Let op
Als de ACC niet werkt zoals beschreven in
dit hoofdstuk, gebruik ze dan niet en ga naar
een gespecialiseerde werkplaats. Het wordt
aanbevolen om een SEAT-dealer te raadple-
gen.
Bediening van ACC
Afb. 102
Op het display van het
instrumentenpaneel: ACC actief.
Automatische afstandsregeling (ACC – Adaptive Cruise Control)
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Afb. 103
Op het multifunctiestuurwiel:
knoppen voor bediening van ACC.
›››
afb. 102
Voorligger gedetecteerd. Gaat branden in-
1
dien de afstand tot de voorligger wordt ge-
regeld.
Geselecteerd afstandsniveau 2.
2
Deze informatie kan op het centrale paneel van
de weergave Hulpsystemen of in het linker
informatieprofiel
Indien deze weergaven niet worden geselec-
teerd, wordt automatisch een vereenvoudigde
versie onderaan in het midden van het instru-
mentenpaneel getoond.
Naast de indicator van de staat van de functie
wordt de geprogrammeerde snelheid getoond.
Inschakelen
●
Druk op de toets
›››
wiel
afb.
103.
›››
pag. 16
worden getoond.
van het multifunctiestuur-
De ACC regelt nog niet (stand-by).
De regeling starten
Door inschakeling van het ACC-systeem wor-
den ook de ESC en tractiecontrole (TCS) auto-
matisch ingeschakeld.
●
Om de regeling te starten, drukt u op de toets
›››
afb.
103.
De ACC stelt de huidige snelheid of snelheid
die het dichtst bij het geldige bereik (30-210
km/u) ligt in als kruissnelheid.
Wagens met automatische versnellingsbak: de
versnellingshendel moet in stand D, S of M
staan.
Wagens met schakelbak: de versnellingshendel
mag niet in eerste of achteruitversnelling staan,
en de snelheid moet hoger zijn dan ongeveer
30 km/u (18 mpu).
Naargelang de rijsituatie gaan de volgende
controlelampjes branden:
Gaat groen branden
ACC ingeschakeld, er wordt geen voor-
ligger gedetecteerd.
Gaat groen branden
ACC ingeschakeld, voorligger gedetec-
teerd.
Wanneer de ACC in stand-by is, gaan de con-
trolelampjes grijs branden.
149