Download Print deze pagina
Siemens SINUMERIK 840D sl Bedieningshandboek
Verberg thumbnails Zie ook voor SINUMERIK 840D sl:

Advertenties

Draaien


SINUMERIK
SINUMERIK 840D sl/828D
Draaien
Bedieningshandboek
Geldig voor:
CNC-software voor 840D sl/840DE sl
SINUMERIK Operate voor PCU/PC
03/2010
6FC5398-8CP20-1JA0
___________________
Voorwoord
___________________
Inleiding
___________________
Machine instellen
___________________
Handmatig bedrijf
___________________
Werkstuk bewerken
___________________
Bewerking simuleren
___________________
G-code programma maken
___________________
Shop-Turn programma
maken
___________________
Technologische functies
programmeren (cycli)
___________________
Meerkanalenondersteuning
___________________
Gebruikersvariabelen
___________________
Programma teachen
___________________
Werken met B-as
___________________
Gereedschappen beheren
___________________
Programma's beheren
___________________
Drives instellen
___________________
HT 8
___________________
Easy Message (alleen 828D)
___________________
Easy Extend (alleen 828D)
___________________
Serviceplanner (alleen 828D)
___________________
Ladder Viewer en Ladder
add-on (alleen 828D)
Versie
___________________
2.6 SP1
Alarm-, fout- en
2.6 SP1
systeemmeldingen
___________________
Appendix
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
A

Advertenties

loading

Samenvatting van Inhoud voor Siemens SINUMERIK 840D sl

  • Pagina 1 ___________________ Draaien Voorwoord ___________________ Inleiding ___________________ Machine instellen ___________________ Handmatig bedrijf SINUMERIK ___________________ Werkstuk bewerken ___________________ SINUMERIK 840D sl/828D Bewerking simuleren Draaien ___________________ G-code programma maken ___________________ Shop-Turn programma maken Bedieningshandboek ___________________ Technologische functies programmeren (cycli) ___________________ Meerkanalenondersteuning ___________________ Gebruikersvariabelen...
  • Pagina 2 De aanwijzingen in de bijhorende documentatie moeten in acht worden genomen. Waarmerk Alle benamingen die zijn voorzien van het symbool ®, zijn geregistreerde merken van de Siemens AG. De overige benamingen in dit document kunnen merken zijn waarvan het gebruik door derden voor eigen doeleinden de rechten van de eigenaar kan schenden.
  • Pagina 3 De SINUMERIK-documentatie is onderverdeeld in 3 categorieën: ● Algemene documentatie ● Gebruikersdocumentatie ● Fabrikant- / Service-documentatie Onder de link http://www.siemens.com/motioncontrol/docu vindt u meer informatie over de volgende onderwerpen: ● Documentatie bestellen Hier vindt u een up-to-date overzicht van publicaties. ● Documentatie downloaden Links voor het downloaden van bestanden uit Service &...
  • Pagina 4 Europa / Afrika Telefoon +49 180 5050 222 +49 180 5050 223 0,14 €/min. via het vaste telefoonnet in Duitsland, mobiel (in Duitsland) max. 0,42 €/min. Internet http://www.siemens.com/automation/support-request Amerika Telefoon +1 423 262 2522 +1 423 262 2200 E-mail mailto:techsupport.sea@siemens.com...
  • Pagina 5 Azië / Pacific Telefoon +86 1064 719 990 +86 1064 747 474 E-mail mailto:support.asia.automation@siemens.com Opmerking De nationale telefoonnummers voor technische ondersteuning vindt u op internet: http://www.automation.siemens.com/partner Vragen over Bij vragen over de documentatie (suggesties, correcties) kunt u een fax of een e-mail sturen...
  • Pagina 6 Voorwoord Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 7 Inhoudsopgave Voorwoord ..............................3 Inleiding ..............................19 Productoverzicht ..........................19 Fronten bedieningspaneel ......................20 1.2.1 Overzicht ............................20 1.2.2 Toetsen op het bedieningspaneel....................22 Controlepanelen machine ......................28 1.3.1 Overzicht ............................28 1.3.2 Bedieningselementen op het controlepaneel................28 Interface ............................31 1.4.1 Schermindeling ..........................31 1.4.2 Statusweergave ...........................32 1.4.3 Venster reële waarden.........................35 1.4.4 T,F,S-venster ..........................36...
  • Pagina 8 Inhoudsopgave Nulpuntverschuivingen........................ 73 2.7.1 Actieve nulpuntverschuiving weergeven..................74 2.7.2 Nulpuntverschuiving "Overzicht" weergeven ................75 2.7.3 Basisnulpuntverschuiving weergeven en bewerken ..............76 2.7.4 Instelbare nulpuntverschuivingen weergeven en bewerken ............77 2.7.5 Details van de nulpuntverschuivingen weergeven en bewerken ..........78 2.7.6 Nulpuntverschuiving wissen......................
  • Pagina 9 Inhoudsopgave 4.7.2 Programma vanaf zoekdoel verderzetten..................119 4.7.3 Eenvoudig aangeven van het zoekdoel..................119 4.7.4 Onderbrekingspositie als zoekdoel opgeven ................120 4.7.5 Zoekdoel via Zoekweergave invoeren ..................121 4.7.6 Parameters voor blok zoeken in Zoekweergave................122 4.7.7 Bok zoeken modus ........................123 Programma-afloop beïnvloeden....................125 4.8.1 Programmabeïnvloedingen......................125 4.8.2 Blokken overslaan........................127 Overschrijven ..........................129...
  • Pagina 10 Inhoudsopgave 5.10 Simulatie-alarmen weergeven....................168 G-code programma maken ........................169 Grafische programmabesturing ....................169 Programmaweergaves ......................170 Programma-opbouw........................173 Basis............................174 6.4.1 Bewerkingsvlakken ........................174 6.4.2 Actief vlak in cycli en invoervelden ................... 174 6.4.3 Programmeren van gereedschap (T)..................175 G-codeprogramma aanmaken ....................
  • Pagina 11 Inhoudsopgave 7.15 Technologische functies oproepen ....................225 7.15.1 Verdere functies in de invoerschermen ..................225 7.15.2 Controle van cyclusparameters ....................225 7.15.3 Instelgegevens voor technologische functies ................226 7.15.4 Cyclusoproep wijzigen .......................226 7.16 Cyclus voor naderen/verwijderen programmeren..............227 7.17 Meetcyclusondersteuning ......................229 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking....................231 7.18.1 Werkstuktekening ........................232 7.18.2 Programmering ..........................233...
  • Pagina 12 Inhoudsopgave 8.4.2 Rechthoekige kamer (POCKET3)..................... 335 8.4.3 Cirkelkamer (POCKET4)......................339 8.4.4 Rechthoekige tap (CYCLE76)....................344 8.4.5 Cirkeltap (CYCLE77)......................... 347 8.4.6 Meerkant (CYCLE79)........................ 351 8.4.7 Lengtesleuf (SLOT1)......................... 353 8.4.8 Cirkelsleuf (SLOT2)........................357 8.4.9 Open sleuf (CYCLE899) ......................361 8.4.10 Slobgat (LONGHOLE) - alleen bij G-code programma............. 368 8.4.11 Schroefdraadfrezen (CYCLE70) ....................
  • Pagina 13 Inhoudsopgave 8.7.17.4 Parameters tegenspil .........................457 Meerkanalenondersteuning ........................461 Werken met verschillende kanalen....................461 Meerkanalenaanzicht.........................462 9.2.1 Meerkanalenaanzicht in bedieningsbereik "Machine" ...............462 9.2.2 Meerkanalenaanzicht instellen....................465 Meerkanalen-editor ........................467 9.3.1 Meerkanalenprogramma aanmaken..................467 9.3.2 Meerkanaalgegevens invoeren....................468 9.3.3 Meerkanalenprogramma wijzigen ....................470 9.3.3.1 Joblist wijzigen ...........................470 9.3.3.2 G-code meerkanalenprogramma wijzigen .................471 9.3.3.3 ShopTurn-meerkanalenprogramma wijzigen................473 9.3.3.4...
  • Pagina 14 Inhoudsopgave 11.6 Blok selecteren.......................... 516 11.7 Blok wissen ..........................517 11.8 Instellingen voor teachen ......................518 Werken met B-as ........................... 519 12.1 Draaimachines met B-as......................519 12.2 Uitlijning gereedschap bij Draaien .................... 522 12.3 Frezen met B-as........................523 12.4 Zwenken............................ 524 12.5 Verwijderen/naderen .........................
  • Pagina 15 Inhoudsopgave 13.14.6 Multitool laden en ontladen ......................577 13.14.7 Multitool reactiveren........................578 13.14.8 Multitool verplaatsen ........................580 13.14.9 Multitool positioneren .........................581 Programma's beheren ........................... 583 14.1 Overzicht ............................583 14.1.1 NC-geheugen..........................586 14.1.2 Plaatselijke drive ........................586 14.1.3 USB-drives ..........................587 14.2 Programma openen en sluiten....................588 14.3 Programma uitvoeren ........................590 14.4 Directory/programma/joblist/programmalijst genereren.............592...
  • Pagina 16 Inhoudsopgave 16.4 Virtueel toetsenbord ........................633 16.5 Touch Panel ijken........................635 Easy Message (alleen 828D)......................... 637 17.1 Overzicht ........................... 637 17.2 Easy Message activeren ......................639 17.3 Gebruikersprofiel maken / bewerken ..................640 17.4 Gebeurtenissen instellen......................642 17.5 Actieve gebruiker aanmelden en afmelden................644 17.6 SMS-protocollen weergeven .....................
  • Pagina 17 Inhoudsopgave 20.18 PLC-signalen weergeven en bewerken ..................678 20.19 Kruisverwijzingen weergeven ....................679 Alarm-, fout- en systeemmeldingen ....................... 681 21.1 Alarmen weergeven ........................681 21.2 Alarmprotocol weergeven ......................683 21.3 Meldingen weergeven........................684 21.4 PLC- en NC-variabelen......................685 21.4.1 PLC- en NC-variabelen weergeven en bewerken ..............685 21.4.2 Schermen opslaan en laden ......................689 21.4.3...
  • Pagina 18 Inhoudsopgave Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 19 Inleiding Productoverzicht De SINUMERIK-besturing is een CNC-besturing (Computerized Numerical Control) voor bewerkingsmachines (bijvoorbeeld werktuigmachines). Met de CNC-besturing kunt u onder andere volgende basisfuncties uitvoeren op een werktuigmachine: ● Opstellen en aanpassen van deelprogramma's, ● Afwerken van deelprogramma's, ● Manuele besturing, ●...
  • Pagina 20 Inleiding 1.2 Fronten bedieningspaneel Fronten bedieningspaneel 1.2.1 Overzicht Inleiding Op het front bedieningspaneel worden de interfaces van de SINUMERIK Operate weergegeven (beeldscherm) en bediend (bijv. hardkeys en softkeys). Aan de hand van bedieningspaneel OP 010 wordt een voorbeeld van de componenten gegeven die ter beschikking staan voor de bediening van de besturing en van de bewerkingsmachine.
  • Pagina 21 Inleiding 1.2 Fronten bedieningspaneel Status-LED: POWER Status-LED: TEMP (bij activering moet rekening worden gehouden met verhoogde slijtage) Alfablok Numeriek blok Softkeys Blok besturingstoetsen Blok hotkeys Cursorblok USB-interface Menu selectietoets Menu doorschakeltoets Machinebereik-toets Menu terugkeertoets Beeld 1-1 Beeld front bedieningspaneel OP 010 Literatuur Een gedetailleerde beschrijving en een beeld van de andere front-bedieningspanelen die kunnen worden gebruikt vindt u terug in de volgende literatuur:...
  • Pagina 22 Inleiding 1.2 Fronten bedieningspaneel 1.2.2 Toetsen op het bedieningspaneel Voor het bedienen van de besturing en van de bewerkingsmachine staan volgende toetsen en toetscombinaties ter beschikking. Toetsen en toetscombinaties Toets Functie <ALARM CANCEL> Wist alarmen en meldingen die met dit symbool zijn aangegeven.
  • Pagina 23 Inleiding 1.2 Fronten bedieningspaneel Toets Functie <PAGE DOWN> + <CTRL> Positioneert de cursor op de onderste regel van een venster. <Cursor rechts>  In een editveld Opent een directory of programma (bijvoorbeeld cyclus) in de editor.  Bij het navigeren Beweegt de cursor een plaats naar rechts.
  • Pagina 24 Inleiding 1.2 Fronten bedieningspaneel Toets Functie <Cursor naar boven> + <SHIFT> Markeert in de programma-manager en in de programma-editor een samenhangende selectie van directories of programma- records. <Cursor naar beneden>  In een editveld Beweegt de cursor naar beneden.  Bij het navigeren –...
  • Pagina 25 Inleiding 1.2 Fronten bedieningspaneel Toets Functie <BACKSPACE>  In een editveld Wist links van de cursor een gemarkeerd symbool.  Bij het navigeren Wist links van de cursor alle gemarkeerde symbolen. <BACKSPACE> + <CTRL> Wist links van de cursor een gemarkeerd woord. <TAB>...
  • Pagina 26 Inleiding 1.2 Fronten bedieningspaneel Toets Functie <CTRL> + <V> Voegt tekst in die op zich op het klembord bevindt:  Voegt tekst op het klembord op de huidige cursorpositie in.  Voegt tekst op het klembord in op de plaats van een gemarkeerde tekst.
  • Pagina 27 Inleiding 1.2 Fronten bedieningspaneel Toets Functie <INPUT>  Sluit de invoer van een waarde in een invoerveld af.  Opent een directory of een programma. <ALARM> - enkel OP 010 en OP 010C Roept bedieningsbereik "Diagnose" op. <PROGRAM> - enkel OP 010 en OP 010C Roept bedieningsbereik "Programma-manager"...
  • Pagina 28 Controlepanelen machine 1.3.1 Overzicht De werktuigmachine kan met een controlepaneel van Siemens of met een specifiek controlepaneel van de machinefabrikant zijn uitgerust. Aan het controlepaneel worden bewegingen van de werktuigmachine geactiveerd, zoals het verplaatsen van assen of de bewerking van een werkstuk starten.
  • Pagina 29 Inleiding 1.3 Controlepanelen machine Machinefabrikant Lees de informatie van de machinefabrikant wanneer u meer wilt weten over de gevolgen van het indrukken van de noodstopknop. Montageslots voor besturingsunits (d = 16 mm) RESET De afloop van het huidige programma afbreken. ...
  • Pagina 30 Inleiding 1.3 Controlepanelen machine Machinefabrikant De grootte van de incrementeelwaarde is afhankelijk van een machinedatum. Klantspecifieke toetsen T1 tot T15 Verplaatsingsassen met ijlgangoverlapping en coördinatenomschakeling Astoetsen As selecteren. Richtingstoetsen De verplaatsingsrichting selecteren. <RAPID> Een as in ijlgang verplaatsen bij ingedrukte richtingstoets. <WCS MCS>...
  • Pagina 31 Inleiding 1.4 Interface Interface 1.4.1 Schermindeling Overzicht Actief bedieningsbereik; actieve bedrijfsmodus Alarm-/waarschuwingsbalk Programmanaam Toestand kanaal en programmabeïnvloeding Kanaalbedrijfsmeldingen Positieweergave van de assen in het venster met de reële waarden Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 32 Inleiding 1.4 Interface Weergave van actief gereedschap T  actieve voeding F  actieve spil met actuele toestand (S)  spilbelasting in procent  Werkvenster met weergave programmablok Weergave actieve G-functies , alle G-functies , H-functies en invoervenster voor verschillende functies (bijvoorbeeld blokken overslaan , programmabeïnvloeding ) Dialoogbalk voor de weergave van extra gebruikersinstructies Horizontale softkeybalk...
  • Pagina 33 Inleiding 1.4 Interface Weergave Betekenis Bedieningsbereik "Programma-manager" Bedieningsbereik "Diagnose" Bedieningsbereik "Inbedrijfstelling" Actieve bedrijfsmodus of subbedrijfsmodus Bedrijfsmodus "JOG" Bedrijfsmodus "MDA" Bedrijfsmodus "AUTO" Subbedrijfsmodus "TEACH In" Subbedrijfsmodus "REPOS" Subbedrijfsmodus "REF POINT" Alarmen en meldingen Alarmweergave De alarmnummers worden in witte tekst op een rode achtergrond weergegeven.
  • Pagina 34 Inleiding 1.4 Interface Tweede regel Weergave Betekenis Programmapad en programmanaam De vermeldingen op de tweede regel kunnen worden geconfigureerd. Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Derde regel Weergave Betekenis Weergave van de kanaaltoestand. Wanneer op de machine meerdere kanalen aanwezig zijn, dan wordt ook de kanaalnaam weergegeven.
  • Pagina 35 Inleiding 1.4 Interface 1.4.3 Venster reële waarden Hier worden de reële waarden en de posities van de assen weergegeven. WKS/MKS De weergegeven coördinaten verwijzen naar het machine- of het werkstukcoördinatensysteem. Bij het machinecoördinatensysteem (MKS) wordt, in tegenstelling tot het werkstukcoördinatensysteem (WKS), geen rekening gehouden met nulpuntverschuivingen.
  • Pagina 36 Inleiding 1.4 Interface Weergave Betekenis Repos-verschuiving Het wegverschil bij de verplaatsing van de assen in manueel bedrijf wordt weergegeven. Deze informatie wordt enkel weergegeven wanneer u zich in subbedrijfsmodus "Repos" bevindt. Voetregel Weergave van de actieve nulpuntverschuivingen en transformaties. In de uitvoering op volledig scherm worden ook de T,F,S-waarden weergegeven.
  • Pagina 37 Inleiding 1.4 Interface Voedingsgegevens Weergave Betekenis Voedingsblokkering Reële waarde voeding Wanneer meerdere assen worden verplaatst, wordt het volgende weergegeven: in bedrijfsmodus "JOG": asvoeding van de bewegende as  in bedrijfsmodus "MDA" en "AUTO": geprogrammeerde asvoeding  IJlgang G0 is actief 0.000 Geen voeding actief Override...
  • Pagina 38 Inleiding 1.4 Interface 1.4.5 Weergave huidig blok In het venster met de weergave van het huidig blok worden de programmablokken weergegeven die op dat ogenblik in afloop zijn. Weergeven van het huidige programma Terwijl het programma loopt, ziet u de volgende informatie: ●...
  • Pagina 39 Inleiding 1.4 Interface 1.4.6 Bediening via softkeys en toetsen Bedieningsbereiken / Bedrijfsmodi De interface bestaat uit verschillende vensters waarin telkens 8 horizontale en 8 verticale softkeys aanwezig zijn. De softkeys kunt u bedienen via de toetsen die zich naast de softkeys bevinden. Door middel van de softkeys kunt u telkens een nieuw venster activeren of functies uitvoeren.
  • Pagina 40 Inleiding 1.4 Interface Met de softkey "<<" keert u terug naar de vorige verticale softkeybalk. Met de softkey "Terug" sluit u een geopend venster. Met de softkey "Afbreken" verlaat u een venster zonder dat de ingevoerde waarden worden overgenomen. U keert terug naar het hogere venster. Wanneer u alle vereiste parameters correct in het parameterveld heeft ingevoerd kunt u het venster sluiten met de softkey "Overnemen";...
  • Pagina 41 Inleiding 1.4 Interface Procedure Druk op de toets <SELECT> tot de gewenste instelling of eenheid is geselecteerd. De toets <SELECT> is enkel actief wanneer er verschillende selectiemogelijkheden zijn. - OF - Druk op de toets <INSERT>. De selectiemogelijkheden worden in een lijst weergegeven. Met de toetsen <Cursor naar beneden>...
  • Pagina 42 Inleiding 1.4 Interface Met de toetsen <BACKSPACE> en <DEL> kunt u afzonderlijke tekens wissen. + <*> Met de toetsen <SHIFT> + <*> kunt u het vermenigvuldigingsteken invoeren. + </> Met de toetsen <SHIFT> + </> kunt u het deelteken invoeren. Met de toetsen <SHIFT>...
  • Pagina 43 Inleiding 1.4 Interface 1.4.8 Rekenmachine Met de rekenmachine kunt u eenvoudig parameterwaarden berekenen tijdens het programmeren. Wanneer bijvoorbeeld de diameter van een werkstuk op de werkstuktekening enkel onrechtstreeks wordt vermeld (m.a.w. de diameter moet uit verschillende andere afmetingen worden berekend) kunt u de berekening van de diameter rechtstreeks in het invoerveld van deze parameter uitvoeren.
  • Pagina 44 Inleiding 1.4 Interface Druk op de softkey "Berekenen". - OF - Druk op de toets <INPUT>. De waarde wordt berekend en weergegeven in het invoerveld van de rekenmachine. Druk op de softkey "Overnemen". De berekende waarde wordt overgenomen en weergegeven in het invoerveld van het venster.
  • Pagina 45 Inleiding 1.4 Interface 1.4.10 Touch-bediening Wanneer u beschikt over een bedieningspaneel met touchscreen heeft u de mogelijkheid volgende functies via de touch-bediening uit te voeren: Omschakelen van bedieningsbereik Door touch-bediening van het weergavesymbool voor het actieve bedieningsbereik in de statusweergave verschijnt het bedieningsbereikmenu. Kanaalomschakeling Door touch-bediening van de kanaalweergave in de statusweergave schakelt u over naar het volgende kanaal.
  • Pagina 46 Inleiding 1.4 Interface 1.4.12 Aziatische tekens invoeren U heeft de mogelijkheid om Aziatische tekens in te voeren. Opmerking Oproepen invoereditor met <Alt + S> De invoereditor kan enkel worden opgeroepen wanneer de invoer van Aziatische tekens toegelaten is. Tekens worden geselecteerd door het fonetisch schrift Pinyin te gebruiken, waarmee het mogelijk is om Chinese karakters uit te drukken door Latijnse lettertekens samen te plaatsen.
  • Pagina 47 Inleiding 1.4 Interface Procedure Karakters wijzigen Open het venster, plaats de cursor in het invoerveld en druk op de toetsen <Alt + S>. De editor verschijnt op het scherm. Voer de gewenste klank in. Druk op de toets <Cursor naar beneden> om naar het woordenboek te gaan.
  • Pagina 48 ● Gereedschapscorrecties ● Nulpuntverschuivingen ● Settinggegevens ● Programma opstellen / Programmacorrectie Literatuur Meer informatie vindt u in de volgende literatuur: Handboek voor inbedrijfstelling SINUMERIK Operate (IM9) / SINUMERIK 840D sl Softkeys Bedieningsbereik Machine Beveiligingsniveau Eindgebruiker (beveiligingsniveau 3) Bedieningsbereik Parameters...
  • Pagina 49 Inleiding 1.4 Interface Bedieningsbereik Diagnose Beveiligingsniveau Fabrikant (beveiligingsniveau 1) Eindgebruiker (beveiligingsniveau 3) Service (beveiligingsniveau 2) Bedieningsbereik Inbedrijfstelling Beveiligingsniveaus Eindgebruiker (beveiligingsniveau 3) Sleutelschakelaar 3 (beveiligingsniveau 4) Sleutelschakelaar 3 (beveiligingsniveau 4) Sleutelschakelaar 3 (beveiligingsniveau 4) Sleutelschakelaar 3 (beveiligingsniveau 4) Service (beveiligingsniveau 2) Eindgebruiker (beveiligingsniveau 3) Eindgebruiker...
  • Pagina 50 Inleiding 1.4 Interface 1.4.14 Online-hulp in SINUMERIK Operate In de besturing is een omvangrijke contextafhankelijke online-hulp geïntegreerd. ● Van elk venster wordt een korte beschrijving gegeven en eventueel stap-voor-stap instructies voor bedieningsprocedures ● In de editor is voor elke ingevoerde G-code gedetailleerde hulp beschikbaar. Bovendien heeft u de mogelijkheid om alle G-functies te zien en een geselecteerd commando rechtstreeks uit de hulpfunctie in de editor over te nemen.
  • Pagina 51 Inleiding 1.4 Interface Een thema in de inhoudsopgave oproepen Druk op de softkey "Inhoudsopgave". Afhankelijk van de technologie waar u zich bevindt, wordt nu de handleiding "Bedienen frezen", "Bedienen draaien" of "Bedienen universeel" en de programmeerhandleiding "Programmeren" getoond. Selecteer de gewenste handleiding met de toetsen <Cursor naar beneden>...
  • Pagina 52 Inleiding 1.4 Interface Weergeven van alarmbeschrijvingen en machinegegevens Wanneer in de vensters "Alarmen", "Meldingen" of "Alarmprotocol" meldingen of alarmen actief zijn, dan moet u de cursor op de bewuste vermelding plaatsen en op de toets <HELP> of de toets <F12> drukken. De bijbehorende alarmbeschrijving wordt weergegeven.
  • Pagina 53 Machine instellen In- en uitschakelen Opstarten Na het opstarten wordt het basisscherm geopend, afhankelijk van de door de machinefabrikant vooraf ingestelde bedrijfsmodus. Normaal gezien is dit het basisscherm van de subbedrijfsmodus "REF POINT". Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 54 Machine instellen 2.2 Referentiepunt aanlopen Referentiepunt aanlopen 2.2.1 Assen naar referentiepunt verplaatsen Uw werktuigmachine kan uitgerust zijn met een absoluut of een incrementeel wegmeetsysteem. Een as met incrementeel wegmeetsysteem moet na het inschakelen naar een referentiepunt worden verplaatst; een absolute as niet. Bij een incrementeel wegmeetsysteem moeten alle machineassen daarom eerst naar een referentiepunt worden verplaatst waarvan de coördinaten m.b.t.
  • Pagina 55 Machine instellen 2.2 Referentiepunt aanlopen Procedure Druk op de toets <JOG>. Druk op de toets <REF. POINT>. Selecteer de as die u gaat verplaatsen. Druk op de toets <-> of <+>. De geselecteerde as beweegt zich naar het referentiepunt. Wanneer u op de verkeerde richtingtoets heeft gedrukt, wordt het commando niet geaccepteerd.
  • Pagina 56 Machine instellen 2.2 Referentiepunt aanlopen 2.2.2 Bevestiging gebruiker Wanneer u aan de machine Safety Integrated (SI) gebruikt, moet u bij het verplaatsen van een as naar het referentiepunt bevestigen dat de weergegeven huidige positie van de as overeenstemt met de reële positie aan de machine. Deze bevestiging is daarna een voorwaarde voor verdere functies van Safety Integrated.
