2 0 4
R E H A B / T H E TA / P H Y S I O
NL
1 6 . H o e D e R e H a b / T H e T a / P H y s i o T e g e b R u i k e n
b i j s P e c i f i e k e i n D i c a T i e s .
1 6 .6 . 3 pl a at s in g el e k t r o d e n
De volgorde van de stimulatiesequenties vereist dat de nummering van de kanalen wordt gerespecteerd
aangezien de stimulatie van de hamstrings voor die van de quadriceps moet beginnen.
Kanalen 1 en 2 worden gebruikt voor de stimulatie van de hamstrings, en kanalen 3 en 4 voor de stimulatie
van de quadriceps.
Voor elke spiergroep is het vooral belangrijk de onderstaande volgorde van de kanaalnummers te volgen:
Start de 2 kanalen die verbonden zijn met de hamstrings.
Start de 2 kanalen die verbonden zijn met de quadriceps.
Voor elke spiergroep wordt aanbevolen om de kleine elektroden precies op de motorische punten aan te
brengen, zoals aangegeven in de afbeelding, of beter nog, om de motorische punten te zoeken volgens de
instructies voor de indicatie "Een motorisch punt" in deze handleiding.
Voor een optimale doeltreffendheid moet de positieve pool bij voorkeur op het motorisch punt worden
geplaatst.
1 6 .6 .4 ho u d i n g v an d e p a ti ë n t
De eerste sessies, die tot doel hebben de spiertrilling te beëindigen, kunnen worden uitgevoerd met de
onderste lidmaat uitgestrekt en een klein kussen onder de knieholte.
Tijdens de volgende sessies gaat de patiënt zitten met de knie gebogen in een comfortabele hoek. Na een
bevredigende recuperatie van de gewrichtsmobiliteit, wordt de knie idealiter gebogen tussen 60 en 90°.