De wielbouten moeten schoon zijn en gemak-
kelijk draaien. Contactvlakken tussen wiel en
naaf controleren. Verontreinigingen op deze
vlakken verwijderen alvorens het wiel te plaat-
sen.
Aanhaalmoment van de wielbouten
Het voorgeschreven aanhaalmoment van de
wielbouten voor stalen en lichtmetalen velgen
is 120 Nm. Na het verwisselen van een wiel
dient onmiddellijk het aanhaalmoment met een
goed werkende momentsleutel te worden ge-
controleerd.
Vóór het controleren van het aanhaalmoment
moeten wielbouten die verroest zijn of moeilijk
aangedraaid kunnen worden, worden vervan-
gen en de schroefdraad van de wielnaaf wor-
den schoongemaakt.
Breng geen vet of olie op de wielbouten of op
de schroefdraad van de wielnaaf aan. Hoewel
de bouten met het voorgeschreven aanhaal-
moment zijn aangetrokken, kunnen ze onder het
rijden losdraaien.
Draairichtinggebonden banden
Draairichtinggebonden banden zijn ontworpen
om in één richting te draaien. Bij draairichting-
gebonden banden is de wang van de band met
pijlen gemarkeerd. Houd de aangegeven draai-
richting altijd aan. Hierdoor worden de optimale
rijeigenschappen met betrekking tot aquapla-
ning, grip, geluid en wrijving gegarandeerd.
308
Wielen en banden
Wanneer deze band in tegengestelde draai-
richting wordt gemonteerd, dient u voorzichti-
ger te rijden want de band wordt niet op de
correcte wijze gebruikt. Dit geldt met name
wanneer het wegdek nat is. De band moet
zo snel mogelijk worden vervangen of met de
juiste draairichting worden gemonteerd.
Afsluitende werkzaamheden na het
verwisselen van een wiel
●
Breng de wieldoppen of doppen weer op de
wielbouten aan (naargelang de uitrusting).
●
Het gereedschap op zijn plaats opbergen.
●
Als het vervangen wiel niet past in de ruimte
voor het reservewiel, bewaar het dan op een
veilige manier in de bagageruimte
●
Controleer de spanning van het wiel dat u
hebt gemonteerd zo snel mogelijk.
●
In wagens met bandenspanningsindicatie wij-
zigt u de druk en slaat u hem op
●
Controleer het aantrekmoment van de wiel-
bouten zo snel mogelijk met een momentsleutel
›››
pag.
307. Rijd tot dan uiterst voorzichtig.
●
Vervang het defecte wiel zo snel mogelijk.
Bandenspanningscontrole-
systeem
Bandenspanningsindicator
Afb. 199
Instrumentenpaneel: waarschuwing
›››
pag.
237.
bandenspanningverlies.
Het systeem van de bandenspanningscontrole
vergelijkt de individuele snelheden van elk wiel
›››
pag.
308.
en zo de dynamische straal met behulp van de
sensoren van de ABS.
Een wijziging in de loopcirkeldiameter van een
wiel wordt aangegeven door de bandenspan-
ningsindicator
Wijziging in bandomtrek
De loopcirkelomtrek van een band varieert als:
●
De bandenspanning wordt handmatig gewij-
zigd.
●
De bandenspanning onvoldoende is.
›››
afb.
199.