  • Pagina 57 Machine instellen 2.3 Bedrijfsmodi en bedrijfsmodigroepen Bedrijfsmodi en bedrijfsmodigroepen 2.3.1 Algemeen De machine kan werken in drie verschillende bedrijfsmodi. Bedrijfsmodus "JOG" Bedrijfsmodus "JOG" is voorzien voor de volgende handelingen: ● Assen naar hun referentiepunt verplaatsen; m.a.w. de machineas wordt gereferentieerd ●...
  • Pagina 58 Machine instellen 2.3 Bedrijfsmodi en bedrijfsmodigroepen "Repos" selecteren Druk op de toets <REPOS>. Bedrijfsmodus "MDA" (Manual Data Automatic). In bedrijfsmodus "MDA" kunt u G-code commando's in blokken invoeren en laten uitvoeren, om de machine in te stellen of afzonderlijke handelingen te laten uitvoeren. "MDA"...
  • Pagina 59 Machine instellen 2.3 Bedrijfsmodi en bedrijfsmodigroepen 2.3.2 Bedrijfsmodusgroepen en kanalen Elk kanaal kan worden beschouwd als een zelfstandige NC. Per kanaal kan er maximaal één deelprogramma worden uitgevoerd. ● Besturing met 1 kanaal Er is één bedrijfsmodusgroep. ● Besturing met verschillende kanalen Kanalen kunnen in verschillende bedrijfsmodusgroepen samengevat worden.
  • Pagina 60 Door een andere softkey in te drukken kan op een ander kanaal worden omgeschakeld. Literatuur Handboek voor inbedrijfstelling SINUMERIK Operate (IM9) / SINUMERIK 840D sl Kanaalomschakeling via touch-bediening Bij HT 8 en bij het gebruik van het bedieningspaneel met touchscreen heeft u de mogelijkheid om in de statusweergave via touch-bediening van de kanaalweergave op het volgende kanaal over te schakelen.
  • Pagina 61 Machine instellen 2.4 Instellingen voor de machine Instellingen voor de machine 2.4.1 Coördinatensysteem (MKS/WKS) omschakelen De coördinaten in de weergave met reële waarden verwijzen naar het machine- of het werkstukcoördinatensysteem. Standaard is voor de weergave met reële waarden het werkstukcoördinatensysteem ingesteld.
  • Pagina 62 Machine instellen 2.4 Instellingen voor de machine 2.4.2 Meeteenheid omschakelen Als meeteenheid voor de machine kunt u millimeter of inch instellen. Het omschakelen van de meeteenheid gebeurt telkens voor de volledige machine. Alle noodzakelijke afmetingen worden daardoor automatisch omgezet in de nieuwe meeteenheid, bijv.: ●...
  • Pagina 63 Machine instellen 2.4 Instellingen voor de machine 2.4.3 Nulpuntverschuiving instellen U heeft de mogelijkheid om voor afzonderlijke assen een nieuwe positiewaarde in de weergave met reële waarden in te voeren wanneer een instelbare nulpuntverschuiving actief Het verschil tussen de positiewaarde in het machinecoördinatensysteem MCS en de nieuwe positiewaarde in het werkstukcoördinatensysteem WCS wordt permanent opgeslagen in de nulpuntverschuiving (bijv.
  • Pagina 64 Machine instellen 2.4 Instellingen voor de machine Reële waarde opnieuw resetten Druk op de softkey "actieve NPV wissen". De verschuiving wordt permanent gewist. LET OP Actieve nulpuntverschuiving irreversibel De nulpuntverschuiving die op dit moment actief is, wordt door deze actie onherroepelijk gewist.
  • Pagina 65 Machine instellen 2.5 Gereedschap meten Gereedschap meten Bij de uitvoering van een deelprogramma moet rekening worden gehouden met de geometrie van het gereedschap dat voor het bewerken wordt gebruikt. Die wordt als gereedschapscorrectiegegevens in de gereedschapslijst opgeslagen. Telkens het gereedschap wordt opgeroepen, houdt de besturing rekening met de gereedschapscorrectiegegevens.
  • Pagina 66 Machine instellen 2.5 Gereedschap meten Procedure Selecteer in bedieningsbereik "Machine" de bedrijfsmodus "JOG". Druk op de softkey "Ger. meten". Druk op de softkey "Manueel". Druk op de softkey "Gereedschap selecteren". Het venster "Gereedschapselectie" wordt geopend. Selecteer het gereedschap dat u wilt meten. De lengte van de snijkant en de radius of diameter van het gereedschap moeten al in de gereedschapslijst zijn ingevoerd.
  • Pagina 67 Documentatie Gedetailleerde informatie over oriënteerbare gereedschapsdragers vindt u in de volgende documentatie: Handboek voor inbedrijfstelling SINUMERIK Operate / SINUMERIK 840D sl Uit de bekende positie van het referentiepunt van de gereedschapsdrager en de meettaster worden dan de gereedschapscorrectiegegevens berekend. Voor het automatisch meten van gereedschap kunnen de desbetreffende vensters aan meetopdrachten worden aangepast.
  • Pagina 68 Machine instellen 2.5 Gereedschap meten Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Procedure Vervang het gereedschap dat u wilt meten. Wanneer het gereedschap m.b.v. een oriënteerbare gereedschapsdrager moet worden gemeten, dan moet het gereedschap op die positie zo worden uitgelijnd zoals het daarna moet worden gemeten.
  • Pagina 69 Machine instellen 2.5 Gereedschap meten 2.5.3 Gereedschapsmeettaster afijken Om gereedschap automatisch te kunnen meten, moet u vooraf de positie van de gereedschapsmeettaster in de machineruimte met betrekking tot het machinenulpunt bepalen. Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Verloop Gebruik voor het afijken van de gereedschapsmeettaster kalibreergereedschap waarmee u de meettaster in alle vereiste richtingen (+X, -X, +Z, -Z) kunt aftasten.
  • Pagina 70 Machine instellen 2.5 Gereedschap meten Druk op de toets <CYCLE START>. De afijkingsprocedure wordt gestart, d.w.z. het kalibreergereedschap wordt automatisch met meetvoeding naar de taster verplaatst en daarna weer verwijderd. De positie van de gereedschapsmeettaster wordt bepaald en in een intern gegevensbereik opgeslagen. Herhaal de procedure voor het andere punt van de gereedschapsmeettaster.
  • Pagina 71 Machine instellen 2.6 Werkstuknulpunt meten Werkstuknulpunt meten Het referentiepunt bij de programmering van een werkstuk is steeds het werkstuknulpunt. Om dit nulpunt te bepalen, meet u de lengte van het werkstuk en slaat u de positie van het cilinder-kopvlak in Z-richting in een nulpuntverschuiving op. De positie wordt in ruwe verschuiving opgeslagen en aanwezige waarden in de fijne verschuiving worden gewist.
  • Pagina 72 Machine instellen 2.6 Werkstuknulpunt meten Procedure Selecteer in bedieningsbereik "Machine" de bedrijfsmodus "JOG". Druk op de softkey "Nulp. Werkst". Het venster "Kant instellen" wordt geopend. Selecteer "Alleen meten" wanneer u de gemeten waarden alleen wilt weergeven. - OF - Selecteer de gewenste nulpuntverschuiving waarin het nulpunt moet worden opgeslagen (bijv.
  • Pagina 73 Machine instellen 2.7 Nulpuntverschuivingen Nulpuntverschuivingen De weergave van de reële waarden van de ascoördinaten heeft na het instellen van het referentiepunt betrekking op het machinenulpunt (M) van het machinecoördinatensysteem (MKS). Het programma voor het bewerken van het werkstuk daarentegen heeft betrekking op het werkstuknulpunt (W) van het werkstukcoördinatensysteem (WKS).
  • Pagina 74 Machine instellen 2.7 Nulpuntverschuivingen Opmerking Fijne verschuiving uitschakelen U heeft de mogelijkheid om via machinedatum $MN_MM_FRAM_FINE_TRANS de fijne verschuiving uit te schakelen. Zie ook Venster reële waarden (Pagina 35) 2.7.1 Actieve nulpuntverschuiving weergeven In het venster "nulpuntverschuiving - actief" worden volgende nulpuntverschuivingen weergegeven: ●...
  • Pagina 75 Machine instellen 2.7 Nulpuntverschuivingen 2.7.2 Nulpuntverschuiving "Overzicht" weergeven In het venster "Nulpuntverschuiving - Overzicht" worden voor alle ingestelde assen de actieve verschuivingen of systeemverschuivingen weergegeven. Naast de verschuiving (ruw en fijn) wordt ook de draaiing, schaalverdeling en spiegeling weergegeven die op basis daarvan wordt bepaald. Normaal gezien kan dit venster alleen worden gelezen ('read-only').
  • Pagina 76 Machine instellen 2.7 Nulpuntverschuivingen 2.7.3 Basisnulpuntverschuiving weergeven en bewerken In het venster "nulpuntverschuiving - basis" worden voor alle ingestelde assen de gedefinieerde kanaalspecifieke en globale basisverschuivingen (onderverdeeld in ruwe en fijne verschuiving) weergegeven. Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Parameters".
  • Pagina 77 Machine instellen 2.7 Nulpuntverschuivingen 2.7.4 Instelbare nulpuntverschuivingen weergeven en bewerken In het venster "Nulpuntverschuiving - G54..G599" worden alle instelbare verschuivingen (onderverdeeld in ruwe en fijne verschuiving) weergegeven. Draaiingen, schaalverdeling en spiegeling worden weergegeven. Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Parameters". Druk op de softkey "Nulp. versch.". Druk op de softkey "G54...G599".
  • Pagina 78 Machine instellen 2.7 Nulpuntverschuivingen 2.7.5 Details van de nulpuntverschuivingen weergeven en bewerken Voor elke nulpuntverschuiving kunt u voor alle assen alle gegevens weergeven en bewerken. Bovendien kunt u ook nulpuntverschuivingen wissen. Voor elke as worden waarden voor de volgende gegevens weergegeven: ●...
  • Pagina 79 Machine instellen 2.7 Nulpuntverschuivingen Druk op de softkey "NPV +" of "NPV -" om binnen het geselecteerde bereik ("Actief", "Basis", "G54...G599") rechtstreeks de volgende of vorige nulpuntverschuiving te selecteren, zonder eerst naar het overzichtsvenster te moeten overschakelen. Wanneer het einde van het bereik (bijv. G599) werd bereikt, wordt overgeschakeld naar het begin van het bereik (bijv.
  • Pagina 80 Machine instellen 2.7 Nulpuntverschuivingen 2.7.7 Werkstuknulpunt meten Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Parameters" en druk op de softkey "Nulp. versch.". Druk op de softkey "G54...G599" en selecteer de nulpuntverschuiving waarin het nulpunt moet worden opgeslagen. Druk op de softkey "Nulpunt werkstuk". U gaat naar de bedrijfsmodus "JOG"...
  • Pagina 81 Machine instellen 2.8 As- en spilgegevens bewaken As- en spilgegevens bewaken 2.8.1 Werkveldbegrenzing vastleggen Met de functie "werkveldbegrenzing" kunt u het werkveld waarbinnen een gereedschap moet worden verplaatst, in alle kanaalassen begrenzen. Op deze manier kunt u in de werkruimte veiligheidszones instellen die voor gereedschapsbewegingen geblokkeerd zijn.
  • Pagina 82 Machine instellen 2.8 As- en spilgegevens bewaken 2.8.2 Spilgegevens wijzigen In het venster "Spillen" worden de ingestelde toerentalgrenzen voor de spillen weergegeven; waarden boven of onder deze grenzen zijn niet toegestaan. U heeft de mogelijkheid om de spiltoerentallen in de velden "Minimum" en "Maximum" binnen de in de desbetreffende machinegegevens vastgelegde grenswaarden te beperken.
  • Pagina 83 Machine instellen 2.8 As- en spilgegevens bewaken 2.8.3 Gegevens spilspankop In het venster "Spilspankopgegevens" kunt u de afmetingen van de spankop van de spillen op uw machine opslaan. Manueel gereedschap meten Wanneer u bij het manueel meten van het gereedschap de spankop van de hoofd- of tegenspil als referentiepunt gebruikt, voer dan de afmetingen van de spankop ZC in: Hoofdspil Meten hoofdspil...
  • Pagina 84 Machine instellen 2.8 As- en spilgegevens bewaken Losse kop Meten losse kop De lengte van de losse kop (ZR) en de diameter van de losse kop (XR) van het spilbeeld zijn nodig voor de weergave van de losse kop in de simulatie. Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Parameters".
  • Pagina 85 Machine instellen 2.9 Setting-gegevenslijsten weergeven Setting-gegevenslijsten weergeven U heeft de mogelijkheid om lijsten met geconfigureerde setting-gegevens weer te geven. Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Parameters". Druk de softkeys "Setting-gegevens" en "Gegevenslijsten" in. Het venster "Setting-gegevenslijsten" wordt geopend. Druk op de softkey "Gegevenslijst selecteren"...
  • Pagina 86 Machine instellen 2.10 Handwiel toewijzen 2.10 Handwiel toewijzen Via handwielen kunnen assen in het machinecoördinatensysteem (MKS) of in het werkstukcoördinatensysteem (WKS) worden verplaatst. Software-optie Voor de handwielverschuiving is de optie "Uitgebreide bedieningsfuncties" nodig (enkel voor 828D). Voor het toewijzen van handwielen worden alle assen in deze volgorde getoond: ●...
  • Pagina 87 Machine instellen 2.10 Handwiel toewijzen Druk op de overeenkomstige softkey om de gewenste as te selecteren (bijv. "X"). - OF Open het selectieveld "As" m.b.v. de toets <INSERT>, ga naar de gewenste as en druk op de toets <INPUT>. Door een as te selecteren wordt ook het handwiel geactiveerd (bijv. "X" is aan handwiel nr.
  • Pagina 88 Machine instellen 2.11 MDA 2.11 In bedrijfsmodus "MDA" (Manual Data Automatic) kunt u voor het instellen van de machine G-Code commando's in blokken invoeren en die onmiddellijk laten uitvoeren. U heeft de mogelijkheid om een MDA-programma rechtstreeks uit de programma-manager in het MDA-geheugen te laden of een in het MDA-werkvenster opgesteld of gewijzigd programma in de programma-manager in een directory naar keuze op te slaan.
  • Pagina 89 Machine instellen 2.11 MDA 2.11.2 MDA-programma opslaan Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Machine". Druk op de toets <MDA>. De MDA-editor wordt geopend. Maak het MDA-programma door commando's als G-code in te voeren op het bedieningstoetsenbord. Druk op de softkey "MDA opsl.". Het venster "Opslaan uit MDA: geheugenlocatie selecteren"...
  • Pagina 90 Machine instellen 2.11 MDA 2.11.3 MDA-programma uitvoeren Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Machine". Druk op de toets <MDA>. De MDA-editor wordt geopend. Voer de gewenste commando's in als G-code op het bedieningstoetsenbord. Druk op de toets <CYCLE START>. De besturing voert de ingevoerde blokken uit. Bij het uitvoeren van de G-code commando's kunt u de afloop als volgt beïnvloeden: ●...
  • Pagina 91 Handmatig bedrijf Algemeen De bedrijfsmodus "JOG" moet steeds worden gebruikt wanneer u de machine instelt voor het uitvoeren van een programma of wanneer u eenvoudige verplaatsingen aan de machine wilt uitvoeren: ● Synchroniseren van het meetsysteem van de besturing met de machine (bewegen naar het referentiepunt) ●...
  • Pagina 92 Handmatig bedrijf 3.2 Gereedschap en spil selecteren Weergave Betekenis Invoeren van het gereedschap (naam of plaatsnummer) Via de softkey "Gereedschap selecteren" heeft u de mogelijkheid om een gereedschap uit de gereedschapslijst te selecteren. Snijkantnummer van het gereedschap (1 - 9) Spil Spilselectie, wordt aangegeven met spilnummer Spil M-functie...
  • Pagina 93 Handmatig bedrijf 3.2 Gereedschap en spil selecteren 3.2.2 Gereedschap selecteren Procedure Selecteer bedrijfsmodus "JOG". Druk op de softkey "T,S,M". Voer in het invoerveld de naam of het nummer van het gereedschap T - OF - Druk op de softkey "Gereedschap" om de gereedschapslijst te openen, plaats de cursor op het gewenste gereedschap en druk op de softkey "In manueel".
  • Pagina 94 Handmatig bedrijf 3.2 Gereedschap en spil selecteren 3.2.3 Spil manueel doen starten of stoppen Procedure Druk in bedrijfsmodus "JOG" op de softkey "T,S,M". Selecteer de gewenste spil (bijv. S 1) en voer in het rechter invoerveld het gewenste spiltoerental of de gewenste snijsnelheid in. Voer de transmissietrap in wanneer de machine over een transmissie voor de spil beschikt.
  • Pagina 95 Handmatig bedrijf 3.2 Gereedschap en spil selecteren 3.2.4 Spil positioneren Procedure Druk in bedrijfsmodus "JOG" op de softkey "T,S,M". Selecteer in het veld "Spil M-functie" de instelling "Stop-pos.". Het invoerveld "Stop-pos." verschijnt. Voer de gewenste spil-stoppositie in. De spilpositie wordt in graden weergegeven. Druk op de toets <CYCLE START>.
  • Pagina 96 Handmatig bedrijf 3.3 Assen verplaatsen Assen verplaatsen De assen kunnen in manueel bedrijf via de increment- of astoetsen of de handwielen worden verplaatst. Bij het verplaatsen d.m.v. het toetsenbord wordt de geselecteerde as verplaatst in de geprogrammeerde instelvoeding, bij incrementeel bewegen met een vastgelegde staplengte. Instelvoeding instellen In het venster "Instellingen voor manueel bedrijf"...
  • Pagina 97 Handmatig bedrijf 3.3 Assen verplaatsen Opmerking Na het inschakelen van de besturing kunnen assen tot in het grensbereik van de machine worden verplaatst, omdat de assen nog niet naar hun referentiepunten zijn verplaatst. Het is daarom mogelijk dat noodeindschakelaars worden geactiveerd. De software-eindschakelaars en de werkveldbegrenzing zijn nog niet actief! De voedingvrijgave moet zijn ingesteld.
  • Pagina 98 Handmatig bedrijf 3.4 Assen positioneren Assen positioneren In manueel bedrijf kunt u assen naar bepaalde posities verplaatsen om eenvoudige bewerkingsaflopen te realiseren. Tijdens het verplaatsen is de voedings-/ijlgangoverride actief. Procedure Selecteer indien nodig een gereedschap. Selecteer bedrijfsmodus "JOG". Druk op de softkey "Positie". Voer de doelpositie of de doelhoek in voor de as(sen) die u wilt verplaatsen.
  • Pagina 99 Handmatig bedrijf 3.5 Werkstuk eenvoudig verspanen Werkstuk eenvoudig verspanen Sommige basismaterialen hebben geen glad of vlak oppervlak. U kunt de verspaancyclus gebruiken om bijv. het kopvlak van het werkstuk voor de eigenlijke bewerking vlak te draaien. Wanneer u met de verspaancyclus een spankop wilt kotteren, dan kunt u in de hoek een ondersnijding (XF2) programmeren.
  • Pagina 100 Handmatig bedrijf 3.5 Werkstuk eenvoudig verspanen Parameters Beschrijving Eenheid Gereedschapsnaam Snijkantnummer Voeding mm/omw. S / V Spiltoerental of constante snijsnelheid Omw/min m/min ∇ (voorbewerken) Bewerking  ∇∇∇ (nabewerken)  Positie Positie van de bewerking dwars Bewerkings-  lengterichting  richting Referentiepunt ∅...
  • Pagina 101 Handmatig bedrijf 3.6 Schroefdraad synchroniseren Schroefdraad synchroniseren Wanneer u een schroefdraad wilt nabewerken, kan het nodig zijn om de spil op de aanwezige schroefdraadspoed te synchroniseren. Dit is nodig omdat het opnieuw opspannen van het basismateriaal kan leiden tot een haakse verplaatsing in de schroefdraad.
  • Pagina 102 Handmatig bedrijf 3.6 Schroefdraad synchroniseren Opmerking: Door het teachen van de spil wordt de schroefdraadsynchronisatie geactiveerd. Hierbij worden de synchronisatieposities van assen X en Z en de synchronisatiehoek van de spil (Sn) in het MCS opgeslagen en in het venster weergegeven. De selectievelden voor de hoofdspil en de tegenspil geven aan of een schroefdraadsynchronisatie actief is voor de desbetreffende spil (ja = actief / nee = niet actief).
  • Pagina 103 Handmatig bedrijf 3.7 Voorinstellingen voor manueel bedrijf Voorinstellingen voor manueel bedrijf In het venster "Instellingen voor manueel bedrijf" kunt u de configuratie voor het manueel bedrijf vastleggen. Voorinstellingen Instellingen Betekenis Voedingtype Hier kunt u het voedingtype selecteren G94: Asvoeding/lineaire voeding ...
  • Pagina 104 Handmatig bedrijf 3.7 Voorinstellingen voor manueel bedrijf Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 105 Werkstuk bewerken Bewerking starten en stoppen Bij het uitvoeren van een programma wordt het werkstuk volgens de programmering aan de machine bewerkt. Na het starten van het programma in automatische modus wordt het bewerken van het werkstuk vervolgens automatisch uitgevoerd. Voorwaarden Aan de volgende voorwaarden moet voor het uitvoeren van een programma zijn voldaan: ●...
  • Pagina 106 Werkstuk bewerken 4.1 Bewerking starten en stoppen Bewerking stoppen Druk op de toets <CYCLE STOP>. De bewerking stopt onmiddellijk; afzonderlijke programmablokken worden niet tot het einde uitgevoerd. Bij de volgende start wordt de bewerking verdergezet op de plaats waar deze werd gestopt. Bewerking afbreken Druk op de toets <RESET>.
  • Pagina 107 Werkstuk bewerken 4.2 Programma selecteren Programma selecteren Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Programma-manager". Het directory-overzicht wordt geopend. Plaats de cursor op de directory waarin u een programma wilt selecteren. Druk op de toets <INPUT> - OF - Druk op de toets <Cursor rechts>. De inhoud van de directory wordt weergegeven.
  • Pagina 108 Werkstuk bewerken 4.3 Programma inlopen Programma inlopen Bij het inlopen van een programma kan het systeem de bewerking van het werkstuk na elk programmablok dat een beweging of een hulpfunctie aan de machine activeert, onderbreken. Wanneer een programma een eerste keer aan de machine wordt doorlopen kan het resultaat van de bewerking per blok worden gecontroleerd.
  • Pagina 109 Werkstuk bewerken 4.3 Programma inlopen Druk opnieuw op de toets <SINGLE BLOCK> wanneer de bewerking niet langer per blok moet worden uitgevoerd. De toets is nu niet langer actief. Wanneer u nu opnieuw op de toets <CYCLE START> drukt, wordt het programma zonder onderbrekingen tot het einde uitgevoerd.
  • Pagina 110 Werkstuk bewerken 4.4 Huidig programmablok weergeven Huidig programmablok weergeven 4.4.1 Weergave huidig blok In het venster met de weergave van het huidig blok worden de programmablokken weergegeven die op dat ogenblik in afloop zijn. Weergeven van het huidige programma Terwijl het programma loopt, ziet u de volgende informatie: ●...
  • Pagina 111 Werkstuk bewerken 4.4 Huidig programmablok weergeven ● Verdere geprogrammeerde adressen ● M-functies Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Procedure Een programma is voor uitvoering geselecteerd en in het bedieningsbereik "Machine" geopend. Druk op de softkey "Basisblokken". Het venster "Basisblokken" verschijnt. Druk op de toets <SINGLE BLOCK>...
  • Pagina 112 Werkstuk bewerken 4.4 Huidig programmablok weergeven Weergave programmaniveau U ziet volgende informatie: ● Niveaunummer ● Programmanaam ● Bloknummer of regelnummer ● Resterend aantal keren dat het programma wordt doorlopen (enkel bij meermaals doorlopen van programma's) Voorwaarde Een programma is voor uitvoering in bedrijfsmodus "AUTO" geselecteerd. Procedure Druk op de softkey "Programmaniveaus".
  • Pagina 113 Werkstuk bewerken 4.5 Programma corrigeren Programma corrigeren Van zodra de besturing een syntaxfout in een deelprogramma detecteert, wordt de uitvoering van het programma gestopt en de syntaxfout wordt weergegeven in de alarmregel. Correctiemogelijkheden Afhankelijk van de toestand waarin de besturing zich bevindt, kunt u volgende correcties uitvoeren m.b.v.
  • Pagina 114 Werkstuk bewerken 4.5 Programma corrigeren Opmerking Wanneer u de editor verlaat via de softkey "Sluiten" keert u terug naar het bedieningsbereik "Programma-manager". Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 115 Werkstuk bewerken 4.6 Assen terug positioneren Assen terug positioneren Na een programma-onderbreking in automatische modus (bijv. na een gereedschapsbreuk) heeft u de mogelijkheid het gereedschap in manueel bedrijf van de contour weg te bewegen. Daarbij worden de coördinaten van de onderbrekingspositie opgeslagen. Het wegverschil bij de verplaatsing van de assen in manueel bedrijf wordt in het venster met de reële waarden weergegeven.
  • Pagina 116 Werkstuk bewerken 4.6 Assen terug positioneren Procedure Druk op de toets <REPOS>. Selecteer na elkaar elke as die u gaat verplaatsen. Druk op de toets <+> of <-> voor de overeenkomstige richting. De assen worden naar de onderbrekingspositie verplaatst. Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 117 Werkstuk bewerken 4.7 De bewerking op een bepaalde plaats starten De bewerking op een bepaalde plaats starten 4.7.1 Blok zoeken gebruiken Wanneer u slechts een bepaald gedeelte van een programma aan de machine wilt uitvoeren, dan is het niet nodig om het programma vanaf het begin uit te voeren. U kunt de uitvoering van het programma ook vanaf een bepaald programmablok starten.
  • Pagina 118 Werkstuk bewerken 4.7 De bewerking op een bepaalde plaats starten Gecascadeerde zoekfunctie U heeft de mogelijkheid om vanuit de toestand "Zoekdoel gevonden" een nieuwe zoekfunctie te starten. De gecascadeerde zoekfunctie kan na elk gevonden zoekdoel zo vaak u wilt worden verdergezet. Opmerking Enkel wanneer het zoekdoel werd gevonden kan vanuit de gestopte programma-uitvoering een nieuwe gecascadeerde zoekfunctie worden gestart.
  • Pagina 119 Werkstuk bewerken 4.7 De bewerking op een bepaalde plaats starten 4.7.2 Programma vanaf zoekdoel verderzetten Om het programma op de gewenste plaats verder te zetten moet u tweemaal op de toets <CYCLE START> drukken. ● Bij de eerste CYCLE START worden de hulpfuncties die bij de zoekfunctie werden verzameld, uitgestuurd.
