WAARSCHUWING
Tijdens het rijden moeten kinderen in de wa-
gen worden vervoerd in een zitje dat geschikt
is voor hun leeftijd, lichaamsgewicht en li-
chaamslengte.
●
Lees in elk geval de informatie en veilig-
heidsaanwijzingen voor het gebruik van kin-
›››
pag. 56
derzitjes
.
In een noodgeval
Alarmlichten
Afb. 44
Dashboard: schakelaar voor
alarmlichten.
De alarmlichten dienen om in gevaarlijke situ-
aties andere verkeersdeelnemers op uw wagen
attent te maken.
Indien uw wagen stilvalt:
64
Veiligheid
1.
Parkeer de wagen op een veilige afstand
van het verkeer.
2. Druk op de knop om de alarmlichten in te
›››
schakelen
.
3. Zet de motor stop.
4. Handrem aantrekken.
5. Bij wagens met handgeschakelde versnel-
lingsbak de 1e versnelling inschakelen of de
schakelknop in stand P zetten als de wa-
gen met een automatische versnellingsbak
is uitgerust.
6. Volg de wettelijke richtlijnen van elk land op
(reflecterend vest, gevarendriehoek, nood-
licht enz.).
7. Neem altijd de sleutel mee wanneer u de
wagen verlaat.
Als de alarmlichten zijn ingeschakeld, knipperen
alle knipperlichten van de wagen tegelijkertijd.
Dat wil zeggen dat zowel de lampjes van de
knipperlichten
als het lampje van de scha-
kelaar
gelijktijdig knipperen. De alarmlichten
werken ook wanneer het contact is uitgescha-
keld.
Bij ingeschakelde alarmlichten kan de verande-
ring van richting of rijstrook worden aangege-
ven, bijv. wanneer de wagen wordt gesleept,
door de knipperlichthendel te bedienen. De
alarmlichten blijven zolang uitgeschakeld.
Functie noodremmen
Indien u plots en continu remt bij een snelheid
boven ca. 80 km/u (50 mpu), gaan de rem-
lichten meermaals per seconde knipperen om
achterliggers te waarschuwen. Als u blijft rem-
men, gaan de alarmlichten automatisch bran-
den wanneer de wagen stopt. Deze worden
automatisch uitgeschakeld wanneer de wagen
opnieuw gaat rijden.
WAARSCHUWING
●
Een op de weg stilgevallen wagen vormt
een groot gevaar. Gebruik altijd de alarm-
lichten en een gevarendriehoek of noodlicht
(naargelang het land) om andere verkeers-
deelnemers op uw stilstaande wagen op-
merkzaam te maken.
●
Laat nooit iemand alleen achter in de wa-
gen, vooral geen kind of andere hulpbehoe-
vende persoon. Dit is met name van belang
wanneer de portieren vergrendeld zijn. Op-
gesloten personen kunnen aan extreem hoge
of lage temperaturen blootstaan.
●
Vanwege de hoge temperaturen van de ka-
talysator mag u de wagen nooit in de buurt
van licht ontvlambare materialen, zoals
droog gras of uitgelopen benzine, neerzetten
– brandgevaar!