De automatische inschakeling van het dimlicht
is enkel een hulpfunctie en kan niet altijd alle
rijsituaties voldoende precies inschatten.
Functie van bochtenverlichting (cornering)
Het cornering-licht is een functie als aanvulling
op het dimlicht om de verlichting aan de zijkant
van de weg te verbeteren bij het nemen van
een scherpe bocht bij lage snelheden.
Wanneer het dimlicht is ingeschakeld, gaat een
statisch bochtenlicht branden wanneer u rijdt
met een snelheid onder ongeveer 40 km/u
(25 mpu) of in zeer scherpe bochten.
●
Indien aan het stuur wordt gedraaid of het
knipperlicht wordt ingeschakeld, licht de over-
eenkomstige mistlamp geleidelijk op. Na de
bocht wordt het cornering-licht geleidelijk uit-
geschakeld.
●
Bij het schakelen van de achteruitversnelling
gaan de twee mistlampen tegelijk branden.
Dagrijverlichting
De dagrijverlichting kan de zichtbaarheid van
de wagen overdag verhogen.
De dagrijverlichting gaat branden zodra het
contact wordt ingeschakeld, indien de schake-
laar in de stand of
staat, naargelang de
hoeveelheid licht buiten.
Verlichting van de wagen
Lichten
Snelwegverlichting
De in- en uitschakeling van de functie vindt
plaats via het overeenstemmende menu van
het infotainmentsysteem.
●
Inschakeling: bij het overschrijden van
110 km/u (68 mpu) gedurende meer dan 10 se-
conden wordt de bundel van het dimlicht iets
hoger gericht voor meer zicht op de weg voor
de bestuurder.
●
Uitschakeling: bij het verlagen van de snel-
heid van de auto tot onder 100 km/u (62 mpu)
wordt de lichtbundel onmiddellijk weer terug-
gezet in de normale stand.
Geluidssignalen om te waarschuwen dat de
lichten niet uit zijn
Indien het contact niet is ingeschakeld of de
autosleutel niet in het contactslot zit (naarge-
lang de uitrusting) en het bestuurdersportier
open is, hoort u enkele geluidssignalen in de
onderstaande gevallen: hierdoor wordt u eraan
herinnerd dat de lichten nog uitgezet moeten
worden.
●
Wanneer het parkeerlicht is ingeschakeld
›››
pag.
94.
●
Wanneer de lichtschakelaar in stand
staat.
Met ingeschakelde afscheidsverlichting ("Co-
ming Home"-functie) klinkt bij het verlaten van
de wagen geen geluidssignaal dat ervoor
waarschuwt dat de lichten nog branden.
WAARSCHUWING
Als de weg slecht verlicht is en andere weg-
gebruikers de wagen niet of slecht kunnen
zien, kan dit tot ongevallen leiden.
●
De automatische rijlichtregeling (
schakelt het dimlicht alleen in bij verande-
ring van de lichtsterkte, maar niet bij mist bij-
voorbeeld.
WAARSCHUWING
Het stads- of dagrijlicht is niet helder genoeg
om de weg voor u voldoende te verlichten of
door andere verkeersdeelnemers te worden
gezien.
●
Schakel daarom 's nachts, bij regen of bij
slecht zicht altijd het dimlicht in.
●
U mag nooit met dagrijlicht rijden als de
weg slecht verlicht is vanwege de weersom-
standigheden of als het donker is.
●
In wagens met achterlichten met lampen
gaan de achterlichten niet branden wanneer
de dagrijverlichting wordt ingeschakeld. Een
wagen zonder ingeschakelde achterlichten
is 's nachts, bij regen of bij slecht zicht voor
achteropkomend verkeer niet zichtbaar.
of
)
93