  • Pagina 120 Werkstuk bewerken 4.7 De bewerking op een bepaalde plaats starten 4.7.4 Onderbrekingspositie als zoekdoel opgeven Voorwaarde In bedrijfsmodus "AUTO" is een programma geselecteerd en het werd bij de uitvoering onderbroken door CYCLE STOP of RESET. Software-optie U heeft de optie "Uitgebreide bedieningsfuncties" nodig (enkel voor 828D). Procedure Druk op de softkey "Blok zoeken".
  • Pagina 121 Werkstuk bewerken 4.7 De bewerking op een bepaalde plaats starten 4.7.5 Zoekdoel via Zoekweergave invoeren In het venster "Zoekweergave" voert u de gewenste programmalocatie in waar u rechtstreeks naartoe wil. Software-optie Voor de functie "Zoekweergave" is de optie "Uitgebreide bedieningsfuncties" nodig (enkel voor 828D).
  • Pagina 122 Werkstuk bewerken 4.7 De bewerking op een bepaalde plaats starten Het zoekfunctievenster wordt gesloten. Wanneer een doel werd gevonden, wordt het actuele blok in het programmavenster weergegeven. Druk tweemaal op de toets <CYCLE START>. De uitvoering van het programma wordt bij de gewenste plaats verdergezet.
  • Pagina 123 Werkstuk bewerken 4.7 De bewerking op een bepaalde plaats starten 4.7.7 Bok zoeken modus In het venster "Blok zoeken modus" kunt u de gewenste zoekvariante instellen. De ingestelde modus blijft na het uitschakelen van de besturing bewaard. Wanneer u na het opnieuw inschakelen van de besturing de functie "Blok zoeken"...
  • Pagina 124 Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Literatuur Meer informatie vindt u in de volgende literatuur: Handboek voor inbedrijfstelling SINUMERIK Operate (IM9) / SINUMERIK 840D sl Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Machine". Druk op de toets <AUTO>. Druk de softkeys "Bl. zoeken" en "Blokzoekmodus" in.
  • Pagina 125 Werkstuk bewerken 4.8 Programma-afloop beïnvloeden Programma-afloop beïnvloeden 4.8.1 Programmabeïnvloedingen In bedrijfsmodi "AUTO" en MDA" kunt u de afloop van een programma wijzigen. Afkorting / Werkwijze Programmabeïnvloeding Het programma wordt gestart en wordt afgewerkt, met uitsturen van hulpfuncties en verblijftijd. De assen worden niet verplaatst. geen asbeweging Op die manier worden de geprogrammeerde asposities en het uitsturen van de hulpfuncties van een programma gecontroleerd.
  • Pagina 126 Werkstuk bewerken 4.8 Programma-afloop beïnvloeden Afkorting / Werkwijze Programmabeïnvloeding Afzonderlijke blokken worden als volgt geconfigureerd. Per blok ruw: Het programma stopt enkel na blokken waarin een machinefunctie wordt uitgevoerd. Rekenblok: Het programma stopt na elk blok. Per blok fijn: Het programma stopt ook in cycli enkel na blokken waarin een machinefunctie wordt uitgevoerd.
  • Pagina 127 Werkstuk bewerken 4.8 Programma-afloop beïnvloeden 4.8.2 Blokken overslaan Programmablokken die niet bij elke programmadoorloop moeten worden uitgevoerd, kunnen worden overgeslagen. Deze blokken worden met het teken "/" (schuine streep) of "/x" (x = nummer van het over te slaan niveau) voor het bloknummer aangegeven. Er kunnen ook meerdere blokken na elkaar worden overgeslagen.
  • Pagina 128 Werkstuk bewerken 4.8 Programma-afloop beïnvloeden Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 129 Werkstuk bewerken 4.9 Overschrijven Overschrijven Met Overschrijven heeft u de mogelijkheid, technologische parameters (bijv. hulpfuncties, asvoeding, spiltoerental, programmeerbare instructies, enz.) voor de eigenlijke programmastart uit te laten voeren. Deze programma-instructies functioneren alsof ze in normale deelprogramma's staan. Deze programma-instructies zijn echter maar geldig voor één enkele programmadoorloop.
  • Pagina 130 Werkstuk bewerken 4.9 Overschrijven Opmerking Per blok uitvoeren De toets <SINGLE BLOCK> kan ook in overschrijfmodus worden gebruikt. Wanneer meerdere blokken in het overschrijfgeheugen werden ingevoerd, dan worden die na elke NC-start per blok uitgevoerd. Blokken wissen Druk op de softkey "Blokken wissen" om de ingevoerde programmablokken te wissen.
  • Pagina 131 Werkstuk bewerken 4.10 Programma wijzigen 4.10 Programma wijzigen Met de editor heeft u de mogelijkheid om deelprogramma's te maken, uit te breiden of te wijzigen. Opmerking De maximale bloklengte bedraagt 512 tekens. Oproepen van de editor ● In het bedieningsbereik "Machine" wordt de editor opgeroepen via de functie "Programmacorrectie".
  • Pagina 132 Werkstuk bewerken 4.10 Programma wijzigen 4.10.1 Zoeken in programma's Om ervoor te zorgen dat u, bijvoorbeeld in zeer grote programma's, snel op de locatie komt waar u wijzigingen wilt aanbrengen, kunt u de zoekfunctie gebruiken. Voorwaarde Het gewenste programma is in de editor geopend. Procedure Druk op de softkey "Zoeken".
  • Pagina 133 Werkstuk bewerken 4.10 Programma wijzigen 4.10.2 Programmatekst verwisselen U kunt in één enkele stap een gezochte tekst vervangen door een andere tekst. Voorwaarde Het gewenste programma is in de editor geopend. Procedure Druk op de softkey "Zoeken". Er wordt een nieuwe verticale softkeybalk weergegeven. Druk op de softkey "Zoeken + vervangen".
  • Pagina 134 Werkstuk bewerken 4.10 Programma wijzigen 4.10.3 Programmablok kopiëren / invoegen / wissen Voorwaarde Het programma is in de editor geopend. Procedure Druk op de softkey "Markeren". - OF - Druk op de toets <SELECT>. Selecteer m.b.v. de cursor of de muis de gewenste programmablokken. Druk op de softkey "Kopiëren"...
  • Pagina 135 Werkstuk bewerken 4.10 Programma wijzigen 4.10.4 Programma opnieuw nummeren U heeft de mogelijkheid om de bloknummering van een programma dat in de editor is geopend achteraf te wijzigen. Voorwaarde Het programma is in de editor geopend. Procedure Druk op de softkey ">>". Er wordt een nieuwe verticale softkeybalk weergegeven.
  • Pagina 136 Werkstuk bewerken 4.10 Programma wijzigen 4.10.5 Tweede programma openen U heeft de mogelijkheid om twee programma's gelijktijdig in de editor te bekijken en te bewerken. U kunt bijvoorbeeld programmablokken of bewerkingsstappen van een programma kopiëren en in het andere programma invoegen. Meerdere programma's openen U heeft de mogelijkheid om tot 10 programma's te openen.
  • Pagina 137 Werkstuk bewerken 4.10 Programma wijzigen 4.10.6 Editorinstellingen In het venster "Instellingen" voert u de voorinstellingen in die bij het openen van de editor automatisch actief zijn. Voorinstellingen Instelling Betekenis Automatisch Ja: Na elke regelwissel wordt automatisch een nieuw bloknummer toegekend. nummeren Daarbij zijn de bepalingen van kracht die onder "Eerste bloknummer"...
  • Pagina 138 Werkstuk bewerken 4.10 Programma wijzigen Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Programma". De editor is geactiveerd. Druk de softkeys ">>" en "Instellingen" in. Het venster "Instellingen" wordt geopend. Voer de gewenste wijzigingen in en druk op de softkey "OK" om de instellingen te bevestigen. Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 139 Werkstuk bewerken 4.11 G- en hulpfuncties weergeven 4.11 G- en hulpfuncties weergeven 4.11.1 Geselecteerde G-functies In het venster "G-functies" worden 16 geselecteerde G-groepen weergegeven. Binnen een G-groep wordt telkens de G-functie weergegeven die op dat moment in de besturing actief is. Enkele G-codes (bijv.
  • Pagina 140 Werkstuk bewerken 4.11 G- en hulpfuncties weergeven Standaard weergegeven G-groepen (ISO-code) Groep Betekenis G-groep 1 Modaal actieve bewegingscommando's (bijv. G0, G1, G2, G3). G-groep 2 Per blok actieve bewegingen, verblijftijd (bijv. G4, G74, G75). G-groep 3 Programmeerbare verschuivingen, werkveldbegrenzing en poolprogrammering (bijv.
  • Pagina 141 4.11 G- en hulpfuncties weergeven Literatuur Meer informatie over het projecteren van weergegeven G-groepen vindt u in de volgende documentatie: Handboek voor inbedrijfstelling SINUMERIK Operate (IM9) / SINUMERIK 840D sl 4.11.2 Alle G-functies In het venster "G-functies" worden alle G-groepen met hun groepsnummers weergegeven.
  • Pagina 142 Werkstuk bewerken 4.11 G- en hulpfuncties weergeven Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Machine". Druk op de toets <JOG>, <MDA> of <AUTO>. Druk de softkeys ">>" en "Alle G-functies" in. Het venster "G-functies" wordt geopend. 4.11.3 Hulpfuncties Tot de hulpfuncties behoren o.m. door de machinefabrikant vastgelegde M- en H-functies, die parameters aan de PLC doorgeven en daar door de machinefabrikant bepaalde reacties activeren.
  • Pagina 143 Werkstuk bewerken 4.11 G- en hulpfuncties weergeven Druk op de softkey "H-functies". Het venster "Hulpfuncties" wordt geopend. Druk opnieuw op de softkey "H-functies" om het venster opnieuw te sluiten. Voor de diagnose van synchroonacties kunt u in het venster "synchroonacties" statusinformatie weergeven.
  • Pagina 144 Werkstuk bewerken 4.11 G- en hulpfuncties weergeven Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Machine". Druk op de toets <AUTO>, <MDA> of <JOG>. Druk op de menu doorschakeltoets en de softkey "Synchr. actie". Het venster "Synchroonacties" wordt geopend. Alle geactiveerde synchroonacties worden weergegeven. Druk op de softkey "ID"...
  • Pagina 145 Werkstuk bewerken 4.12 Looptijd weergeven en werkstukken tellen 4.12 Looptijd weergeven en werkstukken tellen Om een overzicht te krijgen over de programmalooptijd en het aantal bewerkte werkstukken moet u het venster "Tijden, Teller" oproepen. Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Weergegeven tijden ●...
  • Pagina 146 Werkstuk bewerken 4.12 Looptijd weergeven en werkstukken tellen Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Machine". Druk op de toets <AUTO>. Druk op de softkey "Tijden, Teller". Het venster "Tijden, Teller" wordt weergegeven. Selecteer onder "Werkstukken tellen" de invoer "ja" wanneer u het aantal afgewerkte werkstukken wilt tellen.
  • Pagina 147 Werkstuk bewerken 4.13 Instelling voor automatische modus 4.13 Instelling voor automatische modus Voor de bewerking van een werkstuk kunt u het programma testen, om snel fouten in de programmering te kunnen detecteren. Hiervoor gebruikt u een testrunvoeding. Bovendien heeft u de mogelijkheid om de verplaatsingssnelheid bij ijlgang extra te beperken, zodat er bij het inlopen van een nieuw programma met ijlgang geen ongewenst hoge verplaatsingssnelheden optreden.
  • Pagina 148 Werkstuk bewerken 4.13 Instelling voor automatische modus Voer in het veld "gereduceerde ijlgang RG0" het gewenste percentage Wanneer u het voorgegeven percentage van 100% niet wijzigt, dan is RG0 niet actief. Selecteer in het veld "Meetresultaat weergeven" de invoer "automatisch" wanneer het meetresultaat-venster automatisch moet worden geopend, of "manueel"...
  • Pagina 149 Bewerking simuleren Overzicht In de simulatie wordt het huidige programma volledig berekend en het resultaat wordt grafisch weergegeven. Zonder de machineassen te verplaatsen, wordt op deze manier het resultaat van de programmering gecontroleerd. Verkeerd geprogrammeerde bewerkingsstappen worden tijdig gedetecteerd en foutieve bewerkingen aan het werkstukken worden vermeden.
  • Pagina 150 De losse kop is alleen met de optie "ShopMill/ShopTurn" zichtbaar. Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor ook de instructies van de machinefabrikant. Documentatie Handboek voor inbedrijfstelling SINUMERIK Operate (IM9) / SINUMERIK 840D sl Simulatieweergave U heeft de keuze tussen de volgende weergaven: ● Simulatie weggenomen materiaal Bij de simulatie of bij het meetekenen ziet u rechtstreeks het wegnemen van spanen van het gedefinieerde basismateriaal.
  • Pagina 151 Bewerking simuleren 5.1 Overzicht Weergaves Bij alle drie varianten staan volgende weergaves ter beschikking: ● Zij-aanzicht ● Halve doorsnede ● Weergave kopzijde ● 3D-weergave ● 2 vensters Statusweergave De huidige ascoördinaten, de override, het actieve gereedschap met snijkant, het huidige programmablok, de voeding en de bewerkingstijd worden weergegeven.
  • Pagina 152 Bewerking simuleren 5.1 Overzicht ● Geen ondersteuning van ascontainers. ● Zwenktafels met niet-verdwijnende offset-vectoren worden niet ondersteund. Randvoorwaarden ● Alle aanwezige datarecords (Toolcarrier / TRAORI, TRANSMIT, TRACYL) worden geëvalueerd en moeten voor een correcte simulatie op de juiste manier in bedrijf zijn gesteld.
  • Pagina 153 Bewerking simuleren 5.2 Simuleren voor de bewerking van het werkstuk Simuleren voor de bewerking van het werkstuk U heeft de mogelijkheid om voor de bewerking van het werkstuk aan de machine de uitvoering van een programma in snelle doorloop grafisch op het beeldscherm weer te geven.
  • Pagina 154 Bewerking simuleren 5.2 Simuleren voor de bewerking van het werkstuk Druk op de softkey "Reset" om de simulatie af te breken. Druk op de softkey "Start" om de simulatie opnieuw te starten of voort te zetten. Opmerking Omschakelen van bedieningsbereik Wanneer u naar een ander bedieningsbereik overschakelt, wordt de simulatie beëindigd.
  • Pagina 155 Bewerking simuleren 5.3 Meetekenen voor de bewerking van het werkstuk Meetekenen voor de bewerking van het werkstuk Voor de bewerking van een werkstuk aan de machine kunt u de uitvoering van het programma grafisch op het beeldscherm weergeven, om het resultaat van de programmering te controleren.
  • Pagina 156 Bewerking simuleren 5.4 Meetekenen tijdens de bewerking van het werkstuk Meetekenen tijdens de bewerking van het werkstuk Wanneer het zicht op de werkruimte tijdens de bewerking van het werkstuk belemmerd is (bijv. door koelmiddel), dan kunt u de uitvoering van het programma ook volgen op het beeldscherm.
  • Pagina 157 Bewerking simuleren 5.5 Verschillende aanzichten van het werkstuk Verschillende aanzichten van het werkstuk Bij de grafische weergave kunt u kiezen tussen verschillende weergaves om de bewerking aan het werkstuk steeds optimaal te kunnen bekijken, of om details of de volledige weergave van het afgewerkte werkstuk op het scherm weer te geven.
  • Pagina 158 Bewerking simuleren 5.5 Verschillende aanzichten van het werkstuk 5.5.3 Weergave kopzijde Start de simulatie. Druk de softkeys "Andere weergaves" en "Weergave kopzijde" in. In de weergave kopzijde wordt het werkstuk in het X-Y vlak weergegeven. Weergave wijzigen U kunt de simulatiegrafiek vergroten, verkleinen en verschuiven, en het detail wijzigen. 5.5.4 3D-weergave Start de simulatie.
  • Pagina 159 Bewerking simuleren 5.5 Verschillende aanzichten van het werkstuk 5.5.5 2 vensters Start de simulatie. Druk de softkeys "Andere weergaves" en "2 vensters" in. In de weergave met twee vensters wordt een zij-aanzicht (linkse venster) en een weergave kopzijde (rechtse venster) van het werkstuk getoond.
  • Pagina 160 Bewerking simuleren 5.6 Grafische weergave Grafische weergave Beeld 5-1 Weergave met twee vensters Actief venster Het venster dat op dit ogenblik actief is, is helderder van kleur dan de andere vensters. Met het venster <Next Window> wordt het actieve venster omgeschakeld. Hier kunt u de weergave van het werkstuk wijzigen, bijv.
  • Pagina 161 Bewerking simuleren 5.7 Simulatieweergave bewerken Simulatieweergave bewerken 5.7.1 Invoeren basismateriaal U heeft de mogelijkheid om het in het programma gedefinieerde basismateriaal te vervangen of een basismateriaal voor programma's te definiëren waarin een basismateriaaldefinitie niet kan worden ingevoegd. Opmerking De basismateriaalinvoer is niet mogelijk wanneer de simulatie of het meetekenen zich in resettoestand bevindt.
  • Pagina 162 Bewerking simuleren 5.8 Programmabesturing tijdens de simulatie Programmabesturing tijdens de simulatie 5.8.1 Voeding wijzigen U kunt tijdens de simulatie de voeding op elk moment wijzigen. In de statusbalk kunt u de wijzigingen volgen. Opmerking Wanneer u werkt met de functie "Meetekenen", dan wordt de draaischakelaar (override) op het bedieningspaneel gebruikt.
  • Pagina 163 Bewerking simuleren 5.8 Programmabesturing tijdens de simulatie 5.8.2 Programma per blok simuleren Net zoals bij het uitvoeren van een programma kunt u ook tijdens de simulatie de programma-afloop sturen, d.w.z. een programma bijv. blok per blok laten uitvoeren. Procedure De simulatie is gestart. Druk de softkeys "Programmabesturing"...
  • Pagina 164 Bewerking simuleren 5.9 Simulatiegrafiek wijzigen en aanpassen Simulatiegrafiek wijzigen en aanpassen 5.9.1 Grafiek vergroten en verkleinen Voorwaarde De simulatie of het meetekenen is gestart. Procedure Druk op de toetsen <+> of <-> wanneer u de huidige grafiek wilt vergroten of verkleinen. De grafiek wordt vanuit het midden vergroot of verkleind.
  • Pagina 165 Bewerking simuleren 5.9 Simulatiegrafiek wijzigen en aanpassen 5.9.2 Grafiek verschuiven Voorwaarde De simulatie of het meetekenen is gestart. Procedure Druk op een cursortoets wanneer u de grafiek naar boven, naar beneden, links of rechts wilt verschuiven. 5.9.3 Grafiek draaien In het 3D-aanzicht heeft u de mogelijkheid om de positie van het werkstuk te draaien, zodat u het van alle kanten kunt bekijken.
  • Pagina 166 Bewerking simuleren 5.9 Simulatiegrafiek wijzigen en aanpassen 5.9.4 Detail wijzigen Wanneer u het detail van de grafische weergave wilt verschuiven, vergroten of verkleinen, om bijv. details beter te kunnen zien of later opnieuw het volledige werkstuk weer te geven, moet u het vergrootglas gebruiken. Met het vergrootglas kunt u het detail zelf bepalen en daarna vergroten of verkleinen.
  • Pagina 167 Bewerking simuleren 5.9 Simulatiegrafiek wijzigen en aanpassen 5.9.5 Sectieniveaus vastleggen In het 3D-aanzicht heeft u de mogelijkheid om het werkstuk "in stukken te snijden" en zo bepaalde aanzichten weer te geven waarbij verborgen hoeken zichtbaar worden gemaakt. Voorwaarde De simulatie of het meetekenen is gestart. Procedure Druk op de softkey "Details".
  • Pagina 168 Bewerking simuleren 5.10 Simulatie-alarmen weergeven 5.10 Simulatie-alarmen weergeven Tijdens de simulatie kunnen alarmen optreden. Wanneer tijdens een simulatie een alarm optreedt, dan verschijnt er een venster met de alarmmelding. Het alarmoverzicht bevat de volgende informatie: ● Datum en tijdstip ● Wiscriterium geeft aan met welke softkey het alarm wordt bevestigd ●...
  • Pagina 169 G-code programma maken Grafische programmabesturing Functies De volgende functies staan ter beschikking: ● Technologie-georiënteerde programmastapselectie (cycli) via softkeys ● Invoervenster voor bepalen van parameters met hulpschermen met animatie ● Contextafhankelijke online-hulp voor elk invoervenster ● Ondersteuning voor contourinvoer (geometrie-processor) Oproep- en terugkeervoorwaarden ●...
  • Pagina 170 G-code programma maken 6.2 Programmaweergaves Programmaweergaves Een G-codeprogramma kunt u in verschillende weergaves maken. ● Programmaweergave ● Parametervensters naar keuze met hulpscherm of grafische weergave. Programmaweergave In de programmaweergave in de editor wordt een overzicht gegeven van de afzonderlijke bewerkingsstappen van een programma. Beeld 6-1 Programmaweergave van een G-codeprogramma In de programmaweergave kunt u met de toetsen <Cursor naar boven>...
  • Pagina 171 G-code programma maken 6.2 Programmaweergaves Parametervenster met hulpscherm Met de toets <Cursor rechts> of de toets <Input> kunt u in de programmaweergave een programmablok of cyclus openen. Het bijbehorende parametervenster met hulpscherm wordt weergegeven. Beeld 6-2 Parametervenster met hulpscherm Hulpschermen (met animatie) worden steeds in de juiste positie t.o.v. het ingestelde coördinatensysteem weergegeven.
  • Pagina 172 G-code programma maken 6.2 Programmaweergaves Parametervenster met grafische weergave Met de softkey "Grafische weergave" schakelt u in het scherm over van het hulpscherm naar de grafische weergave. Beeld 6-3 Parametervenster met grafische weergave van een G-codeprogrammablok Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 173 G-code programma maken 6.3 Programma-opbouw Programma-opbouw G-codeprogramma's kunnen per definitie vrij worden geprogrammeerd. Normaal gezien zijn volgende commando's de belangrijkste: ● Instelling van een bewerkingsvlak ● Oproepen van gereedschap (T en D) ● Oproepen van een nulpuntverschuiving ● Technologische waarden zoals voeding (F), toerental en draairichting van de spil (S en ●...
  • Pagina 174 G-code programma maken 6.4 Basis Basis 6.4.1 Bewerkingsvlakken Een vlak wordt telkens bepaald door twee coördinatenassen. De derde coördinatenas (gereedschapsas) staat telkens loodrecht op dit vlak en bepaalt de aanzetrichting van het gereedschap (bijv. voor 2½ D - bewerking). Bij het programmeren is het noodzakelijk om aan de besturing op te geven in welk vlak er wordt gewerkt, zodat de gereedschapscorrectiewaarden correct worden berekend.
  • Pagina 175 G-code programma maken 6.4 Basis Wanneer het invoerveld leeg blijft, dan worden de parameters, de hulpschermen en de lijngrafiek in het defaultvlak (instelbaar via machinegegevens) weergegeven: ● Draaien: G18 (ZX) Het vlak wordt aan de cycli als nieuwe parameter overgedragen. In de cyclus wordt het vlak uitgegeven, d.w.z.
  • Pagina 176 G-code programma maken 6.5 G-codeprogramma aanmaken G-codeprogramma aanmaken Voor elk nieuw werkstuk dat u wilt bewerken, moet u een afzonderlijk programma maken. Dat programma bevat alle afzonderlijke bewerkingsstappen die voor het bewerken van het werkstuk moeten worden uitgevoerd. Deelprogramma's in G-code kunnen in de map "Werkstukken" of in de map "Deelprogramma's"...
  • Pagina 177 G-code programma maken 6.6 Invoeren basismateriaal Invoeren basismateriaal 6.6.1 Functie Functie Het basismateriaal wordt voor de simulatie en voor het meetekenen gebruikt. Alleen met basismateriaal dat zo getrouw mogelijk overeenkomt met het effectieve basismateriaal is een zinvolle simulatie mogelijk. Voor elk nieuw werkstuk dat u wilt bewerken, moet u een afzonderlijk programma maken. Dat programma bevat alle afzonderlijke bewerkingsstappen die voor het bewerken van het werkstuk worden uitgevoerd.
  • Pagina 178 G-code programma maken 6.6 Invoeren basismateriaal Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Programma". Druk de softkeys "Diverse" en "Basismateriaal" in. Het venster "Invoeren basismateriaal" wordt geopend. Parameters Beschrijving Eenheid Gegevens voor Selectie van de spil voor het basismateriaal Hoofdspil  Tegenspil  Opmerking: Wanneer de machine niet is uitgerust met een tegenspil, dan komt het invoerveld "Gegevens voor"...
  • Pagina 179 G-code programma maken 6.7 Bewerkingsvlak, freesrichting, terugtrekvlak, veiligheidsafstand en voeding (PL, RP, SC, F) Bewerkingsvlak, freesrichting, terugtrekvlak, veiligheidsafstand en voeding (PL, RP, SC, F) Bij cyclusinvoervensters staan in de programmaheader algemene, steeds terugkerende parameters. De volgende parameters vindt u in elk invoervenster voor een cyclus in een G- codeprogramma.
  • Pagina 180 G-code programma maken 6.8 Selectie van cycli via softkeys Selectie van cycli via softkeys Overzicht van de bewerkingsstappen De volgende bewerkingsstappen staan ter beschikking. In deze weergave worden alle cycli/functies weergegeven die in de besturing aanwezig zijn. Aan elke afzonderlijke installatie kunnen echter alleen de stappen worden geselecteerd die in overeenstemming met de ingestelde technologie mogelijk zijn.
  • Pagina 181 G-code programma maken 6.8 Selectie van cycli via softkeys ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 182 G-code programma maken 6.8 Selectie van cycli via softkeys ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 183 G-code programma maken 6.8 Selectie van cycli via softkeys ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 184 G-code programma maken 6.8 Selectie van cycli via softkeys ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 185 G-code programma maken 6.8 Selectie van cycli via softkeys ⇒ ⇒ Zie ook Algemeen (Pagina 251) G-codeprogramma aanmaken (Pagina 176) Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 186 Die worden dan met de desbetreffende vooraf ingestelde waardes bij de cyclusoproep gegenereerd. Meer informatie vindt u in de volgende documentatie: Handboek voor inbedrijfstelling SINUMERIK Operate (IM9) / SINUMERIK 840D sl Cyclusondersteuning Voorbeeld Selecteer via een softkey of u ondersteuning wilt voor het programmeren van contouren, draai-, boor- of freescycli.
