Oplossing:
Toets NC-stop bedienen en met de softkey PROGRAMMA CORRECT. de functie "Correctieblok" selecteren. De
correctiewijzer gaat op het foute blok staan.
Ontbrekende AXIS-parameter in de oproep programmeren.
Voortzetting
Met NC-START of RESET-toets alarm wissen en programma voortzetten.
programma:
12320
[Kanaal %1: ] Blok %2 Parameter %3 is geen variabele
Parameter:
%1 = Kanaalnummer
%2 = Bloknummer, label
%3 = Bron-string
Verklaring:
Aan een REF-parameter werd bij de SP-oproep geen variabele maar een constante of het resultaat van een mathematische
uitdrukking toegewezen, alhoewel alleen variabele-aanduidingen toegelaten zijn.
Voorbeeld:
N10 XYZ (NAME_1, 10, OTTO) of
N10 XYZ (NAME_1, 5 + ANNA, OTTO)
Reactie:
Correctieblok met reorganiseren.
Naadsignalen worden gezet.
Alarmweergave
Oplossing:
Toets NC-stop bedienen en met de softkey PROGRAMMA CORRECT. de functie "Correctieblok" selecteren. De
correctiewijzer gaat op het foute blok staan.
De constante of de mathematische uitdrukking uit het NC-blok verwijderen.
Voortzetting
Met NC-START of RESET-toets alarm wissen en programma voortzetten.
programma:
12330
[Kanaal %1: ] Blok %2 Type van parameter %3 fout
Parameter:
%1 = Kanaalnummer
%2 = Bloknummer, label
%3 = Bron-string
Verklaring:
Bij de oproep van een procedure (een onderprogramma) wordt vastgesteld dat het type van de actuele parameter niet
omvormbaar is in het type van de formele parameter. 2 gevallen zijn denkbaar:
- Call-by-reference-parameters: actuele parameters en formele parameters moeten exact hetzelfde type hebben, bijv.
STRING, STRING.
- Call-by-value-parameters: actuele parameters en formele parameters kunnen in principe verschillende zijn als een
omvorming principieel mogelijk is. In dit geval zijn de types echter principieel niet compatibel, bijv. STRING -> REAL.
Overzicht van de typeconversies:
- van REAL naar: REAL: ja, INT: ja*, BOOL: ja1), CHAR: ja*, STRING: -, AXIS: -, FRAME: -
- van INT naar: REAL: ja, INT: ja, BOOL: ja1), CHAR: indien waarde 0 ...255, STRING: -, AXIS: -, FRAME: -
- van BOOL naar: REAL: ja, INT: ja, BOOL: ja, CHAR: ja, STRING: -, AXIS: -, FRAME: -
- van CHAR naar: REAL: ja, INT: ja, BOOL: ja1), CHAR: ja, STRING: ja, AXIS: -, FRAME: -
- van STRING naar: REAL: -, INT: -, BOOL: ja2), CHAR: alleen indien 1 teken, STRING: ja, AXIS: -, FRAME: -
- van AXIS naar: REAL: -, INT: -, BOOL: -, CHAR: -, STRING: -, AXIS: ja, FRAME: -
- van FRAME naar: REAL: -, INT: -, BOOL: -, CHAR: -, STRING: -, AXIS: -, FRAME: ja
1) Waarde <> 0 stemt overeen met TRUE, waarde ==0 stemt overeen met FALSE.
2) Stringlengte 0 => FALSE, anders TRUE.
*) Bij type-omvorming van REAL op INT wordt bij een gebroken >=0.5 naar boven afgerond, anders naar onder.
Reactie:
Correctieblok met reorganiseren.
Naadsignalen worden gezet.
Alarmweergave
Oplossing:
Toets NC-stop bedienen en met de softkey PROGRAMMA CORRECT. de functie "Correctieblok" selecteren. De
correctiewijzer gaat op het foute blok staan.
De doorgeefparameters van de SP-oproep controleren en in overeenstemming met het gebruik als call-by-value- resp.
call-by-reference-parameter definiëren.
Alarmen
Diagnosehandboek, 01/2015, 6FC5398-8BP40-5JA2
NC-alarmen
141