2 3 4
R E H A B / T H E TA / P H Y S I O
1 6 . H o e D e R e H a b / T H e T a / P H y s i o T e g e b R u i k e n
b i j s P e c i f i e k e i n D i c a T i e s .
1 6 . 1 0 . 3 . 5 s tim u l at i e - en e r g i e
De energie moet eerst worden ingesteld op het derde kanaal (TENS). De energie wordt geleidelijk
verhoogd tot de patiënt duidelijk tintelingen voelt in de lumbale streek.
Vervolgens wordt de intensiteit op de kanalen 1 en 2 (endorphine) ingesteld.
De energie wordt geleidelijk verhoogd, om zo mogelijk zichtbare (of ten minste palpeerbare)
spierschokken te veroorzaken.
Als de toename van de energie niet goed wordt verdragen door de patiënt, wegens het ongemak dat
hierdoor kan worden veroorzaakt, wordt aanbevolen de toename van de intensiteit op de twee eerste
kanalen tijdelijk te stoppen. De energie wordt vervolgens opnieuw verhoogd op het derde kanaal (TENS)
om het gevoel van paresthesieën in de lumbale streek te versterken.
Na een tweetal minuten kan de intensiteit op de eerste twee stimulatiekanalen opnieuw worden
verhoogd om zichtbare spierschokken te verkrijgen.
Het is noodzakelijk de energie op de kanalen 1 en 2 voldoende te verhogen om zichtbare (of ten minste
palpeerbare) spierschokken te verkrijgen. Het zijn inderdaad die spierschokken die rechtstreeks het
aanzienlijke hyperemiërende effect veroorzaken en die dus een garantie zijn voor het welslagen van de
behandeling.
opmer k ing
Wanneer TENS wordt gebruikt in combinatie met een endorphineprogramma (zoals het programma
Lage rugpijn in dit geval) is de functie mi-TENS inactief.
NL