  • Pagina 187 G-code programma maken 6.9 Technologische cycli oproepen 6.9.3 Controle van cyclusparameters Bij het maken van het programma worden de ingevoerde parameters al gecontroleerd, om een verkeerde invoer te vermijden. Wanneer een parameter een ongeldige waarde bevat, wordt dit in een invoerveld als volgt aangegeven: ●...
  • Pagina 188 G-code programma maken 6.9 Technologische cycli oproepen 6.9.5 Verdere functies in de invoerschermen Selectie van eenheden Wanneer in een veld bijv. de eenheid kan worden omgeschakeld, dan wordt dit aangegeven zodra de cursor op het element wordt geplaatst. Hierdoor herkent de bediener de afhankelijkheid.
  • Pagina 189 De geregistreerde gereedschapsgeometrie wordt in het bijbehorende gereedschapscorrectierecord ingevoerd. Documentatie Een gedetailleerde beschrijving van het gebruik van meetcycli vindt u in: Programmeerhandboek Meetcycli HMI sl / SINUMERIK 840D sl Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 190 G-code programma maken 6.10 Meetcyclusondersteuning Procedure Druk op de menudoorschakeltoets. Druk op de horizontale softkey "Meten draaien". Selecteer via de verticale softkey de gewenste meetfunctiegroep, bijv. "Meettaster afijken". - OF - Werkstuk meten - OF - Gereedschapstaster afijken - OF - Gereedschap meten Selecteer via de verticale softkeys een meetopdracht.
  • Pagina 191 Shop-Turn programma maken Grafische programmeerbegeleiding ShopTurn-programma's In de programma-editor is een grafische programmering beschikbaar voor het maken van werkstappenprogramma's die u rechtstreeks aan de machine kunt maken. Software-optie Voor het maken van ShopTurn-werkstappenprogramma's heeft u de optie "ShopMill/ShopTurn" nodig. Functies De volgende functies staan ter beschikking: ●...
  • Pagina 192 Shop-Turn programma maken 7.2 Programmaweergaves Programmaweergaves Een ShopTurn-programma kunt u in verschillende weergaves maken: ● Werkplan ● Programmeergrafiek ● Parametervenster naar keuze met hulpscherm of met programmeergrafiek Werkplan In het werkplan in de editor wordt een overzicht gegeven van de afzonderlijke bewerkingsstappen van een programma.
  • Pagina 193 Shop-Turn programma maken 7.2 Programmaweergaves Programmeergrafiek In de programmeergrafiek wordt de contour van het werkstuk als dynamische lijngrafiek weergegeven. Het programmablok dat in het werkplan is gemarkeerd, wordt in de programmeergrafiek in kleur weergegeven. Beeld 7-2 Programmeergrafiek van een ShopTurn-programma Parametervenster met hulpscherm en programmeergrafiek Druk op de toets <Cursor rechts>...
  • Pagina 194 Shop-Turn programma maken 7.2 Programmaweergaves Beeld 7-3 Parametervenster met dynamisch hulpscherm Hulpschermen (met animatie) worden steeds in de juiste positie t.o.v. het ingestelde coördinatensysteem weergegeven. De parameters worden dynamisch in de grafiek weergegeven. De geselecteerde parameter wordt in de grafiek in highlight weergegeven. Met de softkey "Grafische weergave"...
  • Pagina 195 Shop-Turn programma maken 7.3 Programma-opbouw Programma-opbouw Een werkstappenprogramma kan worden onderverdeeld in drie deelbereiken: ● Programmaheader ● Programmablokken ● Programma-einde Deze deelbereiken vormen samen een werkplan. Programmaheader De programmaheader bevat parameters die over het volledige programma actief zijn, zoals bijv. afmetingen van het basismateriaal of terugtrekvlakken. Programmablokken In de programmablokken definieert u de afzonderlijke bewerkingsstappen.
  • Pagina 196 Shop-Turn programma maken 7.4 Basis Basis 7.4.1 Bewerkingsvlakken De bewerking van een werkstuk kan op verschillende niveaus gebeuren. Een bewerkingsvlak wordt telkens bepaald door twee coördinatenassen. Bij draaimachines met X-, Z- en C-as staan drie vlakken ter beschikking. ● Draaien ●...
  • Pagina 197 Shop-Turn programma maken 7.4 Basis Draaien Het bewerkingsvlak Draaien komt overeen met het X/Z-vlak (G18). Kop/Kop C Het bewerkingsvlak Kop/Kop C komt overeen met het X/Y-vlak (G17). Bij machines zonder Y-as kan het gereedschap echter alleen in het X/Z-vlak bewegen. De ingevoerde X/Y- coördinaten worden automatisch in een beweging van de X- en C-as omgezet.
  • Pagina 198 Shop-Turn programma maken 7.4 Basis 7.4.2 Naderen/verwijderen van bewerkingscyclus Wanneer u geen speciale cyclus voor naderen/verwijderen heeft gedefinieerd, verloopt het naderen/verwijderen van de bewerkingscyclus steeds volgens hetzelfde patroon. Wanneer uw machine is uitgerust met een losse kop, dan kunt u daarmee bij het proces extra rekening houden.
  • Pagina 199 Shop-Turn programma maken 7.4 Basis Rekening houden met de losse kop Beeld 7-6 Naderen/verwijderen, rekening houdend met de losse kop ● Het gereedschap wordt met ijlgang over de kortste weg verplaatst van het gereedschapswisselpunt naar het terugtrekvlak XXR van de losse kop. ●...
  • Pagina 200 Shop-Turn programma maken 7.4 Basis 7.4.3 Absolute en incrementele maat Bij het aanmaken van een werkstappenprogramma kunt u de posities in absolute en incrementele maat invoeren, afhankelijk van hoe de afmetingen op de werkstuktekening zijn vermeld. U kunt absolute en incrementele maten ook gemengd gebruiken, d.w.z. de ene coördinaat in absolute maat, de andere in incrementele maat invoeren.
  • Pagina 201 Shop-Turn programma maken 7.4 Basis Incrementele maat (INCR) Bij de incrementele maat, ook wel kettingmaat genoemd, heeft de opgave van de positie betrekking op het vorig geprogrammeerde punt. D.w.z. dat de ingevoerde waarde overeenstemt met de afstand die moet worden verplaatst. Normaal gezien speelt het voorteken bij de invoer van de incrementele waarde geen rol;...
  • Pagina 202 Shop-Turn programma maken 7.4 Basis 7.4.4 Polaire coördinaten U kunt posities aangeven door rechthoekige coördinaten of door polaire coördinaten. Wanneer een punt op een werkstuktekening door een waarde voor elke coördinatenas wordt gedefinieerd, dan kunt u die positie eenvoudig door rechthoekige coördinaten in een parametervenster invoeren.
  • Pagina 203 Shop-Turn programma maken 7.4 Basis 7.4.5 Passingsmaat invoeren Wanneer u het werkstuk nauwkeurig passend wilt bewerken, dan kunt u bij de programmering de passingsmaat rechtstreeks in het parametervenster invoeren. De passingsmaat moet u als volgt opgeven: F<Diameter-/lengtemaat> <Tolerantieklasse><Tolerantiekwaliteit> Hierbij geeft "F" aan dat er een passingsmaat volgt. Voorbeeld: F20h7 Mogelijke tolerantieklassen: A, B, C, D, E, F, G, H, J, T, U, V, X, Y, Z...
  • Pagina 204 Shop-Turn programma maken 7.5 ShopTurn-programma aanmaken ShopTurn-programma aanmaken Voor elk nieuw werkstuk dat u wilt bewerken, moet u een afzonderlijk programma maken. Dat programma bevat alle afzonderlijke bewerkingsstappen die voor het bewerken van het werkstuk moeten worden uitgevoerd. Wanneer u een nieuw programma maakt, worden automatisch een programmaheader en een programma-einde gedefinieerd.
  • Pagina 205 Shop-Turn programma maken 7.5 ShopTurn-programma aanmaken Druk op de softkey "Ger.w.pnt teachen" wanneer u de huidige positie van het gereedschap als gereedschapswisselpunt wilt vastleggen. De coördinaten van het gereedschap worden in de parameters XT en ZT overgenomen. Het teachen van het gereedschapswisselpunt is alleen mogelijk wanneer u het machinecoördinatensysteem (MCS) heeft geselecteerd.
  • Pagina 206 Shop-Turn programma maken 7.6 Programmaheader Programmaheader In de programmaheader stelt u volgende parameters in die over het volledige programma actief zijn. Parameters Beschrijving Eenheid Meeteenheid De instelling van de maateenheid in de programmaheader verwijst alleen naar de positievermeldingen in het huidige programma. inch Alle andere vermeldingen zoals voeding of gereedschapscorrectie voert u in de maateenheid in die u voor de volledige machine heeft ingesteld.
  • Pagina 207 Shop-Turn programma maken 7.6 Programmaheader Parameters Beschrijving Eenheid alle  Terugtrekvlak X buiten ∅ (abs) of terugtrekvlak X m.b.t. XA (incr.) Terugtrekvlak X binnen ∅ (abs) of terugtrekvlak X m.b.t. XI (incr.) Terugtrekvlak Z vooraan (abs) of terugtrekvlak Z m.b.t. ZA (incr.) Terugtrekvlak Z achteraan Losse kop ...
  • Pagina 208 Shop-Turn programma maken 7.7 Programmablokken maken Programmablokken maken Nadat een nieuw programma is aangemaakt en de programmaheader is ingevuld, kunt u in programmablokken de afzonderlijke bewerkingsstappen definiëren die voor de bewerking van het werkstuk noodzakelijk zijn. Programmablokken kunt u alleen tussen de programmaheader en het programma-einde maken.
  • Pagina 209 Shop-Turn programma maken 7.8 Gereedschap, correctiewaarde, voeding en toerental spil (T, D, F, S, V) Gereedschap, correctiewaarde, voeding en toerental spil (T, D, F, S, De volgende parameters moeten voor elk programmablok worden ingevoerd. Gereedschap (T) Voor elke bewerking van een werkstuk moet u het gereedschap programmeren. Het gereedschap moet via de naam worden geselecteerd.
  • Pagina 210 Shop-Turn programma maken 7.8 Gereedschap, correctiewaarde, voeding en toerental spil (T, D, F, S, V) Voeding (F) Voeding F, die ook de bewerkingsvoeding wordt genoemd, geeft de snelheid aan waarmee de assen tijdens de bewerking van het werkstuk worden verplaatst. De bewerkingsvoeding wordt opgegeven in mm/min, mm/omw of in mm/tand.
  • Pagina 211 Shop-Turn programma maken 7.8 Gereedschap, correctiewaarde, voeding en toerental spil (T, D, F, S, V) Bewerking Bij het bewerken van bepaalde cycli kunt u kiezen tussen voorbewerken, nabewerken of een volledige bewerking. Bij bepaalde freescycli is ook nabewerken van de rand of nabewerken van de bodem mogelijk.
  • Pagina 212 Shop-Turn programma maken 7.9 Nulpuntverschuivingen oproepen Nulpuntverschuivingen oproepen Nulpuntverschuivingen (G54 enz.) kunt u vanuit elk programma oproepen. Nulpuntverschuivingen definieert u in de nulpuntverschuivingslijsten. Daar kunt u ook de coördinaten van de geselecteerde verschuiving bekijken. Procedure Druk de softkeys "Diverse", "Transformaties" en "Nulpuntverschuiving" Het venster "Nulpuntverschuiving"...
  • Pagina 213 Shop-Turn programma maken 7.10 Programmablokken herhalen 7.10 Programmablokken herhalen Wanneer bij de bewerking van een werkstuk bepaalde stappen verschillende keren moeten worden herhaald, dan volstaat het om deze bewerkingsstappen één keer te programmeren. U heeft de mogelijkheid om programmablokken te herhalen. Start- en eindmarkeringen Programmablokken die u wilt herhalen, moeten door een start- en eindmarkering worden aangegeven.
  • Pagina 214 Shop-Turn programma maken 7.10 Programmablokken herhalen Druk de softkeys "Diverse" en "Programma herhalen" in. Voer de naam van de start- en de eindmarkering en het aantal herhalingen in. Druk op de softkey "Overnemen". De gemarkeerde programmablokken worden herhaald. Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 215 Shop-Turn programma maken 7.11 Aantal stuks invoeren 7.11 Aantal stuks invoeren Wanneer u een bepaald aantal identieke werkstukken wilt maken, kunt u aan het programma-einde bepalen dat u het programma wilt herhalen. Wanneer uw machine bijv. is uitgerust met een kotterbaarlader, dan kunt u bij het begin van het programma het naladen van het werkstuk programmeren en daarna de eigenlijke bewerking.
  • Pagina 216 Shop-Turn programma maken 7.12 Programmablokken wijzigen 7.12 Programmablokken wijzigen De parameters in de geprogrammeerde blokken kunt u achteraf optimaliseren of aan een nieuwe situatie aanpassen, bijv. wanneer u de voeding verhoogt of een positie wilt verschuiven. U kunt alle parameters in alle programmablokken rechtstreeks in het bijbehorende parametervenster wijzigen.
  • Pagina 217 Shop-Turn programma maken 7.13 Programma-instellingen wijzigen 7.13 Programma-instellingen wijzigen Functie Alle parameters die in de programmaheader zijn vastgelegd, met uitzondering van de vorm van het basismateriaal en de maateenheid, kunt u op een willekeurige positie in het programma wijzigen. Bovendien heeft u de mogelijkheid om de basisinstelling voor de draairichting van de bewerking voor het frezen om te draaien.
  • Pagina 218 Shop-Turn programma maken 7.13 Programma-instellingen wijzigen Parameters Parameters Beschrijving Eenheid Terugtrekken Optilmodus eenvoudig  uitgebreid  alle  Terugtrekvlak X buiten ∅ (abs) of terugtrekvlak X m.b.t. XA (incr.) Terugtrekvlak X binnen ∅ (abs) of terugtrekvlak X m.b.t. XI (incr.) - (alleen bij terugtrekken "uitgebreid"...
  • Pagina 219 Shop-Turn programma maken 7.14 Selectie van cycli via softkeys 7.14 Selectie van cycli via softkeys Overzicht van de bewerkingsstappen De volgende bewerkingsstappen staan ter beschikking. In deze weergave worden alle cycli/functies weergegeven die in de besturing aanwezig zijn. Aan elke afzonderlijke installatie kunnen echter alleen de stappen worden geselecteerd die in overeenstemming met de ingestelde technologie mogelijk zijn.
  • Pagina 220 Shop-Turn programma maken 7.14 Selectie van cycli via softkeys ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 221 Shop-Turn programma maken 7.14 Selectie van cycli via softkeys ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 222 Shop-Turn programma maken 7.14 Selectie van cycli via softkeys ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 223 Shop-Turn programma maken 7.14 Selectie van cycli via softkeys ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 224 Shop-Turn programma maken 7.14 Selectie van cycli via softkeys ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 225 Shop-Turn programma maken 7.15 Technologische functies oproepen 7.15 Technologische functies oproepen 7.15.1 Verdere functies in de invoerschermen Selectie van eenheden Wanneer in een veld bijv. de eenheid kan worden omgeschakeld, dan wordt dit aangegeven zodra de cursor op het element wordt geplaatst. Hierdoor herkent de bediener de afhankelijkheid.
  • Pagina 226 Technologische functies kunnen via de machine- of settinggegevens worden beïnvloed en geconfigureerd. Meer informatie vindt u in de volgende documentatie: Handboek voor inbedrijfstelling SINUMERIK Operate / SINUMERIK 840D sl 7.15.4 Cyclusoproep wijzigen U heeft in de programma-editor via softkey de gewenste cyclus opgeroepen, de parameters ingevoerd en met "Overnemen"...
  • Pagina 227 Shop-Turn programma maken 7.16 Cyclus voor naderen/verwijderen programmeren 7.16 Cyclus voor naderen/verwijderen programmeren Wanneer u het verwijderen/naderen van een bewerkingscyclus wilt verkorten of wanneer u een oplossing zoekt voor een moeilijke geometrisch probleem bij het naderen/verwijderen, dan kunt u een speciale cyclus genereren. In dat geval wordt geen rekening gehouden met de strategie voor naderen/verwijderen die is voorzien voor normale gevallen.
  • Pagina 228 Shop-Turn programma maken 7.16 Cyclus voor naderen/verwijderen programmeren Parameters Beschrijving Eenheid Voeding voor het verplaatsen naar de eerste positie mm/min Alternatief ijlgang 1. positie ∅ (abs) of 1. positie (incr.) 1. positie (abs of incr.) Voeding voor het verplaatsen naar de tweede positie mm/min Alternatief ijlgang 2.
  • Pagina 229 De geregistreerde gereedschapsgeometrie wordt in het bijbehorende gereedschapscorrectierecord ingevoerd. Documentatie Een gedetailleerde beschrijving van het gebruik van meetcycli vindt u in: Programmeerhandboek Meetcycli HMI sl / SINUMERIK 840D sl Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 230 Shop-Turn programma maken 7.17 Meetcyclusondersteuning Procedure Druk op de menudoorschakeltoets. Druk op de horizontale softkey "Meten draaien". Selecteer via de verticale softkey de gewenste meetfunctiegroep, bijv. "Meettaster afijken". - OF - Werkstuk meten - OF - Gereedschapstaster afijken - OF - Gereedschap meten Selecteer via de verticale softkeys een meetopdracht.
  • Pagina 231 Shop-Turn programma maken 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking Algemeen Het volgende voorbeeld is gedetailleerd als ShopTurn-programma beschreven. Het opstellen van een G-codeprogramma gebeurt op dezelfde manier, waarbij toch rekening moet worden gehouden met enkele verschillen. Wanneer u het hieronder vermelde G-codeprogramma kopieert, in de besturing inleest en in de editor opent, kunt u de afzonderlijke programmastappen volgen.
  • Pagina 232 Shop-Turn programma maken 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking 7.18.1 Werkstuktekening Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 233 Shop-Turn programma maken 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking 7.18.2 Programmering 1. Programmaheader Leg het basismateriaal vast. Maateenheid mm Basismateriaal Cilinder 90 abs +1.0 abs -120 abs -100 abs Terugtrekken eenvoudig 2 incr 5 incr Ger.wisselpunt 160 abs 409 abs 4000 omw/min Draairichting van de meelopend bewerking Druk op de softkey "Overnemen".
  • Pagina 234 Shop-Turn programma maken 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking Richting dwars (parallel aan X-as) 90 abs 2 abs -1.6 abs 0 abs 2 incr 0 incr 0.1 incr Druk op de softkey "Overnemen". 3. Invoeren contour basismateriaal met contourberekening Druk de softkeys "Contourdraaien" en "Nieuwe contour" in. Het invoervenster "Nieuwe contour"...
  • Pagina 235 Shop-Turn programma maken 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking 0 abs 0 abs 60 abs 0 abs Druk op de softkey "Overnemen". Het invoeren van de contour van het basismateriaal is alleen noodzakelijk bij het gebruik van voorbewerkt basismateriaal. Contour basismateriaal Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 236 Shop-Turn programma maken 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking 4. Invoeren afgewerkt stuk met contourberekening Druk de softkeys "Contourdraaien" en "Nieuwe contour" in. Het invoervenster "Nieuwe contour" wordt geopend. Voer de contournaam in (hier: Cont_2) in. De als NC-code berekende contour wordt als intern subprogramma tussen een start- en eindmarkering geschreven die de ingevoerde contournaam bevat.
  • Pagina 237 Shop-Turn programma maken 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking Druk op de softkey "Overnemen". Contour afgewerkt stuk 5. Verspanen (voorbewerken) Druk de softkeys "Contourdraaien" en "Verspanen" in. Het invoervenster "Verspanen" wordt geopend. Voer de volgende technologische parameters in: F 0,350 mm/omw. V 400 m/min Voorbewerkingsgereedsc hap 80 D1 Voer de volgende parameters in:...
  • Pagina 238 Shop-Turn programma maken 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking Bewerkingsrichting (van kopzijde naar achterzijde) 4.000 incr Snijdiepte 0.4 incr 0.2 incr Cilinder o incr 0 incr Achtersnijdingen Begrenzen Druk op de softkey "Overnemen". Wanneer basismateriaal wordt gebruikt dat onder "CONT_1" is geprogrammeerd, dan moet onder de parameter "BL" in plaats van "Cilinder"...
  • Pagina 239 Shop-Turn programma maken 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking 6. Restmateriaal ruimen Druk de softkeys "Contourdraaien" en "Verspanen rest" in. Het invoervenster "Verspanen restmateriaal" wordt geopend. Voer de volgende technologische parameters in: F 0,35 mm/omw. V 400 m/min Voorbewerkingsgereedsch ap_55 D1 Voer de volgende parameters in: Bewerking voorbewerken (∇) Bewerkingsrichting...
  • Pagina 240 Shop-Turn programma maken 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking Bewerkingsrichting (van kopzijde naar achterzijde) Toegift Achtersnijdingen Begrenzen Druk op de softkey "Overnemen". 8. Groef (voorbewerken) Druk de softkeys "Draaien", "Groef" en "Groef met schuine lijnen" in. Het invoervenster "Groef 1" wordt geopend. Voer de volgende technologische parameters in: T Steekgereedschap F 0,150 mm/omw.
  • Pagina 241 Shop-Turn programma maken 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking Druk op de softkey "Overnemen". Contour groef 9. Groef (nabewerken) Druk de softkeys "Draaien", "Groef" en "Groef met schuine lijnen" in. Het invoervenster "Groef 2" wordt geopend. Voer de volgende technologische parameters in: F 0,1 mm/omw. V 220 m/min Steekgereedschap Voer de volgende parameters in:...
  • Pagina 242 Shop-Turn programma maken 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking 60 abs 5.856 incr 4 incr α1 15 graden α2 15 graden Druk op de softkey "Overnemen". 10. Schroefdraad in lengterichting M48 x2 (voorbewerken) Druk de softkeys "Draaien", "Schroefdraad" en "Schroefdraad lengte" in. Het invoervenster "Schroefdraad in lengterichting" wordt geopend. Voer de volgende parameters in: Draadsnijbeitel_2 Tabel...
  • Pagina 243 Shop-Turn programma maken 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking 0.150 incr 1 incr Meergangig α0 0 graden Druk op de softkey "Overnemen". 11. Schroefdraad in lengterichting M48 x2 (nabewerken) Druk de softkeys "Draaien", "Schroefdraad" en "Schroefdraad lengte" in. Het invoervenster "Schroefdraad in lengterichting" wordt geopend. Voer de volgende parameters in: Draadsnijbeitel_2 Tabel...
  • Pagina 244 Shop-Turn programma maken 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking 12. Boren Druk de softkeys "Boren", "Boren ruimen" en "Boren" in. Het invoervenster "Boren" wordt geopend. Voer de volgende technologische parameters in: T Boor_D5 F 0,1 mm/omw. V 50 m/min Voer de volgende parameters in: Bewerkingsvlak Kop C Boordiepte...
  • Pagina 245 Shop-Turn programma maken 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking 14. Rechthoekige kamer frezen Druk de softkeys "Frezen", "Kamer" en "Rechthoekige kamer" in. Het invoervenster "Rechthoekige kamer" wordt geopend. Voer de volgende technologische parameters in: T Frees_D8 F 0,030 mm/tand V 200 m/min Voer de volgende parameters in: Bewerkingsvlak Kop C Bewerkingswijze...
  • Pagina 246 Shop-Turn programma maken 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking 7.18.3 Resultaten/Simulatietest Beeld 7-10 Programmeergrafiek Beeld 7-11 Werkplan Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 247 Shop-Turn programma maken 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking Programmatest d.m.v. simulatie In de simulatie wordt het huidige programma volledig berekend en het resultaat wordt grafisch weergegeven. Beeld 7-12 3D-weergave Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 248 Shop-Turn programma maken 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking 7.18.4 G-codebewerkingsprogramma N1 G54 N2 WORKPIECE(,,"","CYLINDER",192,2,-120,-100,90) N3 G0 X200 Z200 Y0 ;***************************************** N4 T=VOORBEWERK-GER_80" D1 N5 M06 N6 G96 S350 M04 N7 CYCLE951(90,2,-1.6,0,-1.6,0,1,2,0,0.1,12,0,0,0,1,0.3,0,2,1110000) N8 G96 S400 N9 CYCLE62(,2,"E_LAB_A_KONT_2","E_LAB_E_KONT_2") CYCLE952("VERSPANEN_1",,"BASISMAT_1",2301311,0.35,0.15,0,4,0.1,0.1,0.4,0.2,0.1,0,1,0,0,,,,,2,2,,,0,1, ,0,12,1110110) N11 G0 X200 Z200 ;***************************************** N12 T="VOORBEWERK-GER_55"...
  • Pagina 249 Shop-Turn programma maken 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking N33 G0 X200 Z200 ;***************************************** N34 T="BOOR_D5" D1 N35 M06 N36 SPOS=0 N37 SETMS(2) N38 M24 ; aangedreven gereedschap inkoppelen, machinespecifiek N39 G97 S3183 M3 N40 G94 F318 N41 TRANSMIT N42 MCALL CYCLE82(1,0,1,,10,0,0,1,11) N43 HOLES2(0,0,16,0,30,4,1010,0,,,1) N44 MCALL N45 M25 ;...
  • Pagina 250 Shop-Turn programma maken 7.18 Voorbeeld: Standaardbewerking Z0 ;*GP* X30 ;*GP* ;CON,2,0.0000,1,1,MST:0,0,AX:Z,X,K,I;*GP*;*RO*;*HD* ;S,EX:0,EY:30;*GP*;*RO*;*HD* ;LL,EX:-40;*GP*;*RO*;*HD* ;LA,EX:-45,EY:40;*GP*;*RO*;*HD* ;LL,EX:-65;*GP*;*RO*;*HD* ;LA,EX:-70,EY:45;*GP*;*RO*;*HD* ;LL,EX:-95;*GP*;*RO*;*HD* ;LD,EY:0;*GP*;*RO*;*HD* ;LR,EX:0;*GP*;*RO*;*HD* ;LA,EX:0,EY:30;*GP*;*RO*;*HD* ;#End contour definition end - Don't change!;*GP*;*RO*;*HD* E_LAB_E_KONT_1: N65 E_LAB_A_KONT_2: ;#SM Z:4 ;#7__DlgK contour definition begin - Don't change!;*GP*;*RO*;*HD* G18 G90 DIAMOF;*GP* G0 Z0 X0 ;*GP* G1 X24 CHR=3 ;*GP* Z-18.477 ;*GP*...
