Comfortlichten
Beweeg de hendel met ingeschakeld contact
omhoog of omlaag tot aan het punt waar u
enige weerstand voelt en laat de hendel los.
Het knipperlicht knippert driemaal.
Om de comfortknipperlichten vroegtijdig uit te
schakelen, beweegt u de hendel onmiddellijk in
tegengestelde richting tot aan het punt waar u
enige weerstand voelt en dan laat u de hendel
los.
De comfortknipperlichten kunnen worden in-
en uitgeschakeld in het infotainmentsysteem
via de functietoets
> Instellingen >
Licht > Lichtassistent > Comfort-
knipperen.
Parkeerlicht
Het parkeerlicht brandt alleen bij uitgeschakeld
contact. Als het licht is ingeschakeld, klinkt er
een akoestisch signaal zolang het bestuurder-
sportier is geopend.
●
Schakel het contact uit.
●
Hendel omhoog- of omlaagdrukken.
Wanneer het parkeerlicht ingeschakeld is, gaan
het stadslicht voor en een deel van het achter-
licht aan de desbetreffende zijde van de wagen
branden.
Verlichting van de wagen
Lichten
WAARSCHUWING
Verkeerd gebruik van de knipperlichten, het
niet gebruiken of het vergeten uit te scha-
kelen daarvan kan andere weggebruikers in
verwarring brengen. Dit kan ernstige onge-
vallen tot gevolg hebben.
●
Geadviseerd wordt om tijdig het knipper-
licht te activeren als u van rijstrook wilt wis-
selen, inhalen of afslaan.
●
Direct na het wisselen van rijstrook, inhalen
of afslaan moet u het knipperlicht deactive-
ren.
WAARSCHUWING
Een verkeerd gebruik van het grootlicht kan
ongevallen en ernstig letsel veroorzaken. Het
grootlicht kan andere bestuurders afleiden
en verblinden.
Let op
● Als u bij ingeschakeld knipperlicht het
contact uitschakelt, klinkt er een waarschu-
wingssignaal zolang het bestuurdersportier
geopend is. Dat herinnert u eraan de knip-
perlichten uit te schakelen, tenzij u het par-
keerlicht juist wilt hebben ingeschakeld.
● Indien de comfortknipperlichten in werk-
ing zijn (driemaal knipperen) en het com-
fortknipperlicht van het tegenoverliggende
deel wordt geactiveerd, dan stopt het ac-
tieve deel met knipperen en knippert het licht
slechts eenmaal in het nieuwe deel dat is ge-
selecteerd.
● Het knipperlicht werkt alleen bij ingescha-
keld contact. De alarmlichten werken ook
wanneer het contact is uitgeschakeld.
● Het grootlicht kan alleen bij ingeschakeld
dimlicht worden aangezet.
● Als een knipperlicht op de aanhanger de-
fect is, gaat het controlelampje (knipperlich-
ten op aanhanger) knipperen op dubbele fre-
quentie dan normaal in de wagen.
● Bij koude of vochtige weersomstandighe-
den kunnen de koplampen, achterlichten en
knipperlichten tijdelijk beslagen zijn aan de
binnenzijde. Dit is een normaal verschijnsel
en heeft totaal geen invloed op de levens-
duur van het verlichtingssysteem van de wa-
gen.
● Als u het rechter- of linkerknipperlicht inge-
schakeld laat en dan het contact uitschakelt,
zal het parkeerlicht niet automatisch worden
geactiveerd.
Grootlichtregeling (Light Assist)
De grootlichtregeling vermijdt automatisch dat
tegenliggers of voertuigen die voorop rijden
verblind worden. Het hulpsysteem detecteert
tevens verlichte zones en schakelt het groot-
licht uit wanneer de wagen er passeert, bijv.
door stedelijke gebieden.
95