Stuur
Informatie met betrekking tot de
stuurinrichting
Om pogingen tot diefstal van de wagen te
voorkomen, wordt aangeraden de stuurkolom
vóór het uitstappen te vergrendelen met het
stuurslot.
Stuurinrichting
In wagens met elektromechanische stuurinrich-
ting wordt de stuurbekrachtiging automatisch
afgestemd op de rijsnelheid, de draaihoek
van het stuur en de oriëntatie van de wielen.
De elektromechanische stuurinrichting werkt
alleen bij draaiende motor.
Indien de elektromechanische stuurinrichting
niet correct of helemaal niet werkt, moet veel
meer kracht worden toegepast om het stuur-
wiel te bewegen.
Progressieve stuurbekrachtiging
Naargelang de uitrusting kan de auto een pro-
gressieve stuurinrichting bevatten.
In het stadsverkeer moet niet zoveel gedraaid
worden als bij het parkeren, manoeuvreren of
bij het nemen van zeer scherpe bochten.
Op de hoofdweg of snelweg geeft de progres-
sieve stuurinrichting, bijv. in de bochten, een
sportiever, directer en veel dynamischer gevoel
aan het stuurwiel.
Rijprofielen (SEAT Drive Profile)
Rijden
Tegenstuurhulp
De hulp ondersteunt de bestuurder in kritische
situaties. Het systeem beveelt het draaien van
het stuur aan om een corrigerend manoeuvre
uit te voeren (tegensturing) en draait het stuur
›››
lichtjes om slippen te vermijden
WAARSCHUWING
De tegenstuurhulp is een hulpfunctie voor
kritische situaties. Het is echter de taak van
de bestuurder om de controle over het stuur
op ieder moment te behouden.
Oplossing van problemen
Storing in de stuurinrichting
Het waarschuwingslampje gaat rood branden.
Er is een storing in de elektromechanische
stuurinrichting.
●
Rijd niet verder! Roep de hulp in van ge-
specialiseerd personeel.
●
Laat de wagen niet slepen op zijn eigen wie-
len.
Storing in de stuurinrichting
Het controlelampje gaat geel branden of knip-
peren.
De stuurinrichting biedt meer weerstand of rea-
geert gevoeliger dan normaal.
Het controlelampje gaat branden en blijft in-
geschakeld:
●
Zet de motor opnieuw aan en leg een korte
afstand af met lage snelheid. Als het controle-
lampje blijft branden, neem dan contact op met
een gespecialiseerde werkplaats.
.
●
OF: de accu van 12 volt was losgekoppeld
en werd opnieuw vastgemaakt. Leg een korte
afstand af met lage snelheid.
Het controlelampje knippert:
●
Draai het stuur een beetje naar de ene en
andere kant.
●
Schakel het contact uit en weer in.
●
Houd rekening met de meldingen die worden
getoond op het instrumentenpaneel.
●
Indien het controlelampje blijft knipperen na
inschakeling van het contact, mag u niet verder
rijden. Roep de hulp in van gespecialiseerd per-
soneel.
Rijprofielen (SEAT Drive
Profile)
Inleiding tot thema
Met behulp van de rijprofielen kan de bestuur-
der verschillende kenmerken van de wagensys-
temen aanpassen aan de rijsituatie op dat mo-
ment, het gewenste schakelcomfort en een zui-
133