  • Pagina 251 Technologische functies programmeren (cycli) Boren 8.1.1 Algemeen Algemene geometrieparameters ● Terugtrekvlak RP en referentiepunt Z0 Normaal gezien hebben referentiepunt Z0 en terugtrekvlak RP verschillende waarden. In de cyclus wordt er vanuit gegaan dat het terugtrekvlak voor het referentiepunt ligt. Opmerking Bij identieke waarden voor referentiepunt en terugtrekvlak is een relatieve dieptevermelding niet toegelaten.
  • Pagina 252 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren Boorposities Voor de cyclus zijn de ingelopen boringscoördinaten van het vlak vereist. De boringsmiddelpunten moeten daarom voor of na het oproepen van de cyclus als volgt worden geprogrammeerd (zie ook het hoofdstuk Cycli op afzonderlijke positie of positiepatroon (MCALL)): ●...
  • Pagina 253 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren Procedure Het deelprogramma of ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt, is aangemaakt en u bevindt zich in de editor. Druk op de softkey "Boren". Druk op de softkey "Centreren". Het invoervenster "Centreren" wordt geopend. Parameters G-codeprogramma Parameters ShopTurn-programma Bewerkingsvlak Gereedschapsnaam...
  • Pagina 254 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren Parameters Beschrijving Eenheid Z1 (kop) of Boordiepte (abs) of boordiepte m.b.t. Z0 of X0 (incr.) X1 (mantel) Het gereedschap duikt zo diep in tot Z1 of X1 is bereikt. - (alleen bij centrering punt) (alleen bij ShopTurn) Verblijftijd (op eindboordiepte) in seconden...
  • Pagina 255 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren Parameters G-codeprogramma Parameters ShopTurn-programma Bewerkingsvlak Gereedschapsnaam Terugtrekvlak Snijkantnummer Veiligheidsafstand Voeding mm/min mm/omw S / V Spiltoerental of constante Omw/min snijsnelheid m/min Parameters Beschrijving Eenheid Afzonderlijke positie Bewerkingspositie  (alleen bij G- Boring op geprogrammeerde positie boren code) Positiepatroon ...
  • Pagina 256 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren 8.1.4 Ruimen (CYCLE85) Functie Met de cyclus "Ruimen" duikt het gereedschap met het geprogrammeerde spiltoerental en de onder F geprogrammeerde voeding in het werkstuk in. Wanneer de waarde Z1 is bereikt en de verblijftijd is afgelopen, dan wordt bij het ruimen met de geprogrammeerde terugtreksnelheid naar het terugtrekvlak verplaatst.
  • Pagina 257 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren Parameters Beschrijving Eenheid Bewerkingspositie Afzonderlijke positie  (alleen bij G- Boring op geprogrammeerde positie boren code) Positiepatroon  Positie met MCALL Z0 (alleen bij G- Referentiepunt Z code) Voeding bij terugtrekken mm/min Kop C Bewerkings- ...
  • Pagina 258 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren Naderen/verwijderen bij spanen breken 1. Het gereedschap nadert met G0 op veiligheidsafstand van het referentiepunt. 2. Het gereedschap boort met geprogrammeerd spiltoerental en voedingssnelheid F = F · FD1 [%] tot aan de eerste aanzetdiepte. 3.
  • Pagina 259 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren Parameters G-codeprogramma Parameters ShopTurn-programma Bewerkingsvlak Gereedschapsnaam Terugtrekvlak Snijkantnummer Veiligheidsafstand Voeding mm/min mm/omw S / V Spiltoerental of constante Omw/min snijsnelheid m/min Parameters Beschrijving Eenheid Afzonderlijke positie Bewerkingspositie  (alleen bij G- Boring op geprogrammeerde positie boren code) Positiepatroon ...
  • Pagina 260 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren Parameters Beschrijving Eenheid 1. Boordiepte (abs) of 1. boordiepte m.b.t. Z0 (incr.) (alleen bij G- code) D (alleen bij Maximale diepte-aanzet ShopTurn) Percentage voor de voeding bij de eerste aanzet Aanzet: Waarde voor elke volgende aanzet ...
  • Pagina 261 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren 8.1.6 Kotteren (CYCLE86) Functie Met de cyclus "Kotteren" verplaatst het gereedschap, rekening houdend met het terugtrekvlak en de veiligheidsafstand, met ijlgang naar de geprogrammeerde positie. Vervolgens duikt het gereedschap met de geprogrammeerde voeding (F) tot op de geprogrammeerde diepte (Z1) in.
  • Pagina 262 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren Procedure Het deelprogramma of ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt, is aangemaakt en u bevindt zich in de editor. Druk op de softkey "Boren". Druk op de softkey "Kotteren". Het invoervenster "Kotteren" wordt geopend. Parameters Beschrijving Eenheid Bewerkingsvlak...
  • Pagina 263 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren 8.1.7 Draadtappen (CYCLE84, 840) Functie Met de cyclus "Draadtappen" kunt u een binnendraad snijden. Het gereedschap wordt met actief toerental en ijlgang op veiligheidsafstand verplaatst. Er wordt een spilstop uitgevoerd; de spil en de voeding worden gesynchroniseerd. Daarna duikt het gereedschap met het geprogrammeerde toerental (afhankelijk van %S) in het werkstuk U kunt selecteren of u in een snede boort, spanen breekt of voor het ontspanen uit het werkstuk wilt verplaatsen.
  • Pagina 264 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren Naderen/verwijderen bij het ontspanen 1. Het gereedschap boort met geprogrammeerd spiltoerental S (afhankelijk van %S) tot op de eerste aanzetdiepte (maximale aanzetdiepte D). 2. Spilstop en verblijftijd DT. 3. Voor het ontspanen trekt het gereedschap met spiltoerental SR op veiligheidsafstand uit het werkstuk terug.
  • Pagina 265 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren Parameters G-codeprogramma Parameters ShopTurn-programma Bewerkingsvlak Gereedschapsnaam Terugtrekvlak Snijkantnummer Veiligheidsafstand Voeding mm/min mm/omw S / V Spiltoerental of constante Omw/min snijsnelheid m/min Parameters Beschrijving Eenheid met compensatiespankop Modus  compensatiespan zonder compensatiespankop  (alleen bij G- code) Afzonderlijke positie Bewerkingspositie...
  • Pagina 266 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren Parameters Beschrijving Eenheid Gebruikersinvoer Spoed - (alleen  bewerking zonder De spoed wordt berekend uit de invoer gever) actieve voeding  De spoed wordt berekend uit de voeding (alleen bij G- code) Tabel Selectie van de draadtabel: zonder ...
  • Pagina 267 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren Parameters Beschrijving Eenheid Terugtrekwaarde na elke bewerking - (alleen zonder compensatiespankop, bij spanen breken en bij terugtrekken manueel) Terugtrekwaarde van de boor bij het spanen breken. V2 = automatisch: het gereedschap wordt één omwenteling teruggetrokken. Verblijftijd op eindboordiepte in seconden (alleen bij G- code)
  • Pagina 268 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren 8.1.8 Draadtapfrezen (CYCLE78) Functie Met een draadtapfrees kan een binnendraad met een bepaalde diepte en spoed in één werkfase worden gesneden. D.w.z.: voor het boren en het draadfrezen wordt hetzelfde gereedschap gebruikt; een extra gereedschapwissel valt weg. De draad kan als rechtse of linkse draad worden gemaakt.
  • Pagina 269 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren Parameters G-codeprogramma Parameters ShopTurn-programma Bewerkingsvlak Gereedschapsnaam Terugtrekvlak Snijkantnummer Veiligheidsafstand Voeding mm/min mm/omw S / V Spiltoerental of constante Omw/min snijsnelheid m/min Parameters Beschrijving Eenheid Afzonderlijke positie Bewerkingspositie  Boring op geprogrammeerde positie boren Positiepatroon ...
  • Pagina 270 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren Parameters Beschrijving Eenheid Boringsvoeding voor resterende boordiepte - (alleen bij doorboren "ja") in/mm in/omw. Ontspanen Ontspanen voor schroefdraadfrezen   Voor het schroefdraadfrezen moet voor het ontspanen naar het werkstukoppervlak worden verplaatst. Schroefdraad Draairichting van de schroefdraad Rechtse draad ...
  • Pagina 271 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren 8.1.9 Posities en positiepatroon Functie Nadat de technologie (cyclusoproep) is geprogrammeerd, moeten de posities worden geprogrammeerd. Hiervoor staan verschillende positiepatronen ter beschikking. ● Posities naar keuze ● Positioneren op een lijn, op een rooster of op een kader ●...
  • Pagina 272 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren 8.1.10 Posities naar keuze (CYCLE802) Functie Met de cyclus "Posities naar keuze" kunt u posities naar keuze, met rechthoekige of polaire afmetingen, programmeren. Afzonderlijke posities worden in de geprogrammeerde volgorde aangelopen. Met de softkey "Alle wissen" worden alle geprogrammeerde X/Y-posities gewist.
  • Pagina 273 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren Parameters Beschrijving Eenheid Kop C en Kop Y - rechthoekig: Z-coördinaten van referentiepunt (abs) Positioneerhoek voor bewerkingsbereik (alleen bij Kop Y) graden X-coördinaten van de eerste positie (abs) Y-coördinaten van de eerste positie (abs) ...
  • Pagina 274 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren 8.1.11 Positiepatroon Lijn (HOLES1) Functie Met de cyclus "Positiepatroon" kunt u de volgende patronen programmeren: ● Lijn (HOLES1) Met de selectiemogelijkheid "Lijn" kunt u een willekeurig aantal posities programmeren die in een gelijke afstand op een lijn liggen. ●...
  • Pagina 275 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren Parameters Beschrijving Eenheid Kop C Bewerkings-  vlak Kop Y  Mantel C  (alleen bij Mantel Y  ShopTurn) Let erop dat de klemming bij de bewerking in de vlakken Kop C en Mantel C alleen voor het boorproces actief blijft.
  • Pagina 276 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren Parameters Beschrijving Eenheid Mantel Y: X-coördinaten van referentiepunt (abs) Referentiepunt graden Y-coördinaten van het referentiepunt - eerste positie (abs) Z-coördinaten van het referentiepunt - eerste positie (abs) α0 Draaihoek van de lijn m.b.t. de Y-as graden (alleen bij Positieve hoek: de lijn wordt gedraaid tegen de wijzers van de klok in.
  • Pagina 277 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren Parameters Beschrijving Eenheid Sprongmarkering voor positie herhalen (alleen bij G- code) Bewerkingsvlak (alleen bij G- code) Cirkelpatroon Selectiemogelijkheid volgende patronen: Boog  Volledige cirkel  Plaats van de Selectiemogelijkheid volgende posities - (alleen bij Kop C/Y) positie centraal ...
  • Pagina 278 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren Parameters Beschrijving Eenheid Kop Y: centraal/ Cirkel centraal op kopvlak positioneren excentrisch Cirkel niet centraal op kopvlak positioneren Z-coördinaten van referentiepunt (abs) Positioneerhoek voor het bewerkingsbereik graden X0 of L0 X-coördinaten van referentiepunt (abs) of referentiepunt lengte polair - (alleen bij excentrisch) Y0 of C0 Y-coördinaten van referentiepunt (abs) of...
  • Pagina 279 Technologische functies programmeren (cycli) 8.1 Boren 8.1.13 Posities herhalen Functie Wanneer u al geprogrammeerde posities nog eens wilt aanlopen, dan kunt u dit m.b.v. de functie "Positie herhalen" snel realiseren. Hiervoor moet het nummer van het positiepatroon worden opgegeven. Dit nummer wordt door de cyclus automatisch toegekend.
  • Pagina 280 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien Draaien 8.2.1 Algemeen Bij alle draaicycli met uitzondering van contourdraaien (CYCLE95) heeft u in gecombineerd bedrijf voor- en nabewerken de mogelijkheid om de voeding bij de nabewerking procentueel te verlagen. Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor ook de instructies van de machinefabrikant. 8.2.2 Verspanen (CYLCE951) Functie...
  • Pagina 281 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Wanneer het gereedschap bij het einde van de snede niet aan de contour wordt nagetrokken, wordt het met ijlgang opgetild over de lengte van de veiligheidsafstand of over een afstand die in een machinegegeven is opgeslagen.
  • Pagina 282 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien Verspaancyclus rechte met radii of afschuiningen. Het invoervenster "Verspanen 2" wordt geopend. - OF Verspaancyclus met schuine lijnen, radii of afschuiningen. Het invoervenster "Verspanen 3" wordt geopend. Parameters G-codeprogramma Parameters ShopTurn-programma Bewerkingsvlak Gereedschapsnaam Veiligheidsafstand Snijkantnummer Voeding mm/min...
  • Pagina 283 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien Parameters Beschrijving Eenheid FS1...FS3 of R1...R3 Afschuiningsbreedte (FS1...FS3) of afrondingsradius (R1...R3) - (niet bij verspanen 1) Parameterselectie tussenpunt Het tussenpunt kan worden bepaald door opgave van de positie of door de hoek. De volgende combinaties zijn mogelijk - (niet bij verspanen 1 en 2) XM ZM ...
  • Pagina 284 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien Naderen/verwijderen bij voorbewerken Aanzetdiepte D > 0 1. Het gereedschap wordt met ijlgang eerst naar het cyclusintern berekende startpunt verplaatst. 2. Het gereedschap steekt in het midden met aanzetdiepte D in. 3. Het gereedschap wordt met ijlgang over D + veiligheidsafstand teruggetrokken. 4.
  • Pagina 285 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien - OF Insteekcyclus aan een rechte met schuine lijnen, radii of afschuiningen. Het invoervenster "Groef 3" wordt geopend. Parameters G-codeprogramma Parameters ShopTurn-programma Bewerkingsvlak Gereedschapsnaam Veiligheidsafstand Snijkantnummer Voeding mm/min Voeding mm/min mm/omw S / V Spiltoerental of constante Omw/min snijsnelheid...
  • Pagina 286 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien Parameters Beschrijving Eenheid FS1...FS4 of R1...R4 Afschuiningsbreedte (FS1...FS4) of afrondingsradius (R1...R4) - (niet bij Groef 2 en 3) α0 Hoek van de schuinte - (alleen bij Groef 3) graden 8.2.4 Ondersnijding vorm E en F (CYCLE940) Functie Met de cycli "Ondersnijding vorm E"...
  • Pagina 287 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien Parameters G-codeprogramma (ondersnijding vorm E) Parameters ShopTurn-programma (ondersnijding vorm E) Bewerkingsvlak Gereedschapsnaam Veiligheidsafstand Snijkantnummer Voeding mm/min Voeding mm/min mm/omw S / V Spiltoerental of constante Omw/min snijsnelheid m/min Parameters Beschrijving Eenheid Positie Positie van de bewerking vorm E: Grootte ondersnijding volgens DIN-tabel: bijv.: E1,0 x 0,4 (ondersnijding vorm E) Referentiepunt X ∅...
  • Pagina 288 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien Parameters Beschrijving Eenheid Positie Positie van de bewerking vorm F: Grootte ondersnijding volgens DIN-tabel: bijv.: F0,6 x 0,3 (ondersnijding vorm F) Referentiepunt X ∅ Referentiepunt Z Toegift in X ∅ (abs) of toegift in X (incr.) Toegift in Z (abs) of toegift in Z (incr.) - (alleen bij ondersnijding vorm F) Dwarsbeweging ∅...
  • Pagina 289 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien Procedure Het deelprogramma of ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt, is aangemaakt en u bevindt zich in de editor. Druk op de softkey "Draaien" Druk op de softkey "Ondersnijding". Druk op de softkey "Draaduitloop DIN". Het invoervenster "Draaduitloop (DIN 76)"...
  • Pagina 290 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien Parameters Beschrijving Eenheid α Induikhoek graden Dwarsbeweging ∅ (abs) of dwarsbeweging (incr.) - (alleen bij ∇∇∇ en ∇ + ∇∇∇) maximale diepte-aanzet - (alleen bij ∇ en ∇ + ∇∇∇) U of UX Nabewerkingstoegift in X of nabewerkingstoegift in X en Z - (alleen bij ∇ en ∇ + ∇∇∇) Nabewerkingstoegift in Z - (alleen bij UX, ∇...
  • Pagina 291 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien 8.2.6 Schroefdraad draaien (CYCLE99) Functie Met de cyclus "Schroefdraad in lengterichting", "Schroefdraad conisch" en "Schroefdraad vlak" kunt u buiten- en binnendraad met constante of variabele spoed draaien. De schroefdraad kan zowel enkele als meervoudige windingen hebben. Bij metrische schroefdraad (spoed P in mm/omw) stelt de cyclus parameter schroefdraaddiepte H1 in met een waarde die wordt berekend uit de spoed van de schroefdraad.
  • Pagina 292 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien 5. Stappen 3 en 4 worden zolang herhaald tot de schroefdraad volledig is afgewerkt. 6. Het gereedschap wordt met ijlgang naar het terugtrekvlak verplaatst. Een onderbreking in de bewerking van de schroefdraad is steeds mogelijk met de functie "Snel optillen".
  • Pagina 293 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien Parameters Beschrijving Eenheid Selectie van de spoed of windingen bij tabel "zonder" of opgeven van de spoed / mm/omw. windingen volgens de selectie van de schroefdraadtabel: in/omw. gangen/" spoed in mm/omwenteling  MODULE spoed in inch/omwenteling ...
  • Pagina 294 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien Parameters Beschrijving Eenheid Uitloop schroefdraad (incr.) De schroefdraaduitloop kunt u gebruiken wanneer u aan het schroefdraadeinde schuin naar buiten wilt bewegen (voorbeeld smeergroef op een as). Schroefdraaddiepte op schroefdraadtabel (incr.) Aanzetschuinte als flank (incr.) - (alternatief voor aanzetschuinte als hoek) DP >...
  • Pagina 295 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien Parameters G-codeprogramma (schroefdraad Parameters ShopTurn-programma (Schroefdraad conisch) conisch) Bewerkingsvlak Gereedschapsnaam Veiligheidsafstand Snijkantnummer Voeding mm/min Voeding mm/min mm/omw S / V Spiltoerental of constante Omw/min snijsnelheid m/min Parameters Beschrijving Eenheid spoed in mm/omwenteling  mm/omw. in/omw.
  • Pagina 296 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien Parameters Beschrijving Eenheid Voorloop schroefdraad (incr.) Startpunt van de schroefdraad is het met voorloop W naar voor verlegd referentiepunt (X0, Z0). De schroefdraad voorloop kunt u gebruiken wanneer u de afzonderlijke sneden iets vroeger wilt beginnen om de lengte van de schroefdraad nauwkeurig te bereiken.
  • Pagina 297 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien Parameters Beschrijving Eenheid Gangwisseldiepte (incr.) Eerst worden alle windingen na elkaar tot op de eerste gangwisseldiepte DA bewerkt; vervolgens worden alle windingen na elkaar tot op diepte 2 · DA bewerkt, enz. tot de einddiepte is bereikt. DA = 0: Er wordt geen rekening gehouden met de gangwisseldiepte;...
  • Pagina 298 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien Parameters Beschrijving Eenheid ∇ (voorbewerken) Bewerking  ∇∇∇ (nabewerken)  ∇ + ∇∇∇ (voorbewerken en nabewerken)  Lineair: Aanzet (alleen bij ∇ en  ∇ + ∇∇∇) Aanzet met constante snijdiepte Degressief:  Aanzet met constante spaandoorsnede Binnendraad Schroefdraad ...
  • Pagina 299 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien Parameters Beschrijving Eenheid D1 of ND Eerste aanzetdiepte of aantal voorbewerkingssneden (alleen bij ∇ en Voor het omschakelen tussen het aantal voorbewerkingssneden en de eerste ∇ + ∇∇∇) aanzet wordt telkens de bijbehorende waarde weergegeven. Nabewerkingstoegift in X en Z - (alleen bij ∇...
  • Pagina 300 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien 8.2.7 Schroefdraadkoppeling (CYCLE98) Functie M.b.v. deze cyclus is het mogelijk om verschillende aan elkaar gekoppelde cilindrische of conische schroefdraden met constante spoed in de lengte of vlak te bewerken, waarvan de spoed verschillend kan zijn. De schroefdraad kan zowel enkele als meervoudige windingen hebben.
  • Pagina 301 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien Parameters G-codeprogramma Parameters ShopTurn-programma Bewerkingsvlak Gereedschapsnaam Veiligheidsafstand Snijkantnummer Voeding mm/min Voeding mm/min mm/omw S / V Spiltoerental of constante Omw/min snijsnelheid m/min Parameters Beschrijving Eenheid ∇ (voorbewerken) Bewerking  ∇∇∇ (nabewerken)  ∇ + ∇∇∇ (voorbewerken en nabewerken) ...
  • Pagina 302 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien Parameters Beschrijving Eenheid Eindpunt X ∅ (abs) of  Tussenpunt 3 m.b.t. X2 (incr.) of  Draadafschuining 3  Eindpunt Z ∅ (abs) of  Eindpunt m.b.t. Z2 (incr.)  Voorloop schroefdraad Uitloop schroefdraad Schroefdraaddiepte DP of αP Aanzetschuinte (flank) of aanzetschuinte (hoek)
  • Pagina 303 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien 8.2.8 Afsteken (CYCLE92) Functie Wanneer u rotatiesymmetrische stukken (bijv. schroeven, bouten of buizen) wilt afsteken, moet u de cyclus "Afsteken" gebruiken. Aan de kant van het afgewerkt stuk kunt u een afschuining of een afronding programmeren. Tot diepte X1 kunt u met constante snijsnelheid V of toerental S werken, daarna wordt alleen nog met constant toerental bewerkt.
  • Pagina 304 Technologische functies programmeren (cycli) 8.2 Draaien Parameters G-codeprogramma Parameters ShopTurn-programma Bewerkingsvlak Gereedschapsnaam Veiligheidsafstand Snijkantnummer Voeding mm/min Voeding mm/min mm/omw S / V Spiltoerental of constante Omw/min snijsnelheid m/min Parameters Beschrijving Eenheid Spildraairichting Grens maximaal toerental - (alleen bij constante snijsnelheid V) omw/min Referentiepunt in X ∅...
  • Pagina 305 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Contourdraaien 8.3.1 Algemeen Functie Met de cyclus "Contourdraaien" kunt u eenvoudige of complexe contouren maken. Een contour bestaat uit verschillende contourelementen, waarbij minimaal twee en maximaal 250 elementen resulteren in een gedefinieerde contour. Tussen contourelementen kunt u afschuiningen, radii, ondersnijdingen of tangentiële overgangen programmeren.
  • Pagina 306 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien 5. Restmateriaal ruimen (voorbewerken) ShopTurn herkent bij het afspanen van de contour automatisch restmateriaal dat is blijven staan. Bij de G-codeprogrammering moet bij het verspanen eerst worden beslist of er voorbewerkt wordt met detectie van restmateriaal of niet. Met geschikt gereedschap kunt u dit restmateriaal ruimen zonder opnieuw de volledige contour te moeten bewerken.
  • Pagina 307 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien De verschillende kleuren van de symbolen verwijzen naar de status: Voorgrond Achtergrond Betekenis zwart blauw cursor op actief element zwart oranje cursor op huidig element zwart normaal element rood met dit element wordt momenteel geen rekening gehouden (er wordt pas rekening gehouden met dit element wanneer het met de cursor wordt geselecteerd)
  • Pagina 308 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Druk de softkeys "Contour" en "Nieuwe contour" in Het invoervenster "Nieuwe contour" wordt geopend. Voer een naam in voor de nieuwe contour. De contournaam moet uniek en ondubbelzinnig zijn. Druk op de softkey "Overnemen". Het invoervenster voor het startpunt van de contour wordt geopend.
  • Pagina 309 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien 8.3.4 Contourelementen maken Contourelementen maken Nadat u een nieuwe contour heeft gegenereerd en het startpunt heeft bepaald, kunt u de afzonderlijke contourelementen definiëren waaruit de contour is samengesteld. Voor het bepalen van de contour staan de volgende contourelementen ter beschikking: ●...
  • Pagina 310 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Meer functies Bij het programmeren van een contour staan de volgende extra functies ter beschikking: ● Raaklijn aan vorig element De overgang naar het vorige element kunt u als raaklijn programmeren. ● Dialoogkeuze Wanneer uit de parameters die al zijn ingevoerd twee verschillende contouren mogelijk zijn, moet u één daarvan selecteren.
  • Pagina 311 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Het invoervenster voor contourinvoer wordt geopend. Hier moet u eerst een startpunt voor de contour opgeven. Die wordt in de linkse navigatiebalk weergegeven door het symbool "+". Druk op de softkey "Overnemen". Voer de afzonderlijke contourelementen van de bewerkingsrichting in. Selecteer via de softkey een contourelement.
  • Pagina 312 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Contourelement "Rechte, bijv. Z" Parameters Beschrijving Eenheid Eindpunt Z (abs. of incr.) α1 Starthoek t.o.v. Z-as graden α2 Hoek t.o.v. vorig element graden Overgang naar volgend Type overgang element Radius  Ondersnijding  Afschuining ...
  • Pagina 313 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Parameters Beschrijving Eenheid Schroefdraad Lengte Z1 Lengte Z2 Radius R1 Radius R2 Insteekdiepte Afschuining Overgang naar volgend element - afschuining Slijptoegift Slijptoegift rechts van de contour  Slijptoegift links van de contour  Extra commando's Extra G-codecommando's Contourelement "Rechte, bijv.
  • Pagina 314 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Parameters Beschrijving Eenheid β1 Eindhoek t.o.v. Z-as graden β2 Openingshoek graden Overgang naar volgend Type overgang element Radius  Afschuining  Radius Overgang naar volgend element - radius Afschuining Overgang naar volgend element - afschuining Slijptoegift Slijptoegift rechts van de contour ...
  • Pagina 315 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Voer de parameters in het invoervenster in of wis het element en selecteer een nieuw element. Druk op de softkey "Overnemen". Het gewenste contourelement wordt ingevoegd of gewijzigd. Procedure contourelement wissen Open het deelprogramma of ShopTurn-programma dat u wilt bewerken. Plaats de cursor op het contourelement dat u wilt wissen.
  • Pagina 316 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Procedure Het deelprogramma dat moet worden bewerkt, is gegenereerd en u bevindt zich in de editor. Druk op de softkey "Contourdraaien". Druk de softkeys "Contour" en "Contouroproep" in. Het invoervenster "Contouroproep" wordt geopend. Voer de parameters van de contourselectie in. Parameters Beschrijving Eenheid...
