Inertiestand activeren
Voorwaarde: stand D geschakeld, hellingen van
minder dan 12% en snelheden tussen 20 en
130 km/u (12 en 80 mpu).
●
Haal de voet voorzichtig van het gaspedaal.
De indicatie
wordt getoond in het instru-
mentenpaneel, de geschakelde versnelling ver-
dwijnt en bij het huidige verbruik verschijnt de
tekst Inertie.
De transmissie ontkoppelt automatisch en de
wagen rolt uit, zonder af te remmen op de mo-
tor. Zolang de wagen rolt, draait de motor stati-
onair.
Inertiestand deactiveren
●
Trap het rem- of koppelingspedaal in.
Om opnieuw gebruik te maken van de inertie-
stand van de motor, volstaat het om weer uw
voet van het gaspedaal te halen.
De combinatie van de inertiestand (= langere
afstand met minder energie) en de ontkoppe-
ling door inertie (= kortere afstand waarbij
brandstof nodig is) verbetert het brandstofver-
bruik en reduceert de uitlaatgasemissie.
Indien de wagen beschikt over SEAT Drive Pro-
›››
file
pag.
133, kan de inertiestand worden
ingeschakeld in rijprogramma's Normal, Eco
en Individual. In Eco-stand werkt de activering
wanneer voldaan is aan de werkingsvoorwaar-
den, onafhankelijk van hoe zacht u uw voet van
het gaspedaal haalt.
130
Rijden
WAARSCHUWING
●
Als de inertiestand is geactiveerd, houd er
dan rekening mee dat bij het naderen van
een obstakel de wagen niet op normale wijze
vertraagt – gevaar van ongelukken!
●
Bij gebruik van de inertiestand in een af-
daling, kan de snelheid van de wagen toene-
men – gevaar van ongelukken!
●
Als anderen met uw wagen rijden, waar-
schuw ze dan voor de inertiestand.
LET OP
De aanwijzing voor de bestuurder Inertie
wordt uitsluitend gegeven in combinatie met
het actueel verbruik. In inertiestand wordt de
versnelling niet meer weergegeven (bijv. D of
E verschijnt in plaats van D7 of E7).
LET OP
Bij hellingen van meer dan 15% wordt de in-
ertiestand automatisch uitgeschakeld.
Let op
In het geval van de motor 1.6l TDI werkt de
inertiestand enkel in het Eco-rijprofiel.
Oplossing van problemen
De motor slaat niet aan
Het controlelampje gaat groen branden.
Het rempedaal is niet ingetrapt, bijv. wanneer
wordt geprobeerd de stand van de keuzehen-
del te wijzigen.
●
Trap het rempedaal in om een rijstand te se-
lecteren.
Keuzehendelvergrendeling
Het controlelampje gaat groen knipperen.
De vergrendelingsknop op de keuzehendel is
niet vastgeklikt. Het vooruit bewegen van de
wagen wordt verhinderd. Klik de keuzehendel-
vergrendeling vast.
Aanwijzingen op het display in het instrumen-
tenpaneel:
Koppeling
Koppeling oververhit! Stop!
●
De koppeling is oververhit en kan beschadigd
raken. Zet de wagen stil en laat de transmissie
afkoelen bij stationair draaiende motor en de
hendel in stand P. Zodra het controlelampje
dooft en de aanwijzing voor de bestuurder ver-
dwijnt, gaat u naar een gespecialiseerde werk-
plaats om het defect te laten verhelpen. Indien
ze niet doven, rijd dan niet verder. Roep de hulp
in van gespecialiseerd personeel.