1 1
R E H A B / T H E TA / P H Y S I O
2 . V e i l i g H e i D s i n f o R m a T i e
Waa r schu wi n g !
- Alleen bevoegd personeel mag de apparaat bedienen. Personeelsleden zijn bevoegd
als ze opgeleid zijn voor het bedienen van het apparaat en deze gebruikershandleiding
gelezen en begrepen hebben.
- Alvorens het therapeutische apparaat te gebruiken, dient de gebruiker te controleren
of het in goede staat verkeert en bedrijfsklaar is. Met name de kabels en aansluitingen
moeten goed worden gecontroleerd op tekenen van beschadiging. Beschadigde
onderdelen moeten direct worden vervangen, vóór gebruik.
- Stop onmiddellijk met de therapie als u twijfels hebt over de apparaatinstellingen en/of
het therapieprotocol.
- Patiënten dienen volledig bij bewustzijn te zijn wanneer ze worden geïnstrueerd over
het gebruik van het therapie-apparaat en gedurende de therapie zelf.
- alleen de verantwoordelijke arts of therapeut maakt de keuze wat betreft de
therapieparameters die worden geprogrammeerd en welke therapieprotocollen
moeten worden gebruikt. Het is ook de arts of therapeut die beslist of het apparaat al
dan niet wordt gebruikt voor de behandeling van een specifieke patiënt.
- De patiënt dient bekend te zijn met de functies van het apparaat zodat ze zelf de
therapie kunnen stoppen, indien dat nodig mocht zijn. patiënten die niet in staat zijn
om de noodstopfunctie in te schakelen zoals paralytische patiënten, mogen nooit
zonder toezicht alleen worden gelaten tijdens een therapiesessie.
- als u bepaalde accessoires wilt gebruiken in combinatie met de apparaat dienen deze
eerst te worden goedgekeurd door de fabrikant. Het gebruik van niet-gespecificeerde
accessoires of afneembare onderdelen kan leiden tot onveilige situaties.
- U dient uiterste voorzichtigheid in acht te nemen in de volgende omstandigheden:
Afhankelijk van het oordeel van de verantwoordelijke arts mag het apparaat alleen
worden toegepast onder toezicht van en met de parameters die zijn opgegeven door
de verantwoordelijke arts. Oefeningen kunnen anders mogelijk te inspannend zijn voor
patiënten met de volgende aandoeningen of condities:
1. hypertensie (> fase 2), ischemische hartziekte en cerebrovasculaire aandoeningen
2. cardiovasculaire aandoeningen
3. zwangere patiënten
4. patiënten jonger dan 16 jaar
- Elektrodes mogen nooit worden aangebracht:
• In de buurt van het hoofd of op de ogen
• In de hals of op de zijkant van de nek (met name sinus carotis)
• Contra-lateraal, d.w.z. gebruik geen twee polen verbonden met hetzelfde kanaal op
tegenoverliggende delen van het lichaam.
• Op of in de buurt van laesies van welke aard dan ook (wonden, oedeem, brandwonden,
irritatie, eczeem, kankerlaesie, enz.)
- Wanneer de persoon zwanger of ongesteld is, plaats dan de elektroden niet direct op de
baarmoeder en bevestig geen elektrodeparen aan weerszijden van de buik om enig risico
voor de moeder en/of het kind te voorkomen.
NL