  • Pagina 317 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Bij de instelling "automatisch" wordt steeds nagetrokken wanneer de hoek tussen snede en contour een bepaalde waarde overschrijdt. Die hoek is vastgelegd in een machinegegeven. Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Wisselende snedediepte In plaats van met constante snedediepte D kunt u ook met wisselende snedediepte werken, om de snijkanten van het gereedschap niet continu overal evenveel te belasten.
  • Pagina 318 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Bij systemen met één kanaal wordt door de cyclus geen uitbreiding van de naam voor het te genereren programma voorzien. Opmerking G-codeprogramma Bij G-codeprogramma's worden de te genereren programma's waarbij het pad niet is opgegeven, opgeslagen in de directory waarin zich het hoofdprogramma bevindt.
  • Pagina 319 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Parameters Beschrijving Eenheid Bewerking ∇ (voorbewerken)  ∇∇∇ (nabewerken)  Dwars van binnen naar buiten Bewerkings-   richting in lengterichting  contourparallel  van buiten naar binnen  van kopzijde naar achterzijde  van achterzijde naar kopzijde ...
  • Pagina 320 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Parameters Beschrijving Eenheid - (alleen bij beschrijving basismateriaal cilinder en toegift) Bij beschrijving basismateriaal cilinder  – Toegift of cilindermaat ∅ (abs) – Toegift of cilindermaat (incr.) Bij beschrijving basismateriaal toegift  – Toegift op de contour ∅ (abs) –...
  • Pagina 321 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien 8.3.8 Verspanen rest (CYLCE952) Functie Met de functie "Verspanen rest" bewerkt u materiaal dat bij het verspanen tegen de contour is blijven staan. Bij het verspanen tegen de contour detecteert de cyclus automatisch eventueel aanwezig restmateriaal en genereert een geactualiseerde contour basismateriaal.
  • Pagina 322 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Parameters Beschrijving Eenheid Bewerking ∇ (voorbewerken)  ∇∇∇ (nabewerken)  Dwars van binnen naar buiten Bewerkings-   richting in lengterichting van buiten naar binnen   contourparallel van kopzijde naar achterzijde   van achterzijde naar kopzijde ...
  • Pagina 323 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien 8.3.9 Steken (CYCLE952) Functie Wanneer u een willekeurig gevormde groef wilt maken, kunt u de functie "Steken" gebruiken. Voor u de groef programmeert, moet u eerst de contour van de groef invoeren. Wanneer de groef breder is dan het gebruikte gereedschap, dan wordt de breedte in verschillende stappen verspaand.
  • Pagina 324 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Parameters G-codeprogramma Parameters ShopTurn-programma Naam van het te genereren programma Gereedschapsnaam Bewerkingsvlak Snijkantnummer Terugtrekvlak - (alleen bij Voeding mm/min bewerkingsrichting in lengte, mm/omw binnen) Veiligheidsafstand S / V Spiltoerental of constante Omw/min snijsnelheid m/min Voeding mm/min Restmate...
  • Pagina 325 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Parameters Beschrijving Eenheid - (alleen bij beschrijving basismateriaal cilinder en toegift) Bij beschrijving basismateriaal cilinder  Toegift of cilindermaat (abs of incr.) Bij beschrijving basismateriaal toegift  Toegift op de contour (abs of incr.) Toegift Toegift voor voorbereiden - (alleen bij ∇∇∇) ...
  • Pagina 326 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Procedure Het deelprogramma of ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt, is aangemaakt en u bevindt zich in de editor. Druk op de softkey "Contourdraaien". Druk op de softkey "Steken rest". Het invoervenster "Steken restmateriaal" wordt geopend. Parameters G-codeprogramma Parameters ShopTurn-programma Naam van het te genereren programma...
  • Pagina 327 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Parameters Beschrijving Eenheid Nabewerkingstoegift in Z - (alleen bij UX) Bij nul: continu snede - (alleen bij ∇) Toegift Toegift voor voorbereiden - (alleen bij ∇∇∇)  U1 Contourtoegift  Correctietoegift in X- en Z-richting (incr.) - (alleen bij toegift) positieve waarde: correctietoegift blijft staan ...
  • Pagina 328 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Onderbreking van de voeding Wanneer u wilt vermijden dat bij de bewerking te lange spanen ontstaan, kunt u een onderbreking van de voeding programmeren. Bewerkingswijze De bewerkingswijze (voorbewerken of nabewerken) kunt u vrij kiezen. Meer gedetailleerde informatie hierover vindt u in het hoofdstuk "Verspanen".
  • Pagina 329 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Parameters Beschrijving Eenheid vooraan Positie  achteraan  binnen  buiten  maximale diepte-aanzet - (alleen bij ∇) 1. insteekgrens gereedschap (abs) - (alleen bij bewerkingsrichting vlak) 2. insteekgrens gereedschap (abs) - (alleen bij bewerkingsrichting vlak) UX of U Nabewerkingstoegift in X of nabewerkingstoegift in X en Z - (alleen bij ∇) Nabewerkingstoegift in Z - (alleen bij ∇)
  • Pagina 330 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien 8.3.12 Steekdraaien rest (CYCLE952) Functie Wanneer u materiaal wilt bewerken dat tijdens het steekdraaien is blijven staan, dan kunt u de functie "Steekdraaien restmateriaal" gebruiken. Bij het steekdraaien ShopTurn detecteert de cyclus automatisch eventueel aanwezig restmateriaal en genereert een geactualiseerde contour basismateriaal.
  • Pagina 331 Technologische functies programmeren (cycli) 8.3 Contourdraaien Parameters Beschrijving Eenheid Voeding in X-richting mm/omw. Voeding in Z-richting mm/omw. ∇ (voorbewerken) Bewerking  ∇∇∇ (nabewerken)  dwars Bewerkings-  richting lengterichting  vooraan Positie  achteraan  binnen  buiten  maximale diepte-aanzet - (alleen bij ∇) UX of U Nabewerkingstoegift in X of nabewerkingstoegift in X en Z - (alleen bij ∇) Nabewerkingstoegift in Z - (alleen bij ∇)
  • Pagina 332 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Frezen 8.4.1 Vlakfrezen (CYCLE61) Functie Met de cyclus "Vlakfrezen" kunt u elk willekeurig werkstuk vlak frezen. Daarbij wordt steeds een rechthoekig vlak bewerkt. Het rechthoekig vlak wordt bepaald door hoekpunten 1 en 2, die vooraf zijn ingesteld met de waarden van de afmetingen van het basismateriaal in de programmaheader.
  • Pagina 333 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Bewerkingsrichting kiezen Selecteer in het veld "Richting" zolang de bewerkingsrichting tot het symbool voor de gewenste bewerkingsrichting verschijnt. ● Gelijke bewerkingsrichting ● Wisselende bewerkingsrichting Begrenzingen selecteren Druk voor elke gewenste begrenzing op de bijbehorende softkey.
  • Pagina 334 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters G-codeprogramma Parameters ShopTurn-programma Bewerkingsvlak Gereedschapsnaam Freesrichting Snijkantnummer Terugtrekvlak Voeding mm/min mm/omw Veiligheidsafstand S / V Spiltoerental of constante Omw/min snijsnelheid m/min Voeding mm/min Parameters Beschrijving Eenheid Kop Y Bewerkings-  vlak Mantel Y ...
  • Pagina 335 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen 8.4.2 Rechthoekige kamer (POCKET3) Functie Met de cyclus "Rechthoekige kamer frezen" kunt u elke willekeurige rechthoekige kamer frezen op het kop- of mantelvlak. . De volgende bewerkingsvarianten staan ter beschikking: ● Rechthoekige kamer uit vol materiaal frezen. ●...
  • Pagina 336 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Procedure Het deelprogramma of ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt, is aangemaakt en u bevindt zich in de editor. Druk op de softkey "Frezen". Druk de softkeys "Kamer" en "Rechthoekige kamer" in. Het invoervenster "Rechthoekige kamer" wordt geopend. Parameters G-codeprogramma Parameters ShopTurn-programma Bewerkingsvlak...
  • Pagina 337 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters Beschrijving Eenheid Kop C: De posities hebben betrekking op het referentiepunt: referentiepunt X - (alleen bij afzonderlijke positie) referentiepunt Y - (alleen bij afzonderlijke positie) referentiepunt Z - (alleen bij afzonderlijke positie) (alleen bij ShopTurn) Kop Y: De posities hebben betrekking op het referentiepunt: Positioneerhoek voor bewerkingsbereik - (alleen afzonderlijke positie)
  • Pagina 338 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters Beschrijving Eenheid Induiken De volgende induikmodi kunnen worden geselecteerd - (alleen bij ∇, ∇∇∇ of ∇∇∇ rand): voorgeboord: (alleen bij G-code)  Met G0 wordt naar het middelpunt van de kamer ter hoogte van het terugtrekvlak verplaatst, en aansluitend wordt ook met G0 verplaatst naar de positie met op veiligheidsafstand naar voor verplaatst referentiepunt.
  • Pagina 339 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen 8.4.3 Cirkelkamer (POCKET4) Functie Met de cyclus "Cirkelkamer" kunt u een cirkelkamer frezen op het kop- of mantelvlak. De volgende bewerkingsvarianten staan ter beschikking: ● Cirkelkamer uit vol materiaal frezen. ● De cirkelkamer eerst in het midden voorboren, wanneer bijv. de frees niet over het midden snijdt (na elkaar de programmablokken Boren, Cirkelkamer en Positie programmeren).
  • Pagina 340 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Bewerkingswijze: per vlak Bij het frezen van de cirkelkamer kunt u deze methode selecteren voor de volgende bewerkingen: ● Voorbewerken Bij het voorbewerken worden na elkaar vanuit het midden de afzonderlijke vlakken van de cirkelkamer bewerkt tot diepte Z1 of X1 is bereikt. ●...
  • Pagina 341 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Procedure Het deelprogramma of ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt, is aangemaakt en u bevindt zich in de editor. Druk op de softkey "Frezen". Druk de softkeys "Kamer" en "Cirkelkamer" in. Het invoervenster "Cirkelkamer" wordt geopend. Parameters G-codeprogramma Parameters ShopTurn-programma Bewerkingsvlak...
  • Pagina 342 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters Beschrijving Eenheid Standaard: De posities hebben betrekking op het referentiepunt: referentiepunt X - (alleen bij afzonderlijke positie) referentiepunt Y - (alleen bij afzonderlijke positie) referentiepunt Z - (alleen bij afzonderlijke positie) (alleen bij G- code) Kop C: De posities hebben betrekking op het referentiepunt: referentiepunt X - (alleen bij afzonderlijke positie)
  • Pagina 343 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters Beschrijving Eenheid UZ of UX Diepte nabewerkingstoegift - (alleen bij ∇ en ∇∇∇) (UZ bij bewerkingsvlak kop C/Y of UX bij mantel C/Y) Induiken De volgende induikmodi kunnen worden geselecteerd - (alleen bij bewerkingsvariante "per vlak"...
  • Pagina 344 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen 8.4.4 Rechthoekige tap (CYCLE76) Functie. Met de cyclus "Rechthoekige tap" kunt u verschillende rechthoekige tappen frezen. Hierbij staan volgende vormen met of zonder hoekradius ter beschikking: Buiten de gewenste rechthoekige tap moet u ook nog een basismateriaaltap definiëren. In de basismateriaaltap wordt de zone vastgelegd waarbuiten geen materiaal staat, d.w.z.
  • Pagina 345 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Bewerkingswijze ● Voorbewerken Bij het voorbewerken wordt het gereedschap rond de rechthoekige tap verplaatst tot de geprogrammeerde nabewerkingstoegift is bereikt. ● Nabewerken Wanneer u een nabewerkingstoegift heeft geprogrammeerd, wordt het gereedschap rond de rechthoekige tap verplaatst tot diepte Z1 is bereikt. ●...
  • Pagina 346 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters Beschrijving Eenheid Afzonderlijke positie Bewerkings-  positie Rechthoekige kamer op geprogrammeerde positie (X0, Y0, Z0) frezen. Positiepatroon  Positie met MCALL Standaard: De posities hebben betrekking op het referentiepunt: referentiepunt X - (alleen bij afzonderlijke positie) referentiepunt Y - (alleen bij afzonderlijke positie) referentiepunt Z - (alleen bij afzonderlijke positie) (alleen bij G-...
  • Pagina 347 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters Beschrijving Eenheid UXY of UYZ Nabewerkingstoegift vlak op de lengte (L) van de rechthoekige tap en breedte (W) van de rechthoekige tap. Een kleinere afmeting van de rechthoekige tap wordt bereikt wanneer de cyclus opnieuw wordt opgeroepen en met verkleinde nabewerkingstoegift wordt geprogrammeerd.
  • Pagina 348 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen 4. De cirkeltap wordt opnieuw in een halve cirkel aangelopen en het gereedschap loopt weer één keer rond de tap. Deze procedure wordt zolang herhaald tot de geprogrammeerde tapdiepte is bereikt. 5. Het gereedschap wordt met ijlgang naar de veiligheidsafstand teruggetrokken. Bewerkingswijze Bij het frezen van de cirkeltap kunt u de bewerkingswijze vrij kiezen: ●...
  • Pagina 349 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters Beschrijving Eenheid Bewerkings- Kop C  vlak Kop Y  (alleen bij Mantel C  ShopTurn) Mantel Y  Bewerking De volgende technologische bewerkingen kunnen worden geselecteerd: ∇ (voorbewerken)  ∇∇∇ (nabewerken)  Afschuinen ...
  • Pagina 350 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters Beschrijving Eenheid Mantel Y: De posities hebben betrekking op het referentiepunt: Positioneerhoek voor bewerkingsvlak - (alleen bij afzonderlijke positie) graden referentiepunt Y - (alleen bij afzonderlijke positie) referentiepunt Z - (alleen bij afzonderlijke positie) referentiepunt X - (alleen bij afzonderlijke positie) (alleen bij ShopTurn)
  • Pagina 351 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen 8.4.6 Meerkant (CYCLE79) Functie Met de cyclus "Meerkant" kunt u een meerkant met willekeurig aantal kanten frezen. Hierbij staan volgende vormen met of zonder hoekradius of afschuining ter beschikking: Naderen/verwijderen 1. Het gereedschap wordt in ijlgang ter hoogte van het terugtrekvlak naar het startpunt verplaatst en wordt op de veiligheidsafstand aangezet.
  • Pagina 352 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters G-codeprogramma Parameters ShopTurn-programma Bewerkingsvlak Gereedschapsnaam Freesrichting Snijkantnummer Terugtrekvlak Voeding mm/min mm/omw Veiligheidsafstand S / V Spiltoerental of constante Omw/min snijsnelheid m/min Voeding mm/min Parameters Beschrijving Eenheid Kop C Bewerkings-  vlak Kop Y ...
  • Pagina 353 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen 8.4.7 Lengtesleuf (SLOT1) Functie Met de functie "Lengtesleuf" kunt u elke willekeurige lengtesleuf frezen. Bij deze functie staan de volgende bewerkingsvarianten ter beschikking: ● Lengtesleuf uit vol materiaal frezen. ● De lengtesleuf eerst in het midden voorboren, wanneer bijv. de frees niet over het midden snijdt (na elkaar de programmablokken Boren, Lengtesleuf en Positie programmeren).
  • Pagina 354 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Procedure Het deelprogramma of ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt, is aangemaakt en u bevindt zich in de editor. Druk op de softkey "Frezen". Druk de softkeys "Sleuf" en "Lengtesleuf" in. Het invoervenster "Lengtesleuf (SLOT1)" wordt geopend. Parameters G-codeprogramma Parameters ShopTurn-programma Bewerkingsvlak...
  • Pagina 355 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters Beschrijving Eenheid Kop C: De posities hebben betrekking op het referentiepunt: referentiepunt X - (alleen bij afzonderlijke positie) referentiepunt Y - (alleen bij afzonderlijke positie) referentiepunt Z - (alleen bij afzonderlijke positie) (alleen bij ShopTurn) Kop Y: De posities hebben betrekking op het referentiepunt: Positioneerhoek voor bewerkingsbereik - (alleen afzonderlijke positie)
  • Pagina 356 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters Beschrijving Eenheid Induiken De volgende induikmodi kunnen worden geselecteerd - (alleen bij ∇, ∇∇∇ of ∇∇∇ rand): voorgeboord (alleen bij G-code)  Aanlopen van het op veiligheidsafstand naar voor verplaatst referentiepunt met G0. loodrecht ...
  • Pagina 357 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen 8.4.8 Cirkelsleuf (SLOT2) Functie Met de cyclus "Cirkelsleuf" kunt u één of meerdere even grote cirkelsleuven op een volledige cirkel of een boog frezen. Gereedschapsgrootte Let erop dat de frees bij het bewerken van de cirkelsleuf niet kleiner mag zijn dan de minimale grootte: ●...
  • Pagina 358 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Bewerkingswijze Bij het frezen van de cirkelsleuf kunt u de bewerkingswijze vrij kiezen: ● Voorbewerken Bij het voorbewerken worden na elkaar vanuit het middelpunt van de halve cirkel aan het sleufeinde de afzonderlijke vlakken van de sleuf bewerkt tot diepte Z1 is bereikt. ●...
  • Pagina 359 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters Beschrijving Eenheid Bewerkings- Kop C  vlak Kop Y  (alleen bij Mantel C  ShopTurn) Mantel Y  ∇ (voorbewerken) Bewerking  ∇∇∇ (nabewerken)  ∇∇∇ Rand (Nabewerken aan de rand)  Afschuinen ...
  • Pagina 360 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters Beschrijving Eenheid Mantel Y: De posities hebben betrekking op het referentiepunt: Positioneerhoek voor bewerkingsvlak - (alleen bij afzonderlijke positie) graden referentiepunt Y - (alleen bij afzonderlijke positie) referentiepunt Z - (alleen bij afzonderlijke positie) referentiepunt X - (alleen bij afzonderlijke positie) (alleen bij ShopTurn)
  • Pagina 361 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen 8.4.9 Open sleuf (CYCLE899) Functie. Wanneer u een open sleuf wilt ruimen, moet u de functie "Open sleuf" gebruiken. Afhankelijk van de uitrusting van het gereedschap en de machine kunt u voor het voorbewerken kiezen tussen volgende bewerkingsstrategieën: ●...
  • Pagina 362 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Naderen/verwijderen bij insteekfrezen 1. Het gereedschap wordt met ijlgang verplaatst naar het beginpunt voor de sleuf op veiligheidsafstand. 2. De bewerking van de open sleuf wordt met het geselecteerde bewerkingstype steeds uitgevoerd over de volledige lengte van de sleuf. 3.
  • Pagina 363 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Houd er rekening mee dat de snijhoogte van de frees niet kan worden gecontroleerd. De maximale radiale aanzet is afhankelijk van de frees. Selecteer voor harde materialen een kleinere aanzet. Bewerkingstype voorbewerken insteekfrezen Het voorbewerken van de sleuf gebeurt sequentieel langs de sleuf door loodrechte insteekbewegingen van de frees met werkvoeding.
  • Pagina 364 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen ● Terugtrekken Het terugtrekken gebeurt met een verwijderingsbeweging van 45° wanneer de omslingeringshoek kleiner is dan 180°. In het andere geval wordt loodrecht teruggetrokken zoals bij het boren. ● Verwijderen Het verwijderen gebeurt loodrecht op het omslingerde oppervlak. ●...
  • Pagina 365 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Andere randvoorwaarden ● Nabewerken 1⁄2 sleufbreedte W ≤ freesdiameter ● Nabewerken rand Nabewerkingstoegift UXY ≤ freesdiameter ● Afschuinen De snijhoek moet in de gereedschapslijst zijn ingevoerd. Procedure Het deelprogramma of ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt, is aangemaakt en u bevindt zich in de editor.
  • Pagina 366 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters Beschrijving Eenheid ∇ (voorbewerken) Bewerking  ∇∇ (Voorbereiden)  ∇∇∇ (nabewerken)  ∇∇∇ bodem (Nabewerken bodem)  ∇∇∇ Rand (Nabewerken aan de rand)  Afschuinen  Trochoïdaal frezen technologie  Cirkelvormige beweging van de frees door de sleuf en terug Insteekfrezen ...
  • Pagina 367 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters Beschrijving Eenheid Mantel Y: De posities hebben betrekking op het referentiepunt: Positioneerhoek voor bewerkingsvlak - (alleen bij afzonderlijke positie) graden referentiepunt Y - (alleen bij afzonderlijke positie) referentiepunt Z - (alleen bij afzonderlijke positie) referentiepunt X - (alleen bij afzonderlijke positie) (alleen bij ShopTurn)
  • Pagina 368 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen 8.4.10 Slobgat (LONGHOLE) - alleen bij G-code programma Functie Met de cyclus "Slobgat" kunt u slobgaten bewerken die op een cirkel zijn geplaatst. De lengte-as van de slobgaten is radiaal uitgelijnd. In tegenstelling tot een sleuf wordt de breedte van een slobgat bepaald door de gereedschapsdiameter.
  • Pagina 369 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters Beschrijving Eenheid Bewerkingsvlak Terugtrekvlak (abs) Veiligheidsafstand (incr) Voeding mm/min Bewerkingswijze per vlak  In het midden van de sleuf wordt op aanzetdiepte verplaatst. Aanwijzing: Bij deze instelling moet de frees over het midden snijden. pendelend ...
  • Pagina 370 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen 8.4.11 Schroefdraadfrezen (CYCLE70) Functie Met een schroefdraadfrees kan binnen- en buitendraad met dezelfde spoed worden gemaakt. De schroefdraad kan links- of rechtsdraaiend worden gemaakt; de bewerking gebeurt van boven naar beneden of omgekeerd. Bij metrische schroefdraad (spoed P in mm/omw) stelt de cyclus parameter schroefdraaddiepte H1 in met een waarde die wordt berekend uit de spoed van de schroefdraad.
  • Pagina 371 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Naderen/verwijderen bij het frezen van buitendraad 1. Positioneren op terugtrekvlak met ijlgang. 2. Startpunt van de naderingscirkel in het actuele vlak met ijlgang aanlopen. 3. Aanzetten op een besturingsintern berekend startpunt in de gereedschapsas met ijlgang. 4.
  • Pagina 372 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters Beschrijving Eenheid Bewerkings- Kop C  vlak Kop Y  (alleen bij Mantel C  ShopTurn) Mantel Y  ∇ (voorbewerken) Bewerking  ∇∇∇ (nabewerken)  Bewerkingsrichting Z0 → Z1  Bewerking van boven naar beneden Z1 →...
  • Pagina 373 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters Beschrijving Eenheid Tabel Selectie van de draadtabel: zonder  ISO metrisch  Whitworth BSW  Whitworth BSP   Selectie - (niet bij Selectie tabelwaarde: bijv. tabel "zonder") M3; M10; enz. (ISO metrisch) ...
  • Pagina 374 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Naderen/verwijderen 1. Het gereedschap wordt in ijlgang ter hoogte van het terugtrekvlak naar het startpunt verplaatst en wordt op de veiligheidsafstand aangezet. 2. Het gereedschap wordt met aanzetvoeding FZ naar het bewerkingsvlak Z1 verplaatst en freest het teken.
  • Pagina 375 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen De datum wordt in Europees formaat (<DD>, <MM>, <YYYY>) ingevoegd. Voor een andere schrijfwijze moet u het formaat wijzigen dat in het tekstveld vooraf is ingesteld. Om de datum op Amerikaanse schrijfwijze te graveren (Maand/Dag/Jaar => 8/16/04), moet u het formaat wijzigen in <M>/<D>/<YY>...
  • Pagina 376 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen  Bepaal m.b.v. #.### in welk cijferformaat het onder _VAR_NUM gedefinieerd getal moet worden gegraveerd. Wanneer u onder _VAR_NUM bijvoorbeeld 12.35 heeft ingevoerd, heeft u de volgende mogelijkheden om de variabele te formatteren: Invoer Uitvoer Betekenis <#,_VAR_NUM>...
  • Pagina 377 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Variabele tekst U heeft verschillende mogelijkheden om variabele tekst in te voeren: ● Datum en tijd U kunt bijvoorbeeld op werkstukken de datum en het tijdstip van bewerking graveren. De waarden voor datum en tijdstip worden uit NCK gelezen. ●...
  • Pagina 378 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters Beschrijving Eenheid Kop C Bewerkings-  vlak Kop Y  (alleen bij Mantel C  ShopTurn) Mantel Y  (lineaire uitlijning) Uitlijning  (gebogen uitlijning)  (gebogen uitlijning)  Referentiepunt Positie van het referentiepunt beneden links ...
  • Pagina 379 Technologische functies programmeren (cycli) 8.4 Frezen Parameters Beschrijving Eenheid Mantel C: De posities hebben betrekking op het referentiepunt: Y0 of C0 Referentiepunt Y of referentiepunt hoek polair - (alleen bij afzonderlijke positie) mm of graden Referentiepunt Z Cilinderdiameter ∅ (alleen bij ShopTurn) Mantel Y: De posities hebben betrekking op het referentiepunt: Positioneerhoek voor bewerkingsvlak - (alleen bij afzonderlijke positie)
  • Pagina 380 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Contourfrezen 8.5.1 Algemeen Functie Met de cycli "Contourfrezen" kunt u eenvoudige of complexe contouren frezen. U kunt open contouren of gesloten contouren (kamers, eilanden, tappen) definiëren. Een contour bestaat uit verschillende contourelementen, waarbij minimaal twee en maximaal 250 elementen resulteren in een gedefinieerde contour.
  • Pagina 381 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Contourelement Symbool Betekenis Rechte naar rechts Rechte in 90°-rooster Rechte naar keuze Rechte met helling naar keuze Boog naar rechts Cirkel Boog naar links Cirkel Pool Rechte diagonaal of cirkel in polaire coördinaten Afsluiten contour Einde van de contourbeschrijving De verschillende kleuren van de symbolen verwijzen naar de status: Voorgrond...
  • Pagina 382 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen 8.5.3 Nieuwe contour maken Functie Voor elke contour die u wilt frezen, moet u een eigen contour genereren. De contouren worden aan het einde van het programma opgeslagen. Opmerking Bij de G-codeprogrammering moet erop worden gelet dat de contouren zich na de programma-einde extensie moeten bevinden! Wanneer u een nieuwe contour genereert, moet u als eerste het startpunt definiëren.
