Kritische waarschuwing
Indien de bestuurder niet reageert op de voor-
waarschuwing, kan het systeem actief ingrij-
pen op het remsysteem en kort remmen om de
bestuurder te waarschuwen voor het dreigende
botsingsgevaar.
Automatisch remmen
Indien de bestuurder ook niet reageert op die
kritische waarschuwing, kan het systeem een
zelfstandige noodremming inleiden door steeds
intenser te remmen naargelang hoe kritiek de
situatie is.
Noodremmen ter ondersteuning van de be-
stuurder
Indien de bestuurder na de kritische waarschu-
wing begint te remmen maar het systeem de-
tecteert dat de rem niet krachtig genoeg wordt
bediend, wordt de intensiteit van het remmen
verhoogd.
WAARSCHUWING
●
Het systeem kan de botsing in sommige ge-
vallen niet vermijden; het kan echter wel de
gevolgen ervan aanzienlijk beperken door de
snelheid en botsingsenergie te verlagen.
●
Wanneer de Front Assist remt, is het rempe-
daal "zwaarder".
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Noodremhulpsysteem (Front Assist)
●
Automatische ingrepen op de remmen van
de Front Assist kunnen worden onderbroken
door het koppelingspedaal of het gaspedaal
in te trappen, of door te draaien aan het
stuurwiel.
●
Front Assist kan de auto doen vertragen
tot zelfs volledige stilstand. Het remsysteem
doet de wagen echter niet permanent stil-
staan. Trap het rempedaal in!
Beperkingen van het systeem
Afb. 108
In het display van het
instrumentenpaneel: aanwijzing van initiële
zelfkalibratie van het systeem.
De Front Assist heeft een aantal beperkingen
die eigen zijn aan het systeem. Zo kunnen bij-
voorbeeld sommige reacties van het systeem
onder bepaalde omstandigheden ongeschikt
zijn vanuit het standpunt van de bestuurder.
Daarom moet de bestuurder altijd aandachtig
zijn om in te grijpen waar nodig.
Onderstaande omstandigheden kunnen ver-
oorzaken dat Front Assist niet of te laat zou
reageren:
●
Tijdens de eerste momenten van het rijden
na inschakeling van het contact, door de initi-
ële zelfkalibratie van het systeem. Tijdens die
periode wordt een statuspictogram
getoond.
Niet-herkende voorwerpen
●
De lading en accessoires van andere voertui-
gen die aan de zijkant, achterzijde of bovenzijde
uitsteken.
●
Als er zich metalen voorwerpen bevinden
zoals bijv. geleiderails of platen gebruikt bij
werkzaamheden.
●
Voertuigen die het eigen traject kruisen.
●
Voertuigen die uit de lijn rijden.
●
Smalle voertuigen, zoals bijvoorbeeld motor-
fietsen.
●
Voertuigen die naderbij komen in tegenge-
stelde richting.
Beperkingen van de werking
●
Als de radarsensor uitgeschakeld of defect is.
●
Als de radarsensor vuil of bedekt is.
●
Bij het nemen van scherpe bochten of com-
plexe trajecten.
●
Als het gaspedaal stevig of helemaal inge-
trapt wordt.
›››
afb. 108
155