevaarlijk!
●
De gordelband mag niet over harde of
breekbare voorwerpen (bril, balpen enz.)
heen worden gelegd omdat daardoor letsel
kan ontstaan bij een ongeval.
●
De gordelband mag niet zijn ingeklemd,
beschadigd of langs scherpe kanten schu-
ren.
●
Nooit de veiligheidsgordel onder de arm of
in een andere verkeerde houding dragen.
●
Zeer dikke, losse kleding (bijv. een mantel
over een sweatshirt) belemmert het strak
aansluiten en de werking van de veiligheids-
gordels.
●
De invoeropening voor de slotgesp mag
niet verstopt zijn door papier of iets derge-
lijks omdat anders de slotgesp niet goed kan
worden vastgeklikt.
●
Nooit het verloop van de gordelband ver-
anderen door gordelbandklemmen, bevesti-
gingsogen of iets dergelijks.
●
Gerafelde of ingescheurde veiligheidsgor-
dels, beschadigingen aan de gordelverbin-
dingen, aan de oprolautomaten of het
slotdeel kunnen in geval van een aanrij-
ding zwaar lichamelijk letsel veroorzaken.
Daarom regelmatig de toestand van alle vei-
ligheidsgordels controleren.
●
Veiligheidsgordels die tijdens een ongeval
worden belast en daardoor minder spannen,
moeten door een gespecialiseerde werk-
plaats worden vervangen. Vervanging kan
noodzakelijk zijn, ook al lijken er geen zicht-
bare beschadiging te zijn. Controleer voorts
de verankeringen voor de veiligheidsgordels.
●
Nooit proberen om de veiligheidsgordels
zelf te repareren. De veiligheidsgordels mo-
gen nooit op een of andere wijze worden ver-
anderd of door u worden uitgebouwd.
●
De gordel moet worden schoongehouden,
omdat door ernstige vervuiling de werking
van de gordelautomaat kan worden belem-
merd.