Binnen zijn beperkingen schakelt het automa-
tisch het grootlicht in of uit naargelang de om-
standigheden van de omgeving en het verkeer,
en naargelang de snelheid
Grootlichtregeling inschakelen
●
Schakel het contact in en draai de lichtscha-
kelaar naar stand
.
●
Druk de knipperlicht- en grootlichthendel
vanuit de uitgangsstand naar voren
.
3
Wanneer de grootlichtregeling is ingeschakeld,
gaat het controlelampje
het instrumentenpaneel branden. Wanneer het
grootlicht actief is, gaat het blauwe controle-
lampje
van het grootlicht branden op het
instrumentenpaneel.
Grootlichtregeling uitschakelen
●
Draai de lichtschakelaar naar een andere
stand dan
.
●
OF: trek, indien de grootlichtregeling is inge-
schakeld, de knipperlicht- en grootlichthendel
›››
naar achteren
afb. 72
●
OF: indien de grootlichtregeling is ingescha-
keld maar het grootlicht niet actief is, duwt u
de knipperlicht- en grootlichthendel naar voren
om het grootlicht handmatig in te schakelen.
Trek de knipperlicht- en grootlichthendel naar
achteren om het grootlicht dan handmatig uit
te zetten.
●
OF: schakel het contact uit.
96
Beperkingen van het systeem
In de volgende gevallen moet het grootlicht
handmatig worden uitgeschakeld, omdat de
›››
.
grootlichtregeling dit niet tijdig of helemaal niet
zal doen:
●
Op slecht verlichte wegen met veel reflecte-
rende signalen.
●
Bij weggebruikers met onvoldoende verlich-
ting, bijv. voetgangers of fietsers.
›››
afb. 72
●
Bij gesloten bochten, als tegenliggers ge-
deeltelijk verborgen zijn, op steile hellingen.
●
Op wegen met tegenliggers en een vangrail
op het scherm van
in de middenberm als de bestuurder hier ge-
makkelijk overheen kan kijken (bijvoorbeeld de
bestuurder van een vrachtwagen).
●
Bij mist, sneeuw en hevige regenval.
●
Bij stof- en zandwolken.
●
Als de voorruit beschadigd is in het gezichts-
veld van de camera.
●
Als het gezichtsveld van de camera beslagen,
vuil of bedekt is met een sticker, sneeuw of ijs.
●
Als de camera defect is of de voeding is on-
derbroken.
.
4
Lichten
WAARSCHUWING
Het comfort dat de grootlichtregeling biedt,
betekent niet dat er geen risico's meer zijn.
Ondanks het systeem moet de bestuurder te
allen tijde opmerkzaam blijven.
●
U bent onder alle omstandigheden degene
die het grootlicht bedient en aanpast op de
lichtomstandigheden, zichtbaar en het ver-
keer.
●
Het kan zijn dat de grootlichtregeling niet
altijd alle rijsituaties correct herkent en in
bepaalde omstandigheden slechts beperkt
werkt.
●
Als het gezichtsveld van de camera vuil,
bedekt of beschadigd is, kan dat de werking
van de grootlichtregeling negatief beïnvloe-
den. Dit geldt ook wanneer de verlichtingsin-
stallatie van de wagen wordt gewijzigd door
bijv. extra koplampen te monteren.
LET OP
Om de werking van het systeem niet te beïn-
vloeden, moet het volgende in acht worden
genomen:
●
Reinig het gezichtsveld van de camera re-
gelmatig en houd dit vrij van sneeuw en ijs;
●
Dek het gezichtsveld van de camera niet
af;
●
Controleer of de luchtverdeling bij het ge-
zichtsveld van de camera niet defect is.