  • Pagina 383 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Startpunt cartesiaans Voer het startpunt van de contour in. Voer indien gewenst extra commando's in de vorm van G-code in. Druk op de softkey "Overnemen". Voer de afzonderlijke contourelementen in. Startpunt polair Druk op de softkey "Pool". Voer de poolpositie in cartesiaanse coördinaten in.
  • Pagina 384 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Parameters Beschrijving Eenheid Startpunt Afstand tot de pool, eindpunt (abs) ϕ1 Polaire hoek tot de pool, eindpunt (abs) graden Extra commando's Via extra G-codecommando's kunt u bijvoorbeeld voeding en M-commando's programmeren. U moet er echter voor zorgen dat de extra commando's niet met de gegenereerde G-code van de contour in conflict komen en dat ze geschikt zijn voor de gewenste bewerking.
  • Pagina 385 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Wanneer u voor bepaalde velden geen waarden invoert, dan gaat de geometrieprocessor ervan uit dat deze waarden onbekend zijn. De processor zal dan proberen om deze waarde uit andere parameters te berekenen. Bij contouren waar u meer parameters heeft ingevoerd dan strikt noodzakelijk kan het tot tegenstrijdigheden komen.
  • Pagina 386 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Het invoervenster "Rechte (bijv. Y)" wordt geopend. - OF Het invoervenster "Rechte (bijv. XY)" wordt geopend. - OF Het invoervenster "Cirkel" wordt geopend. - OF Het invoervenster "Poolinvoer" wordt geopend. Voer in het invoervenster alle gegevens in die op de werkstuktekening worden vermeld of daaruit kunnen worden afgeleid (bijv.
  • Pagina 387 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Contourelement "Rechte, bijv. X" Parameters Beschrijving Eenheid Kop C Bewerkings-  vlak Kop Y  Kop B  (alleen bij ShopTurn) Mantel C  Mantel Y  Eindpunt X (abs. of incr.) α1 Starthoek bijv. t.o.v. X-as graden α2 Hoek t.o.v.
  • Pagina 388 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Contourelement "Rechte, bijv. XY" Parameters Beschrijving Eenheid Kop C Bewerkings-  vlak Kop Y  Kop B  (alleen bij ShopTurn) Mantel C  Mantel Y  Eindpunt X (abs. of incr.) Eindpunt Y (abs. of incr.) Lengte α1 Starthoek bijv.
  • Pagina 389 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Parameters Beschrijving Eenheid Overgang naar volgend Type overgang element Radius  Afschuining  Radius Overgang naar volgend element - radius Afschuining Overgang naar volgend element - afschuining Extra commando's Extra G-codecommando's Contourelement "Pool" Parameters Beschrijving Eenheid Kop C...
  • Pagina 390 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen 8.5.5 Contour wijzigen Functie Een contour die al is aangemaakt, kunt u achteraf nog wijzigen. Wanneer u een contour wilt maken die sterk lijkt op een contour die al aanwezig is, dan kunt u de vorige contour kopiëren, een andere naam geven en alleen geselecteerde contourelementen wijzigen.
  • Pagina 391 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen 8.5.6 Contouroproep (CYCLE62) - alleen met G-code programma Functie Door deze invoer wordt een verwijzing naar de geselecteerde contour ingesteld. Er staan vier selectiemogelijkheden voor de contouroproep ter beschikking: 1. Contournaam De contour bevindt zich in het op te roepen hoofdprogramma. 2.
  • Pagina 392 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Parameters Beschrijving Eenheid Subprogramma PRG: Subprogramma PRG: Subprogramma Labels in  subprogramma LAB1: Label 1  LAB2: Label 2  8.5.7 Baanfrezen (CYCLE72) Functie. Met de cyclus "Baanfrezen" kunt u open of gesloten contouren bewerken. Voor u de contour freest, moet u eerst de contour invoeren.
  • Pagina 393 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Modus naderen/verwijderen De verplaatsing naar en van de contour kan gebeuren in kwadrant, halve cirkel of rechte. ● Bij kwadrant en halve cirkel moet de radius van de freesmiddelpuntbaan worden opgegeven. ● Bij de rechte moet de afstand tussen de freesbuitenkant en het start- of eindpunt van de contour worden opgegeven.
  • Pagina 394 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Procedure Het deelprogramma of ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt, is aangemaakt en u bevindt zich in de editor. Druk op de softkey "Frezen". Druk de softkeys "Contourfrezen" en "Baanfrezen" in. Het invoervenster "Baanfrezen" wordt geopend. Parameters G-codeprogramma Parameters ShopTurn-programma Bewerkingsvlak...
  • Pagina 395 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Parameters Beschrijving Eenheid links (bewerking links van de contour) Radiuscorrectie  rechts (bewerking rechts van de contour)   Een geprogrammeerde contour kan ook op de middelpuntbaan worden bewerkt. Het naderen en verwijderen is daarbij mogelijk op een rechte of een loodrechte. Loodrecht naderen en verwijderen kunt u bijv.
  • Pagina 396 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Parameters Beschrijving Eenheid per as - (alleen bij naderen "Kwadrant, halve cirkel of rechte") Strategie voor het  naderen ruimtelijk - (alleen bij naderen "Kwadrant, halve cirkel of rechte")  Radius bij naderen - (alleen bij naderen "Kwadrant of halve cirkel") Lengte bij naderen - (alleen bij naderen "Rechte") Diepte aanzetvoeding Verwijderen...
  • Pagina 397 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen 8.5.8 Contourkamer/contourtap (CYCLE63/64) Contouren voor kamers of eilanden Contouren voor kamers of eilanden moeten gesloten zijn, d.w.z. start- en eindpunt van de contour zijn identiek. U kunt ook kamers frezen die intern één of meer eilanden bevatten. De eilanden kunnen ook gedeeltelijk buiten de kamer liggen of elkaar overlappen.
  • Pagina 398 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Instructies over de naam Bij meerkanalige systemen wordt aan de naam van het te genereren programma door de cyclus een "_C" met het volgnummer van het kanaal (in twee cijfers) toegevoegd, bijv. voor kanaal 1 "_C01". Om die reden mag de naam van het hoofdprogramma niet eindigen op "_C", gevolgd door een getal met twee cijfers.
  • Pagina 399 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen 8.5.9 Contourkamer voorboren (CYCLE64) Functie Naast voorboren heeft u met de cyclus ook de mogelijkheid tot centreren. Daarvoor worden door de cyclus gegenereerde centreer- of voorboorprogramma's opgeroepen. Wanneer u bij het ruimen van een contourkamer loodrecht wilt induiken en er geen frees met koptand ter beschikking staat, dan moet u de kamer eerst voorboren.
  • Pagina 400 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Procedure centreren Het deelprogramma of ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt, is aangemaakt en u bevindt zich in de editor. Druk de softkeys "Frezen", "Contourfrezen", "Voorboren" en "Centreren" in. Het invoervenster "Centreren" wordt geopend. Parameters G-codeprogramma Parameters ShopTurn-programma Naam voor het te genereren programma Gereedschapsnaam...
  • Pagina 401 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Parameters Beschrijving Eenheid Maximale vlakaanzet  Maximale vlakaanzet als percentage van de freesdiameter  DXY of - (alleen bij G-code en ShopTurn-bewerkingsvlak kop C/Y/B) - (alleen bij ShopTurn-bewerkingsvlak mantel C/Y) Nabewerkingstoegift vlak UXY of - (alleen bij G-code en ShopTurn-bewerkingsvlak kop C/Y) - (alleen bij ShopTurn-bewerkingsvlak mantel C/Y) Optilmodus...
  • Pagina 402 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Parameters Beschrijving Eenheid Referentiegereedschap. Gereedschap dat voor de bewerking "Ruimen" wordt gebruikt. Dit gereedschap dient voor het bepalen van de induikpositie. Kop C Bewerkings-  vlak Kop Y  (alleen bij Kop B  ShopTurn) Mantel C ...
  • Pagina 403 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen 8.5.10 Contourkamer frezen (CYCLE63) Functie Met de cyclus "Kamer frezen" kunt u een kamer frezen op het kop- of mantelvlak. Voor u de kamer kunt ruimen, moet u eerst de contour van de kamer en eventueel de contour van een eiland invoeren.
  • Pagina 404 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Parameters Beschrijving Eenheid Bewerkings- Kop C  vlak Kop Y  (alleen bij Kop B  ShopTurn) Mantel C  Mantel Y  Bewerking De volgende technologische bewerkingen kunnen worden geselecteerd: ∇ (voorbewerken)  ∇∇∇...
  • Pagina 405 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Parameters Beschrijving Eenheid Induiken De volgende induikmodi kunnen worden geselecteerd - (alleen bij ∇ of ∇∇∇ bodem): loodrecht  Loodrecht op het midden van de kamer induiken. De berekende actuele aanzetdiepte wordt in het midden van de kamer in één blok uitgevoerd.
  • Pagina 406 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen 8.5.11 Contourkamer restmateriaal (CYCLE63, optie) Functie Wanneer u een kamer (met/zonder eilanden) heeft geruimd en daarbij is restmateriaal blijven staan, dan wordt dit automatisch gedetecteerd. Met geschikt materiaal kunt u dit restmateriaal verwijderen, zonder dat de volledige kamer opnieuw wordt bewerkt, d.w.z. onnodige verplaatsingen zonder bewerking worden vermeden.
  • Pagina 407 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Parameters G-codeprogramma Parameters ShopTurn-programma Naam voor het te genereren programma Gereedschapsnaam Bewerkingsvlak Snijkantnummer meelopend Freesrichting  Voeding mm/min mm/omw tegenlopend  Terugtrekvlak S / V Spiltoerental of constante Omw/min snijsnelheid m/min Veiligheidsafstand Voeding mm/min Parameters Beschrijving Eenheid...
  • Pagina 408 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen 8.5.12 Contourtap frezen (CYCLE63) Functie Met de cyclus "Tap frezen" kunt u een willekeurige tap frezen op het kop- of mantelvlak. Voor u de tap freest, moet u eerst een basismateriaalcontour en daarna één of meerdere tapcontouren invoeren.
  • Pagina 409 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Parameters G-codeprogramma Parameters ShopTurn-programma Naam voor het te genereren programma Gereedschapsnaam Bewerkingsvlak Snijkantnummer meelopend Freesrichting  Voeding mm/min mm/omw tegenlopend  Terugtrekvlak S / V Spiltoerental of constante Omw/min snijsnelheid m/min Veiligheidsafstand Voeding mm/min Parameters Beschrijving Eenheid...
  • Pagina 410 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Parameters Beschrijving Eenheid nabewerkingstoegift diepte UZ of - (alleen bij G-code en ShopTurn-bewerkingsvlak kop C/Y/B) of - (alleen bij ShopTurn-bewerkingsvlak mantel C/Y) – (alleen bij ∇ of ∇∇∇ bodem) Optilmodus Optilmodus voor nieuwe aanzet Wanneer bij de bewerking verschillende induikpunten vereist zijn, kan de terugtrekhoogte worden geprogrammeerd: naar RP...
  • Pagina 411 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen 10. Contour basismateriaal 2 11. Contour tap 2 12. Restmateriaal tap 2 ruimen Software-optie Voor het ruimen van restmateriaal heeft u de optie "Detecteren en bewerken van restmateriaal" nodig. Procedure Het deelprogramma of ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt, is aangemaakt en u bevindt zich in de editor.
  • Pagina 412 Technologische functies programmeren (cycli) 8.5 Contourfrezen Parameters Beschrijving Eenheid Snijkantnummer Referentiepunt Z of X Z0 of - (alleen bij G-code en ShopTurn-bewerkingsvlak kop C/Y/B) of - (alleen bij ShopTurn-bewerkingsvlak mantel C/Y) Kamerdiepte (abs) of diepte m.b.t. Z0 of X0 (incr.) Z1 of - (alleen bij G-code en ShopTurn-bewerkingsvlak kop C/Y/B) of - (alleen bij ShopTurn-bewerkingsvlak mantel C/Y)
  • Pagina 413 Technologische functies programmeren (cycli) 8.6 Andere cycli en functies Andere cycli en functies 8.6.1 Zwenken vlak/gereedschap (CYCLE800) De zwenkcyclus CYCLE800 dient voor het zwenken naar een vlak naar keuze, om dat te bewerken of te meten. In deze cyclus worden de actieve werkstuknulpunten en gereedschapscorrecties, rekening houdend met de kinematische keten van de machine door het oproepen van overeenkomstige NC-functies naar het schuine vlak omgerekend en worden de rondassen (naar keuze) gepositioneerd.
  • Pagina 414 Technologische functies programmeren (cycli) 8.6 Andere cycli en functies Bij machines waarop zwenken is ingesteld, moet elk hoofdprogramma beginnen met zwenken in de basispositie van de machine. De definitie van het basismateriaal (WORKPIECE) heeft steeds betrekking op de nulpuntverschuiving die op dat moment actief is. Bij programma's die "Zwenken" gebruiken, moet dus voor de definitie van het basismateriaal zwenken naar nul worden uitgevoerd.
  • Pagina 415 Technologische functies programmeren (cycli) 8.6 Andere cycli en functies Uitlijnen van gereedschap Met de functie "Uitlijnen draaigereedschap" worden draaimachines met zwenkbare B-as ondersteund. De positie en oriëntering van het draaigereedschap kan door een draaiing van de zwenkas B (rond Y) en de gereedschapsspil worden gewijzigd. Anders dan bij "Zwenken vlak"...
  • Pagina 416 Technologische functies programmeren (cycli) 8.6 Andere cycli en functies Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. WAARSCHUWING Gevaar voor botsingen Selecteer de veilige positie zodanig dat bij het zwenken geen botsing tussen het gereedschap en het werkstuk kan plaatsvinden. Zwenkvlak (alleen bij G-codeprogrammering) ●...
  • Pagina 417 Technologische functies programmeren (cycli) 8.6 Andere cycli en functies ● Projectiehoek Bij zwenken m.b.v. de projectiehoek wordt de hoekwaarde van het gezwenkte vlak op de eerste twee assen van het rechthoekige coördinatensysteem geprojecteerd. De volgorde van de asdraaiingen kan vrij worden gekozen. De derde draaiing komt bovenop de vorige draaiing.
  • Pagina 418 Technologische functies programmeren (cycli) 8.6 Andere cycli en functies Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Wanneer één of beide posities om mechanische redenen niet kan worden bereikt, dan wordt automatisch de andere positie geselecteerd, onafhankelijk van de instelling in de parameter "Richting".
  • Pagina 419 Technologische functies programmeren (cycli) 8.6 Andere cycli en functies Gereedschap Om botsingen te vermijden, kunt u m.b.v. de 5-astransformatie (software-optie) de positie van de gereedschapspunt tijdens het zwenken vastleggen. ● nalopen de positie van de gereedschapspunt wordt tijdens het zwenken nagelopen. ●...
  • Pagina 420 Technologische functies programmeren (cycli) 8.6 Andere cycli en functies Parameters Beschrijving Eenheid Naam van het zwenkrecord neen: voor het zwenken wordt niet naar een veilige positie verplaatst Naar een veilige  positie Z: Naar een veilige positie verplaatsen van de machineas Z ...
  • Pagina 421 Technologische functies programmeren (cycli) 8.6 Andere cycli en functies Parameters Beschrijving Eenheid Richting Voorkeurrichting draaias 1 - (niet bij zwenkmodus rechtstreeks) (alleen bij G-  code)  Gereedschap Gereedschapspunt bij zwenken (alleen bij G- nalopen  code) de positie van de gereedschapspunt wordt tijdens het zwenken behouden. niet nalopen ...
  • Pagina 422 Technologische functies programmeren (cycli) 8.6 Andere cycli en functies Procedure Het deelprogramma dat moet worden bewerkt, is gegenereerd en u bevindt zich in de editor. Druk op de softkey "Diverse". Druk de softkeys "Zwenken gereedschap" en "Uitlijnen draaiger." in. Het invoervenster "Uitlijnen draaigereedschap" wordt geopend. Parameters Beschrijving Eenheid...
  • Pagina 423 Technologische functies programmeren (cycli) 8.6 Andere cycli en functies 8.6.2.2 Uitlijnen van freesgereedschap - alleen bij G-code programma's (CYCLE800) Procedure Het deelprogramma dat moet worden bewerkt, is gegenereerd en u bevindt zich in de editor. Druk op de softkey "Diverse". Druk de softkeys "Zwenken gereedschap"...
  • Pagina 424 Technologische functies programmeren (cycli) 8.6 Andere cycli en functies 8.6.2.3 Aanzetten van freesgereedschap - alleen bij G-code programma's (CYCLE800) De gereedschapsoriëntatie is na het "Zwenken vlak" steeds loodrecht op het bewerkingsvlak. Bij het frezen met radiusfrezen kan het technologisch zinvol zijn om het gereedschap onder een hoek op de normale vector van het vlak aan te zetten.
  • Pagina 425 Technologische functies programmeren (cycli) 8.6 Andere cycli en functies Parameters Beschrijving Eenheid Naam van het zwenkrecord neen: voor het zwenken wordt niet naar een veilige positie verplaatst Naar een veilige  positie Z: Naar een veilige positie verplaatsen van de machineas Z ...
  • Pagina 426 Technologische functies programmeren (cycli) 8.6 Andere cycli en functies 8.6.3 High Speed Settings (CYCLE832) Functie Bij de bewerking van vlakken met vrije vorm worden hoge eisen gesteld aan de snelheid, de nauwkeurigheid en de oppervlakte-kwaliteit. De optimale snelheid in afhankelijkheid van het type bewerking (voorbewerken, voorbereiden, nabewerken) kunt u uiterst eenvoudig bereiken met de cyclus "High Speed Settings".
  • Pagina 427 Technologische functies programmeren (cycli) 8.6 Andere cycli en functies Documentatie Meer informatie vindt u in de volgende documentatie: Handboek voor inbedrijfstelling SINUMERIK Operate / SINUMERIK 840D sl Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Procedure Het deelprogramma of ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt, is aangemaakt en u bevindt zich in de editor.
  • Pagina 428 Technologische functies programmeren (cycli) 8.6 Andere cycli en functies 8.6.4 Subprogramma's Wanneer u dezelfde bewerkingsstappen nodig heeft bij de programmering van verschillende werkstukken, dan kunt u deze bewerkingsstappen als een eigen subprogramma definiëren. Dit subprogramma kunt u dan in elk programma naar keuze oproepen. Op die manier hoeft u niet steeds dezelfde bewerkingsstappen te programmeren.
  • Pagina 429 Technologische functies programmeren (cycli) 8.6 Andere cycli en functies Voer de naam in van het subprogramma dat u wilt invoegen. De bestandsextensie (*.mpf of *.spf) moet u alleen mee invoeren wanneer het subprogramma een andere bestandsextensie heeft dan die vooraf is ingesteld voor de directory waarin het subprogramma is opgeslagen.
  • Pagina 430 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn Andere cycli en functies ShopTurn 8.7.1 Boren midden Functie Met de cyclus "Boren midden" kunt u een boring in het centrum van het kopvlak uitvoeren. U kunt selecteren of u bij het boren de spanen breekt of voor het ontspanen uit het werkstuk wilt verplaatsen.
  • Pagina 431 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn Procedure Het ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt, is aangemaakt en u bevindt zich in de editor. Druk de softkeys "Boren", "Boren midden" en "Boren midden" in. Het invoervenster "Boren midden" wordt geopend. Parameters Beschrijving Eenheid...
  • Pagina 432 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn Parameters Beschrijving Eenheid Voorhoudafstand - (alleen bij bewerking "Ontspanen") manueel  automatisch  Voorhoudafstand - (alleen bij voorhoudafstand "Manueel") Verblijftijd in seconden  Verblijftijd in omwentelingen  8.7.2 Draad midden Functie Met de cyclus "Schroefdraad midden"...
  • Pagina 433 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn Naderen/verwijderen bij spanen breken 1. Het gereedschap boort in de richting van de lengte-as met het geprogrammeerde spiltoerental S of voedingsnelheid V tot op eindboordiepte Z1 (maximale aanzetdiepte D). 2. Voor het breken van de spanen trekt het gereedschap met terugtrekwaarde V2 terug. 3.
  • Pagina 434 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn Parameters Beschrijving Eenheid Selectie Selectie tabelwaarde: M1 - M68 (ISO metrisch)  W3/4"; enz. (Whitworth BSW)  G3/4"; enz. (Whitworth BSP)  1" - 8 UNC; enz. (UNC)  Schroefdraadspoed ... in MODULE: MODULE = Spoed/π...
  • Pagina 435 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn 8.7.3 Transformaties Om het programmeren eenvoudiger te maken, kunt u het coördinatensysteem transformeren. U kunt deze mogelijkheid gebruiken om bijv. het coördinatensysteem te draaien. Coördinatentransformaties zijn alleen geldig in het huidige programma. U kunt volgende transformaties definiëren: ●...
  • Pagina 436 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn - OF - Druk op de softkey "Schaalweergave". Het invoervenster "Schaalweergave" wordt geopend. - OF - Druk op de softkey "Spiegeling". Het invoervenster "Spiegeling" wordt geopend. - OF - Druk op de softkey "Rotatie C-as". Het invoervenster "Rotatie C-as"...
  • Pagina 437 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn 8.7.5 Rotatie U kunt elke as over een bepaalde hoek draaien. Een positieve hoek komt overeen met een draaiing tegen de wijzers van de klok in. Rotatie nieuw Rotatie additief Parameters Beschrijving Eenheid...
  • Pagina 438 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn 8.7.6 Schaalverdeling Voor het actieve bewerkingsvlak en voor de gereedschapsas kunt u een schaalfactor invoeren. De geprogrammeerde coördinaten worden dan met deze factor vermenigvuldigd. Schaalweergave nieuw Schaalweergave additief Parameters Beschrijving Eenheid nieuw Schaalweergave...
  • Pagina 439 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn 8.7.7 Spiegeling U heeft ook de mogelijkheid om alle assen te spiegelen. Geef telkens een as op die moet worden gespiegeld. Opmerking Verplaatsingsrichting van de frees Houd er rekening mee dat bij een spiegeling ook de verplaatsingsrichting van de frees (tegenlopend/meelopend) wordt gespiegeld.
  • Pagina 440 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn 8.7.8 Rotatie C-as U kunt de C-as over een bepaalde hoek draaien, zodat de volgende bewerkingen op kop- of mantelzijde op een bepaalde positie kunnen worden uitgevoerd. De draairichting is vastgelegd in een machinegegeven. Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant.
  • Pagina 441 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn 8.7.9 Rechte en cirkelvormige bewerkingen Wanneer u eenvoudige, d.w.z. rechte of cirkelvormige baanbewegingen of bewerkingen wilt uitvoeren zonder een volledige contour te definiëren, dan kunt u de functies "Rechte" of "Cirkel"...
  • Pagina 442 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn 8.7.10 Gereedschap en bewerkingsvlak selecteren Voor u een rechte of een cirkel programmeert, moet u het gereedschap, de spil, het spiltoerental en het bewerkingsvlak selecteren. Wanneer u na elkaar verschillende rechte of cirkelvormige baanbewegingen programmeert, dan blijven de instellingen voor het gereedschap, de spil, het spiltoerental en het bewerkingsvlak zolang actief tot u deze wijzigt.
  • Pagina 443 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn - OF - Selecteer of de spil geklemd of losgezet moet worden, of dat er geen wijziging moet plaatsvinden (leeg invoerveld). Druk op de softkey "Overnemen". De waarden worden opgeslagen en het venster wordt gesloten. Het werkplan wordt weergegeven;...
  • Pagina 444 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn Rechte bij selectie van radiuscorrectie Rechte bij uitschakelen van radiuscorrectie Wanneer u een van de geprogrammeerde baan afwijkende verplaatsingsweg wilt vermijden, kunt u de eerste rechte met radiuscorrectie of met uitgeschakelde radiuscorrectie buiten het werkstuk programmeren.
  • Pagina 445 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn Parameters Beschrijving Eenheid Doelpositie van de hulpas (abs of incr.) Opmerking: Incrementele maat: Het voorteken wordt mee geëvalueerd. Doelhoek (abs) of doelhoek m.b.t. de huidige positie (incr.) graden Doelhoek (abs) of doelhoek m.b.t. de huidige positie (incr.) graden Bewerkingsvoeding mm/omw.
  • Pagina 446 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn Parameters Beschrijving Eenheid Draairichting Draairichting waarin van het vertrekpunt van de cirkel naar het eindpunt van de cirkel wordt verplaatst: Draairichting met de wijzers van de klok mee (rechts) Draairichting tegen de wijzers van de klok in (links) Bewerkingsvlak mantel C Doelpositie Y (abs) of doelpositie X m.b.t.
  • Pagina 447 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn Parameters Beschrijving Eenheid Bewerkingsvlak draaien Doelpositie X ∅ (abs) of doelpositie Y m.b.t. de laatst geprogrammeerde positie (incr.) Doelpositie Z (abs) of doelpositie X m.b.t. de laatst geprogrammeerde positie (incr.) Cirkelmiddelpunt I (incr.) Cirkelmiddelpunt K (incr.) Opmerking:...
  • Pagina 448 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn Procedure Het ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt, is aangemaakt en u bevindt zich in de editor. Druk op de menudoorschakeltoets en de softkey "Rechte cirkel". Druk op de softkey "Cirkel radius". Parameters Beschrijving Eenheid...
  • Pagina 449 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn Parameters Beschrijving Eenheid Bewerkingsvlak draaien Doelpositie X ∅ (abs) of doelpositie Y m.b.t. de laatst geprogrammeerde positie (incr.) Doelpositie Z (abs) of doelpositie X m.b.t. de laatst geprogrammeerde positie (incr.) Opmerking: Incrementele maat: Het voorteken wordt mee geëvalueerd.
  • Pagina 450 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn Parameters Beschrijving Eenheid Bewerkingsvlak mantel/mantel C Pool Y (abs) Pool Z (abs) of pool Z m.b.t. de laatst geprogrammeerde positie (incr.) Opmerking: Incrementele maat: Het voorteken wordt mee geëvalueerd. Bewerkingsvlak mantel Y Pool Y (abs) Pool Z (abs) of pool Z m.b.t.
  • Pagina 451 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn 8.7.15 Rechte polair Wanneer u een rechte in polaire coördinaten wilt programmeren, kunt u de functie "Rechte polair" gebruiken. Een rechte in het polaire coördinatensysteem wordt bepaald door de lengte L en de hoek α. De hoek heeft, afhankelijk van het geselecteerde bewerkingsvlak, steeds betrekking op een andere as.
