Rijden met aanhangwagen
Afb. 118
Weergave van de parkeerhulp op het
scherm met aangekoppelde aanhangwagen.
Wanneer in wagens met in de fabriek gemon-
teerde trekhaak de aanhangwagen is aange-
sloten, worden de sensoren achteraan niet ge-
activeerd bij het schakelen van de achteruit-
versnelling of het drukken op de toets
mogelijke obstakels aan de achterzijde en zij-
kanten van de wagen worden dan niet weerge-
geven op het scherm en ook niet aangegeven
met geluidssignalen.
Op het display worden enkel de objecten ge-
toond die worden gedetecteerd aan de voor-
zijde, terwijl de weergave van het traject wordt
verborgen.
Instellingen van de parkeerhulp
De indicaties en akoestische signalen kunnen
worden ingesteld in het infotainmentsysteem
›››
pag.
37:
170
Parkeren en manoeuvreren
●
Automatische activering: On/off
●
Volume voor: Het volume voorin en aan de
zijkant.
●
Volume achter: Volume achterin.
●
Volume verlagen: Als de parkeerhulp is
ingeschakeld, wordt het volume van audiobron
verlaagd volgens de gekozen optie.
●
Instellingen/scherpte van de
klank voorin: Toon van het geluid voorin.
●
Instellingen/scherpte van de klank
achterin: Toon van het geluid achterin.
WAARSCHUWING
●
Houd altijd het verkeer en de directe om-
geving van de wagen ook zelf in het oog.
De hulpsystemen kunnen de oplettendheid
van de bestuurder niet vervangen. De verant-
; de
woordelijkheid rust altijd bij de bestuurder.
●
De sensoren hebben dode hoeken waarin
personen en objecten niet kunnen worden
waargenomen. Let in het bijzonder op kinde-
ren en dieren.
●
Zorg altijd dat u visueel contact heeft met
de omgeving van de wagen: gebruik ook de
spiegels.
LET OP
De functies van de parkeerhulp Plus kunnen
beïnvloed worden door diverse factoren die
kunnen leiden tot schade:
●
Onder bepaalde omstandigheden kan het
systeem bepaalde objecten niet detecteren:
–
kettingen, aanhangerdissels, stangen,
vangrails, palen en dunne bomen.
–
Objecten die zich hoger dan de sensoren
bevinden, zoals uitstekende delen van een
muur.
–
Objecten met bepaalde oppervlakken of
structuren, zoals uitstekende delen in een
hekwerk of stuifsneeuw.
●
Het oppervlak van bepaalde voorwerpen
en kledingstukken kan de signalen van de ul-
trasoonsensoren niet weerkaatsen. Het sys-
teem kan deze voorwerpen en personen met
de genoemde kleding niet goed detecteren.
●
Externe geluidsbronnen kunnen de signa-
len van de sensoren beïnvloeden. Dit kan er-
toe leiden dat de aanwezigheid van perso-
nen of voorwerpen niet vastgesteld wordt.
●
Kleine hindernissen die reeds zijn gemeld
door een waarschuwing, kunnen bij het na-
deren uit het meetbereik van het systeem
verdwijnen en daarom niet meer worden ge-
meld. Ook bepaalde voorwerpen zoals hoge
stoepranden worden door het systeem soms
niet waargenomen, waardoor de onderkant
van de wagen beschadigd kan raken.