●
De bandenstructuur beschadigd is.
●
De wagen onevenwichtig geladen is.
●
De banden van een as dragen meer last (bij-
voorbeeld bij rijden met extra belading).
●
De wagen rijdt met sneeuwkettingen.
●
Het reservewiel gemonteerd is.
●
Het wiel van een as werd vervangen.
De bandenspanningscontrole
paalde omstandigheden vertraagd reageren of
niets aanduiden (bijvoorbeeld bij sportief rijden,
besneeuwde wegen, onverharde wegen of bij
rijden met sneeuwkettingen).
Bandenspanningsindicatie kalibreren
Nadat u de bandenspanning heeft gewijzigd of
één of meerdere wielen heeft vervangen, moet
de bandenspanningsindicatie worden aange-
past. Doe dit bijvoorbeeld ook wanneer u de
voor- en achterwielen omwisselt.
●
Schakel het contact in.
●
Sla de nieuwe bandenspanning op in het in-
fotainmentsysteem met de functietoets
Wagenstatus > Banden; OF:
›››
pag.
exterieur > Banden
Het systeem kalibreert zichzelf verder terwijl de
wagen rijdt, op basis van de bandenspanning
ingevoerd door de bestuurder en de gemon-
teerde banden. Na een lange rit op verschil-
lende snelheden worden de gegevens verza-
meld en bekeken aan de hand van de gepro-
grammeerde gegevens.
Bandenspanningscontrolesysteem
Wielen en banden
Onder zware last op de wielen, bijv. bij flinke
belading, moet voor kalibratie de bandenspan-
ning worden verhoogd tot de geadviseerde
waarde voor rijden met belading
WAARSCHUWING
Als de bandenspanning verschillend of te
laag is, kan een van de banden kapot gaan
kan onder be-
en kunt u de controle over de wagen verlie-
zen, wat kan leiden tot een ernstig of dodelijk
ongeval.
●
Indien het controlelampje
onmiddellijk de snelheid verminderen en
bruuske rem- of draaimanoeuvres vermijden.
Zo snel mogelijk stoppen en de staat en de
spanning van alle banden controleren.
●
Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt alleen correct als alle banden in koude
toestand de correcte bandenspanning heb-
ben.
●
Als de band niet lek is en niet noodzakelij-
kerwijs onmiddellijk vervangen moet worden,
rijd dan met lage snelheid naar de dichtstbij-
zijnde gespecialiseerde werkplaats en laat
>
de bandenspanning controleren en aanpas-
> Inst.
sen.
36.
Let op
● Als u voor het eerst op hogere snelheid rijdt
›››
met nieuwe banden, kunnen deze iets uitzet-
afb.
199.
ten, hetgeen resulteert in een bandenspan-
ningswaarschuwing.
● Als bij ingeschakeld contact een te lage
bandenspanning wordt gedetecteerd, hoort
u een akoestische waarschuwing. Bij een sto-
ring in het systeem hoort u een akoestisch
signaal.
● Bij langdurig rijden over onverharde wegen
of bij sportief rijden, is het mogelijk dat het
oplicht,
systeem tijdelijk wordt gedeactiveerd. Het
controlelampje meldt dan een storing maar
verdwijnt automatisch zodra de wegcondi-
ties of de rijstijl verandert.
● Vertrouw niet alleen maar op het banden-
spanningscontrolesysteem. Controleer de
banden regelmatig om er zeker van te zijn
dat de bandenspanning correct is en dat de
banden niet beschadigd zijn (steken, sneden,
scheuren en bulten). Haal vreemde voorwer-
pen uit de band, mits ze de band niet doorbo-
ren.
● De bandenspanningsindicatie werkt niet
als een storing is opgetreden in de ESC of het
›››
pag. 137
ABS
Oplossing van problemen
Bandenspanning laag
Het controlelampje gaat geel branden.
.
309