2 4 7
R E H A B / T H E TA / P H Y S I O
NL
1 6 . H o e D e R e H a b / T H e T a / P H y s i o T e g e b R u i k e n
b i j s P e c i f i e k e i n D i c a T i e s .
1 6 . 1 1 .4 de s c h o u d e r v an d e h e m i p l e gi e p a ti ë nt
herhaling
Eén van de specifieke problemen die we frequent terugvinden bij de hemiplegiepatiënt, is de subluxatie
van zijn geparalyseerde of paretische schouder.
De atrofie met krachtverlies, die de abductoren van de arm treft (m. deltoideus en m. supraspinatus)
heeft tot gevolg dat de humeruskop onvoldoende steun krijgt. Bovendien veroorzaakt een min of meer
gemarkeerde spasticiteit van de neertrekkende spieren van de schouder (grote borstspier en brede
rugspier) een neerwaartse tractie van de humeruskop, wat de trekkracht, die is veroorzaakt door het
gewicht van de lidmaat, vergroot.
Deze situatie leidt doorgaans tot een verplaatsing van de humeruskop ten opzichte van de cavitas
glenoidalis.
Radiologisch kan men vaststellen dat de as van de anatomisch humerushals niet meer door het centrum
van de cavitas glenoidalis loopt.
Het betreft een inferieure subluxatie.
Die gesubluxeerde schouder veroorzaakt vaak pijn. De pijn kan beperkt blijven rond de schouder, maar
kan ook uitstralen in het bovenste lidmaat naar de hand, door uitrekking van de vertakkingen van de
plexus brachialis. Dat kan gepaard gaan met vasomotorische en trofische stoornissen van de hand, zoals
vermeld bij algoneurodystrophie (complex regionaal pijnsyndroom), en leiden tot het klassieke schouder-
armsyndroom.
Het gebruik van neuromusculaire elektrostimulatie (nmes)
NMES van de abductoren van de arm (m. deltoideus en m. supraspinatus) kan worden gebruikt om atrofie
te voorkomen of te behandelen.
Tevens vermindert NMES de spasticiteit van de m. latissimus dorsi en de m. pectoralis major. Die techniek
is aangewezen ter preventie of behandeling van de subluxatie van de schouder bij hemiplegiepatiënten.
Radiologisch onderzoek toont het bewijs van de verplaatsing van de humeruskop ten opzichte van de
cavitas glenoidalis.
Bovendien kunnen die pijnen in de schouder en de bovenste ledematen, vaak geassocieerd met een
subluxatie, door dat soort behandeling zeer efficiënt worden verminderd. In het geval van uitstralingspijn
in de bovenste ledematen, kan de antalgische behandeling echter worden ondersteund door het gebruik
van TENS (Gate Control), die op het derde en vierde kanaal is geprogrammeerd.
Bij het schouder-armsydroom kan zich naast de schouderpijn, die zelf een neveneffect is van hemiplegie,
een algoneurodystrophie (complex regionaal pijnsyndroom) optreden, die de hand kan aantasten. In dat
geval moet de AND worden behandeld met de programma's en de methode die zijn ontwikkeld in het
hoofdstuk gewijd aan die pathologie (algoneurodystrophie).
1 6 . 1 1 .4 . 1 p r o to co l
De schouder van de hemiplegiepatiënt