automatisch aan. Er wordt een afstand tot de
voorligger aangehouden die de bestuurder kan
configureren.
Beschikt mijn wagen over ACC?
Uw wagen beschikt over ACC indien de knop-
pen van de ACC-functie beschikbaar zijn op
›››
het multifunctiestuurwiel
het configuratiemenu aanwezig is in het info-
tainmentsysteem.
Snelheidsbereiken
De ACC regelt bij snelheden tussen 30 en
210 km/u (20 en 130 mpu).
Als uw wagen uitgerust is met automatische
versnellingsbak, kan de ACC deze afremmen
en volledig tot stilstand brengen bij een voertuig
dat stopt.
Heeft uw wagen een schakelbak, dan moet u
letten op de snelheid en de versnelling. De ACC
wordt uitgeschakeld indien de snelheid te laag
is (minder dan 30 km/u) of een te laag of te
hoog toerental wordt bereikt.
Rijden met de ACC
U kunt de regeling van de ACC op ieder mo-
ment annuleren. Indien u remt, wordt de rege-
ling onderbroken. Indien u accelereert, wordt
de regeling tijdens de acceleratie onderbroken
en daarna hervat.
148
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Oproep tot ingreep door bestuurder
De ACC kent een aantal beperkingen die
eigen zijn aan het systeem. Dit betekent
dat de bestuurder onder bepaalde om-
standigheden zelf de snelheid en de af-
stand tot andere voertuigen moet regelen.
In dit geval zal het display van het instru-
mentenpaneel hem aangeven in te grij-
pag.
86, of indien
pen door het rempedaal in te trappen en
klinkt een akoestische waarschuwing.
Radarsensor
De ACC gebruikt de technologie van de voor-
radar. Lees de aanwijzingen inzake het onder-
houd en beperkingen ervan
WAARSCHUWING
De technologie van de ACC kan de door het
systeem bepaalde grenzen noch de natuur-
kundige grenzen overwinnen. Indien het sys-
teem nalatig of onbedoeld gebruikt wordt,
kunnen ongevallen en ernstige letsels ver-
oorzaakt worden. Ondanks het systeem moet
de bestuurder te allen tijde opmerkzaam blij-
ven.
●
Blijf altijd paraat om zelf te accelereren of
remmen!
●
Zodra u het gaspedaal intrapt, stopt de
ACC met werken. Het systeem zal dus niet
remmen of een remingreep vragen.
●
De snelheid en de veiligheidsafstand altijd
aanpassen aan de voorligger afhankelijk van
het zicht, het weer, het wegdek en het ver-
keer.
●
Gebruik de ACC niet bij beperkt zicht of op
steile, bochtige of gladde wegen.
●
De ACC ook niet dwars door het veld of op
onverharde wegen gebruiken.
●
Het systeem reageert niet tijdig op stil-
staande voorwerpen (bijvoorbeeld de staart
van een file). Reageer voldoende op voor-
hand om een gevaarlijke situatie te vermij-
den.
●
Het systeem reageert niet op personen,
dieren of voertuigen die kruisen of naderen
›››
pag.
140.
in tegengestelde richting.
●
Bij het rijden met noodreservewiel wordt
de ACC mogelijk automatisch uitgeschakeld.
Schakel het systeem uit wanneer u begint te
rijden.
●
Indien de ACC de snelheid niet voldoende
vermindert, rem dan de wagen onmiddellijk
af.
●
Rem onmiddellijk wanneer een aanwijzing
van ingreep van de bestuurder wordt ge-
toond op het scherm van het instrumenten-
paneel.
●
Indien de wagen zich onbedoeld blijft ver-
plaatsen na de oproep tot ingreep door de
bestuurder, rem dan de wagen af.