Luchtcirculatie
In de circulatiefunctie wordt vermeden dat bui-
tenlucht terechtkomt in het interieur.
Bij zeer hoge buitentemperaturen moet de
handmatige instelling van de circulatiefunctie
kort geselecteerd worden om het interieur snel-
ler af te koelen.
Uit veiligheidsoverwegingen wordt de circula-
tiefunctie uitgeschakeld in de volgende situ-
aties:
●
U drukt op de toets
of draait de luchtver-
deelknop naar
.
●
Een sensor detecteert dat de ruiten kunnen
aandampen.
Handmatige circulatiefunctie in- en uitscha-
kelen
●
De knop
indrukken om de handmatige cir-
culatiefunctie aan of uit te zetten.
WAARSCHUWING
Gebruikte lucht verhoogt de vermoeidheid
en leidt tot concentratieverlies van de be-
stuurder. Dit kan een ernstig ongeval tot ge-
volg hebben.
●
Schakel de ventilator nooit gedurende lan-
gere tijd uit en gebruik de luchtcirculatie-
functie niet gedurende een lange tijd omdat
de lucht in de wagen niet ververst wordt.
110
Airconditioning
LET OP
In wagens met airconditioning mag er niet
gerookt worden wanneer de circulatiefunctie
is ingeschakeld. De rook kan zich afzetten
op de verdamper van het koelsysteem of in
het actief combifilter, wat leidt tot een per-
manent onaangename geur.
Let op
Wanneer de buitentemperatuur zeer hoog is,
wordt het aanbevolen om kort de circulatie-
functie in te schakelen, zodat het interieur
sneller afkoelt.
Stoelverwarming
De voorstoelen kunnen elektrisch worden ver-
warmd in drie niveaus.
Bediening van de stoelverwarming
●
Druk op de knop of van het bedienings-
paneel om de stoelverwarming in te schakelen
op maximaal vermogen.
●
Druk meermaals op de knop of tot het
gewenste niveau is ingesteld.
●
Om de stoelverwarming uit te schakelen,
drukt u meermaals op de knop of tot geen
enkele led meer brandt.
Indien u het contact weer aanzet binnen de vol-
gende 10 minuten, wordt de verwarming van de
bestuurdersstoel automatisch ingeschakeld op
het laatst ingestelde niveau.
Gevallen waarin de stoelverwarming niet
mag worden ingeschakeld
Indien een van de volgende situaties zich voor-
doet, mag de stoelverwarming niet worden in-
geschakeld:
●
De stoel is bezet door een persoon met een
beperkte gewaarwording van pijn of warmte.
●
Niemand zit op de stoel.
●
Er is een hoes over de stoel getrokken.
●
Er is een kinderzitje op de stoel geplaatst.
●
Het zitvlak van de stoel is nat of vochtig.
●
De binnen- of buitentemperatuur is hoger dan
+25°C (77°F).
WAARSCHUWING
Personen waarvan de gewaarwording van
pijn en warmte beïnvloed is door inname van
bepaalde medicijnen, verlamming of chroni-
sche ziekte (bijv. diabetes), lopen het risico
op brandwonden aan de rug, het zitvlak en
de benen door het gebruik van de stoelver-
warming.
●
Personen met een beperkte gewaarwor-
ding van pijn en warmte mogen de stoelver-
warming nooit gebruiken.