  • Pagina 452 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn Procedure Het ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt, is aangemaakt en u bevindt zich in de editor. Druk op de menu doorschakeltoets en de softkey "Rechte cirkel". Druk de softkeys "Polair" en "Rechte polair" in. Druk op de softkey "IJlgang"...
  • Pagina 453 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn 8.7.16 Cirkel polair Wanneer u een cirkel of een boog in polaire coördinaten wilt programmeren, dan kunt u de functie "Cirkel polair" gebruiken. Een cirkel in het polaire coördinatensysteem wordt bepaald door hoek α. De hoek heeft, afhankelijk van het geselecteerde bewerkingsvlak, steeds betrekking op een andere as.
  • Pagina 454 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn 8.7.17 Bewerking met tegenspil Wanneer uw draaimachine over een tegenspil beschikt, dan kunt u werkstukken bewerken met draai-, boor- en freesfuncties op voor- en achterzijde zonder dat het werkstuk manueel in een andere positie moet worden geklemd.
  • Pagina 455 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn 8.7.17.1 Programmeervoorbeeld: Bewerking hoofdspil - Overname werkstuk - Bewerking tegenspil De programmering hiervoor ziet er bijvoorbeeld als volgt uit: Programmeerstappen - Mogelijkheid 1 ● Bewerking hoofdspil ● Grijpen ● Trekken ●...
  • Pagina 456 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn 8.7.17.3 Programmeervoorbeeld: Bewerking van baarmateriaal Wanneer u voor het bewerken van uw werkstukken baarmateriaal gebruikt, dan kunt u met één enkele programmastart verschillende werkstukken bewerken, zowel op voor- als achterzijde. Programmeerstappen - Mogelijkheid 1 ●...
  • Pagina 457 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn 8.7.17.4 Parameters tegenspil Parameters Beschrijving Eenheid Functie U heeft de keuze tussen 5 verschillende functies: Volledig  Grijpen  Trekken  Achterzijde  Voorzijde  Functie Volledig Grijpen Coördinaten-  systeem De parkeerpositie wordt in het machinecoördinatensysteem opgegeven.
  • Pagina 458 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn Parameters Beschrijving Eenheid Afsteek- Afsteekcyclus in opvolgblok cyclus   Functie Volledig Achterzijde Nulpuntv. Nulpuntverschuiving waarin het volgens ZW en met ZV verschoven en in Z gespiegelde coördinatensysteem moet worden opgeslagen: Basisreferentie ...
  • Pagina 459 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn Parameters Beschrijving Eenheid Gereduceerde voeding mm/omw. Vaste Verplaatsen naar vaste aanslag aanslag  De tegenspil blijft op een vastgelegde afstand voor de overnamepositie Z1 staan en wordt dan met de vastgelegde voeding tot aan de vaste aanslag verplaatst.
  • Pagina 460 Technologische functies programmeren (cycli) 8.7 Andere cycli en functies ShopTurn Parameters Beschrijving Eenheid Functie Voorzijde Nulpuntv. nulpuntverschuiving voor de bewerking van de volgende voorzijde: Basisreferentie       Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 461 Meerkanalenondersteuning Werken met verschillende kanalen Meerkanalenondersteuning SINUMERIK Operate ondersteunt u bij het aanmaken van het programma, bij de simulatie en bij het inlopen van het programma aan machines met meer kanalen. Software-opties Voor de functionaliteit en ondersteuning van meerkanalen, d.w.z. voor het instellen en wijzigen van gesynchroniseerde programma's in de meerkanaleneditor en in Blokzoeken heeft u de optie "programSYNC"...
  • Pagina 462 Meerkanalenondersteuning 9.2 Meerkanalenaanzicht Meerkanalenaanzicht 9.2.1 Meerkanalenaanzicht in bedieningsbereik "Machine" Bij een meerkanalige machine heeft u de mogelijkheid om de afloop van meerdere programma's gelijktijdig te bekijken of te beïnvloeden. Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Weergave van de kanalen in het bedieningsbereik "Machine" In het bedieningsbereik "Machine"...
  • Pagina 463 Meerkanalenondersteuning 9.2 Meerkanalenaanzicht Horizontale softkeys ● Blok zoeken Bij het selecteren van Blok zoeken blijft het meerkanalenaanzicht behouden. De blokweergave verschijnt op het scherm als zoekfunctievenster. ● Programmabeïnvloeding Het venster "Programmabeïnvloeding" wordt weergegeven voor de in meerkanalenaanzicht geprojecteerde kanalen. De gegevens die hier worden ingevoerd zijn geldig voor al deze kanalen.
  • Pagina 464 Meerkanalenondersteuning 9.2 Meerkanalenaanzicht Meerkanalenaanzicht tonen/verbergen Selecteer het bedieningsbereik "Machine" Selecteer bedrijfsmodus "JOG", "MDA" of "AUTO". Druk op de menu doorschakeltoets en de softkey "Instellingen". Druk op de softkey "Meerkanalenaanzicht". Selecteer in het venster "Instellingen voor meerkanalenaanzicht" in het selectieveld "Aanzicht" de invoer "2 kanalen" en definieer de kanalen en de volgorde voor de weergave.
  • Pagina 465 Meerkanalenondersteuning 9.2 Meerkanalenaanzicht 9.2.2 Meerkanalenaanzicht instellen Instelling Betekenis Aanzicht Hier bepaalt u of er één of twee kanalen moeten worden weergegeven. 1 kanaal  2 kanalen  Kanaalselectie en Hier legt u de kanaalgroep vast, d.w.z. u geeft aan welke kanalen in volgorde welke volgorde in het meerkanalenaanzicht worden weergegeven.
  • Pagina 466 Meerkanalenondersteuning 9.2 Meerkanalenaanzicht Druk op de menu doorschakeltoets en de softkey "Instellingen". Druk op de softkey "Meerkanalenaanzicht". Het venster "Instellingen voor meerkanalenaanzicht" wordt geopend. Stel het meerkanalen- of éénkanaalsaanzicht in en definieer welke kanalen in het bedieningsbereik "Machine" en in de dubbele editor moeten worden getoond, en in welke volgorde.
  • Pagina 467 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor Meerkanalen-editor In de meerkanaleneditor heeft u de mogelijkheid om verschillende programma's gelijktijdig te openen en te bewerken. De meerkanaleneditor biedt ondersteuning voor het correct synchroniseren van de programma's. Software-opties Voor het opstellen en wijzigen van gesynchroniseerde programma's in de meerkanaleneditor heeft u de optie "programSYNC"...
  • Pagina 468 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor Voer de gewenste naam in en druk op de softkey "OK". Het venster "Joblist *.JOB" wordt geopend. Het venster bevat voor elk ingesteld kanaal een regel voor het invoeren of selecteren van het toegewezen programma. Plaats de cursor op de gewenste kanaalregel, voer de gewenste programmanaam in en selecteer het programmatype (G-code of ShopTurn).
  • Pagina 469 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor Parameters Beschrijving Eenheid Z-waarde van de nulpuntverschuiving De Z-waarde wordt bij G54 in de nulpuntverschuiving ingevoerd. Opmerking: Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Buis Basismateriaal  Cilinder  N-hoek  Centraal blok  Buitendiameter ∅ - bij buis en cilinder Binnendiameter (abs) of wanddikte (incr.) - alleen bij buis Beginmaat Eindmaat (abs) of eindmaat m.b.t.
  • Pagina 470 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor Procedure U heeft in de joblist programma's voor de meerkanalenbewerking aangemaakt en het parametervenster "Meerkanalengegevens" is in de editor geopend. Voer de gegevens voor de kanaaloverstijgende gegevens in. Druk op de softkey "Overnemen". De meerkanaleneditor wordt geopend en de gegenereerde programma's worden weergegeven.
  • Pagina 471 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor 9.3.3.2 G-code meerkanalenprogramma wijzigen G-codemeerkanalenprogramma wijzigen Voorwaarde ● De optie "programSYNC" is ingesteld. ● Om de bewerking op de tegenspil in de simulatie op de juiste positie weer te geven, moet de lineaire as van de tegenspil voor CYCLE208 (meerkanalengegevens) worden gepositioneerd.
  • Pagina 472 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor Procedure De dubbele editor is geopend en de cursor staat in het G-code programma. Druk de softkeys "Diverse" en "Meerkanalengegevens" in. Het invoervenster "Meerkanalengegevens oproepen" wordt geopend. Er verschijnt een veld voor de weergave van de joblist. Dit veld kan alleen worden gelezen.
  • Pagina 473 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor Procedure De dubbele editor is geopend en de cursor staat in het G-code programma. Druk de softkeys "Diverse" en "Basismateriaal" in. Het venster "Invoeren basismateriaal" wordt geopend. Selecteer het gewenste basismateriaal en voer de desbetreffende waarde in. Druk op de softkey "Overnemen".
  • Pagina 474 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor Parameters Beschrijving Eenheid Meerkanalen- gegevens Naam van de joblist waarin de kanaalgegevens zijn opgeslagen. Hoofd+tegenspil Gegevens voor  Alle waarden voor hoofd- en tegenspil worden in een record opgeslagen Hoofdspil  Record voor hoofdspil Tegenspil  Record voor tegenspil Opmerking: Wanneer de machine niet is uitgerust met een tegenspil, dan komt het invoerveld "Gegevens voor"...
  • Pagina 475 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor Parameters Beschrijving Eenheid Hoofdspil Gegevens voor  Tegenspil  Wanneer verschillende spillen zijn ingesteld, kan het programma aan beide spillen werken. leeg  Het programma werkt slechts aan één spil Terugtrekken De terugtrekzone markeert de zone waarbuiten een verplaatsing van de assen mogelijk moet zijn zonder risico op botsingen.
  • Pagina 476 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor Programmaheader zonder meerkanalengegevens Wanneer een programma in één kanaal moet worden uitgevoerd, dan moet u de meerkanalengegevens uitschakelen. Op die manier heeft u de mogelijkheid om zoals gebruikelijk programma-overstijgende waarden in de programmaheader in te voeren. Parameters Beschrijving Eenheid Meerkanalen-...
  • Pagina 477 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor Parameters Beschrijving Eenheid Beginmaat Eindmaat (abs) of eindmaat m.b.t. ZA (incr.) Bewerkingsmaat (abs) of bewerkingsmaat m.b.t. ZA (incr.) Terugtrekken De terugtrekzone markeert de zone waarbuiten een verplaatsing van de assen mogelijk moet zijn zonder risico op botsingen. eenvoudig ...
  • Pagina 478 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor Parameters Beschrijving Eenheid Hoofdspil Gegevens voor  Tegenspil.  leeg  Wanneer verschillende spillen zijn ingesteld, kan het programma aan beide spillen werken. Terugtrekken De terugtrekzone markeert de zone waarbuiten een verplaatsing van de assen mogelijk moet zijn zonder risico op botsingen. eenvoudig ...
  • Pagina 479 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor Programma-instellingen wijzigen Onder Instellingen kunnen in de programma-afloop de instellingen voor hoofd- en/of tegenspil worden gewijzigd. Parameters Beschrijving Eenheid Gegevens voor Hier bepaalt u de spilselectie voor de bewerking van de gegevens - (alleen beschikbaar wanneer de machine is uitgerust met een tegenspil) Hoofdspil ...
  • Pagina 480 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor Procedure Het ShopTurn-programma is aangemaakt. Plaats de cursor op de programmaheader. Druk de softkeys "Diverse" en "Instellingen" in. Het invoervenster "Instellingen" wordt geopend. Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 481 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor 9.3.3.4 Programmablok maken Om programma's te structureren en op die manier ook voor een grotere overzichtelijkheid bij de gesynchroniseerde weergave te zorgen, heeft u de mogelijkheid om verschillende blokken (G-code en/of ShopTurn-werkstappen) tot programmablokken samen te bundelen. Programma's structureren ●...
  • Pagina 482 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor Instellingen voor programmablok Weergave Betekenis Tekst Betekenis van het blok Spil  (alleen bij ShopTurn  programma) Toewijzing van de spil. U bepaalt aan welke spil een programmablok wordt uitgevoerd. Extra inloopcode  (alleen bij ShopTurn- Voor het geval het blok niet wordt uitgevoerd omdat de opgegeven spil programma) niet moet worden bewerkt, is het mogelijk om een zogenaamde "Extra inloopcode"...
  • Pagina 483 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor Blokken openen en sluiten Plaats de cursor op het gewenste programmablok. Druk op de toets <+> of op de toets <Cursor rechts>. Het blok wordt opengeklapt. Druk op de toets <-> of op de toets <Cursor links>. Het blok wordt opnieuw dichtgeklapt.
  • Pagina 484 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor Opmerking Foutdetectie in programma's Fouten kunnen pas worden gedetecteerd wanneer het desbetreffende programma wordt weergegeven. Wanneer een WAIT-markering een kanaal betreft waaraan in de joblist geen programma is toegewezen, dan wordt dit als een fout weergegeven. Wanneer u de gesynchroniseerde weergave heeft ingeschakeld, dan worden de volgende symbolen rechts boven in de titelbalk van het programma weergegeven: Symbool Betekenis...
  • Pagina 485 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor Spilovergave tussen kanalen Wanneer spillen wisselend in verschillende kanalen worden gebruikt (bijv. hoofd- en tegenspil), kan het eventueel noodzakelijk zijn om het actieve vlak "Kop C" (TRANSMIT) of "Mantel C" (TRACYL) te verlaten. Druk op de menudoorschakeltoets en de softkey "Rechte/Cirkel". Druk op de softkey "Gereedschap".
  • Pagina 486 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor Selecteer het gewenste programma. Druk op de softkey "Volledig scherm". De weergave van twee kanalen wordt omgeschakeld in de weergave van één enkel kanaal, en het geselecteerde programma wordt in het volledige editorvenster weergegeven. Zie ook Bewerkingstijd optimaliseren (Pagina 486) 9.3.5 Bewerkingstijd optimaliseren Na de simulatie van een programma wordt de bewerkingstijd voor blokken weergegeven.
  • Pagina 487 Meerkanalenondersteuning 9.3 Meerkanalen-editor Tijdgerelateerde weergave De wachttijd aan de Wait-markeringen wordt in seconden weergegeven. De totale looptijd wordt aan het einde van het programma weergegeven. Wanneer u het programma wijzigt, worden de tijdsvermeldingen aan de desbetreffende Wait-markeringen of aan de desbetreffende blokken nu gedimd weergegeven. Wanneer u de programmablokken wijzigt, verschuift of kopieert, dan worden de berekende tijden behouden.
  • Pagina 488 Meerkanalenondersteuning 9.4 Bewerking simuleren Bewerking simuleren 9.4.1 Simulatie Bij klassieke draaimachines met hoofd- en tegenspil kunnen tot 2 kanalen gelijktijdig worden gesimuleerd. U heeft de mogelijkheid om de programma's voor de eigenlijke bewerking samen te laten aflopen. Daarbij werken start, stop, reset en alle functies voor het besturen van de programma's gelijktijdig op alle gesimuleerde kanalen.
  • Pagina 489 Meerkanalenondersteuning 9.4 Bewerking simuleren Procedure Start de simulatie. Druk op de softkey "Hoofdspil" wanneer u de hoofdspil wilt bekijken. - OF - Druk op de softkey "Tegenspil" wanneer u de tegenspil wilt bekijken. Wanneer u de softkeys "Hoofdspil" en "Tegenspil" heeft ingedrukt, dan wordt de simulatieweergave in tweeën gedeeld en u kunt de hoofdspil en de tegenspil gelijktijdig bekijken.
  • Pagina 490 Meerkanalenondersteuning 9.4 Bewerking simuleren 9.4.2 Verschillende weergaves van het werkstuk bij meerkanalenondersteuning Bij de grafische weergave kunt u kiezen tussen verschillende weergaves om de bewerking aan het werkstuk steeds optimaal te kunnen bekijken, of om details of de volledige weergave van het afgewerkte werkstuk op het scherm weer te geven.
  • Pagina 491 Meerkanalenondersteuning 9.5 Meerkanalenfunctionaliteit in bedieningsbereik "Machine" weergeven / bewerken Meerkanalenfunctionaliteit in bedieningsbereik "Machine" weergeven / bewerken 9.5.1 Programma's inlopen U heeft verschillende mogelijkheden om programma's in te lopen. Inlopen per kanaal Via de functie "Inlopen" kunt u in het venster "Programmabeïnvloeding" de kanalen selecteren die moeten worden verplaatst.
  • Pagina 492 Meerkanalenondersteuning 9.5 Meerkanalenfunctionaliteit in bedieningsbereik "Machine" weergeven / bewerken 9.5.2 Blokzoeken en programmabeïnvloeding Via het venster "Instellingen voor meerkanalenfunctionaliteit" kunt u een groep kanalen definiëren die bij elkaar hoort. U geeft hier aan, welke kanaalnummers bij een meerkanalenweergave worden weergegeven. Deze groep wordt op dezelfde manier behandeld bij het blokzoeken en bij de programmabeïnvloeding.
  • Pagina 493 Meerkanalenondersteuning 9.5 Meerkanalenfunctionaliteit in bedieningsbereik "Machine" weergeven / bewerken Druk op de softkey "Zoekfunctie starten". De zoekfunctie wordt gestart. Alle kanalen van de groep worden volgens de ingestelde zoekfunctie gestart. Tijdens het blokzoeken wordt de status van het zoeken weergegeven in een meldvenster (bijv. "Blokzoeken actief"). Er wordt een melding getoond wanneer het zoekdoel is bereikt of een foutmelding, wanneer het zoekdoel niet werd gevonden.
  • Pagina 494 Meerkanalenondersteuning 9.6 Meerkanalenfunctie instellen Meerkanalenfunctie instellen Instelling Betekenis Weergave Hier bepaalt u of er één of twee kanalen moeten worden weergegeven. 1 kanaal  2 kanalen  Kanaalselectie en volgorde Hier legt u de kanaalgroep vast, d.w.z. u geeft aan welke kanalen in welke volgorde in de meerkanalenweergave worden weergegeven.
  • Pagina 495 Meerkanalenondersteuning 9.6 Meerkanalenfunctie instellen Druk op de menu doorschakeltoets en de softkey "Instellingen". Druk op de softkey "Meerkanalenfunctie". Het venster "Instellingen voor meerkanalenfunctionaliteit" wordt geopend. Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 496 Meerkanalenondersteuning 9.6 Meerkanalenfunctie instellen Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 497 Gebruikersvariabelen 10.1 Overzicht De door u gedefinieerde gebruikersvariabelen kunnen in lijsten worden weergegeven. De volgende variabelen kunnen gedefinieerd zijn: ● Rekenparameters (R-parameters) ● Globale gebruikersvariabelen (GUD) die in alle programma's geldig zijn ● Plaatselijke gebruikersvariabelen (LUD) die in één enkel programma geldig zijn ●...
  • Pagina 498 Gebruikersvariabelen 10.2 R-parameters 10.2 R-parameters R-parameters (rekenparameters) zijn kanaalspecifieke variabelen die u in een G-code programma kunt gebruiken. R-parameters kunnen door G-code programma's worden gelezen en geschreven. De waarden blijven ook na het uitschakelen van de besturing behouden. Aantal kanaalspecifieke R-parameters Een machinedatum legt het aantal kanaalspecifieke R-parameters vast.
  • Pagina 499 Gebruikersvariabelen 10.3 Globale GUD's weergeven 10.3 Globale GUD's weergeven Globale gebruikersvariabelen Globale GUD's zijn NC-globale gebruikersgegevens (Global User Data), die ook na het uitschakelen van de machine behouden blijven. GUD's zijn geldig in alle programma's. Definitie Een GUD-variabele wordt door volgende gegevens gedefinieerd: ●...
  • Pagina 500 Gebruikersvariabelen 10.3 Globale GUD's weergeven Druk op de softkey "GUD selectie" en de softkeys "SGUD" ... "GUD6" wanneer u SGUD, MGUD, UGUD of GUD4 tot GUD6 van de globale gebruikersvariabelen wilt weergeven. - OF - Druk op de softkeys "GUD selectie" en ">>" en de softkeys "GUD7" ... "GUD9"...
  • Pagina 501 Gebruikersvariabelen 10.4 Kanaal GUD's weergeven 10.4 Kanaal GUD's weergeven Kanaalspecifieke gebruikersvariabelen De kanaalspecifieke gebruikersvariabelen zijn net als GUD's geldig in alle programma's per kanaal. In tegenstelling tot GUD's hebben ze echter specifieke waarden. Definitie Een kanaalspecifieke GUD-variabele wordt door volgende gegevens gedefinieerd: ●...
  • Pagina 502 Gebruikersvariabelen 10.5 Plaatselijke LUD's weergeven 10.5 Plaatselijke LUD's weergeven Plaatselijke gebruikersvariabelen LUD's zijn enkel geldig in het programma of subprogramma waarin ze werden gedefinieerd. De besturing toont bij het uitvoeren van het programma's de LUD's na het begin. De weergave blijft tot het einde van de programma-afloop behouden. Definitie Een plaatselijke gebruikersvariabele wordt door volgende gegevens gedefinieerd: ●...
  • Pagina 503 Gebruikersvariabelen 10.6 Programma PUD's weergeven 10.6 Programma PUD's weergeven Programmaglobale gebruikersvariabelen PUD's zijn deelprogramma-globale variabelen (Program User Data). PUD's zijn geldig in hoofd- en alle subprogramma's en kunnen daar worden geschreven en gelezen. Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Parameters".
  • Pagina 504 Gebruikersvariabelen 10.7 Gebruikersvariabelen zoeken 10.7 Gebruikersvariabelen zoeken U heeft de mogelijkheid om gericht naar R-parameters of gebruikersvariabelen te zoeken. Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Parameters". Druk op de softkeys "R-parameter", "Globale GUD", "Kanaal GUD", "Plaatselijke GUD" of "Programma GUD" om in de lijst te selecteren naar welke gebruikersvariabele u wilt zoeken.
  • Pagina 505 Gebruikersvariabelen 10.8 Gebruikersvariabelen definiëren en activeren 10.8 Gebruikersvariabelen definiëren en activeren Door het wijzigen van een bestand van het type DEF/MAC kunnen aanwezige definitie- /macrobestanden worden gewijzigd of gewist, of kunnen nieuwe worden toegevoegd. Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Inbedrijfstelling". Druk op de softkey "Systeemgegevens". Selecteer in de bestandsstructuur de map "NC-gegevens"...
  • Pagina 506 Gebruikersvariabelen 10.8 Gebruikersvariabelen definiëren en activeren Selecteer of de tot nu toe geldige waarden van de definitiebestanden moeten worden gewist. Daarbij worden de definitiebestanden met de oorspronkelijke waarden overschreven. Druk op de softkey "OK" om de procedure verder te zetten. Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 507 Programma teachen 11.1 Overzicht Met de functie "Teach In" kunt u in de bedrijfsmodi "AUTO" en "MDA" programma's wijzigen. U kunt eenvoudige verplaatsingsblokken genereren en wijzigen. U verplaatst de assen manueel naar bepaalde posities om eenvoudige bewerkingsaflopen te realiseren en reproduceerbaar te maken. Deze posities worden overgenomen. In bedrijfsmodus "AUTO"...
  • Pagina 508 Programma teachen 11.2 Algemene procedure 11.2 Algemene procedure Algemene procedure Selecteer het gewenste programmablok, druk op de bijbehorende softkey "Positie teachen", "IJlgang G01", "Rechte G1" of "Cirkel steunpunt CIP" en "Cirkel eindpunt CIP" en verplaats de assen om het programmablok te wijzigen. U kunt een blok met een ander gelijkaardig blok overschrijven.
  • Pagina 509 Programma teachen 11.3 Blok invoegen 11.3 Blok invoegen U heeft de mogelijkheid om assen te verplaatsen en de actuele reële waarden rechtstreeks in een nieuw positieblok te schrijven. Voorwaarde Bedrijfsmodus "AUTO": Het programma dat bewerkt moet worden, is geselecteerd. Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Machine".
  • Pagina 510 Programma teachen 11.3 Blok invoegen Parameters bij cirkeltussenpunt CIP teachen Parameter Beschrijving Coördinaat van het cirkelmiddelpunt in X-richting Coördinaat van het cirkelmiddelpunt in Y-richting Coördinaat van het cirkelmiddelpunt in Z-richting Overgangstypes bij positie teachen, G0 en G1 teachen evenals ASPLINE De volgende parameters zijn beschikbaar voor de overgang: Parameter Beschrijving...
  • Pagina 511 Programma teachen 11.4 Teachen via venster 11.4 Teachen via venster 11.4.1 Algemeen De cursor moet op een lege regel staan. De vensters voor het invoegen van programmablokken bevatten in-en uitvoervelden voor de reële waarden in WCS. Afhankelijk van de voorinstelling worden selectievelden met parameters voor bewegingsgedrag en bewegingsovergang getoond.
  • Pagina 512 Programma teachen 11.4 Teachen via venster Druk op de softkey "Overnemen". Er wordt een nieuw programmablok ingevoegd op de positie van de cursor. - OF - Druk op de softkey "Afbreken" om de ingevoerde waarden te verwerpen. 11.4.2 IJlgang G0 teachen U verplaatst de assen en teacht een ijlgangblok met de nieuwe posities.
  • Pagina 513 Programma teachen 11.4 Teachen via venster 11.4.4 Cirkeltussenpunt en cirkeleindpunt CIP teachen Bij de cirkelinterpolatie CIP voert u het tussen- en het eindpunt in. Die teacht u afzonderlijk in één enkel blok. De volgorde waarin u beide punten programmeert, is niet bepaald. Opmerking Let erop dat de cursorpositie tijdens het teachen van beide punten niet wordt gewijzigd.
  • Pagina 514 Programma teachen 11.4 Teachen via venster Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Machine". Druk op de toets <AUTO> of <MDA>. Druk op de toets <TEACH IN>. Druk op de softkey "Progr. teachen". Druk de softkeys ">>" en "ASPLINE" in. Het venster "Akima-spline" met de invoervelden wordt geopend. Verplaats de assen naar de gewenste positie en stel indien nodig het overgangstype voor het begin- en eindpunt in.
  • Pagina 515 Programma teachen 11.5 Blok wijzigen 11.5 Blok wijzigen U kunt een programmablok enkel met een gelijkaardig teachblok overschrijven. De aswaarden die in elk venster worden weergegeven, zijn reële waarden, niet de waarden die in het blok moeten worden overschreven! Opmerking Wanneer u in een programmablokvenster in een blok één of andere waarde buiten de positie of de bijbehorende parameters wilt wijzigen, dan raden wij aan om de alfanumerieke invoer te gebruiken.
  • Pagina 516 Programma teachen 11.6 Blok selecteren 11.6 Blok selecteren U heeft de mogelijkheid om de onderbrekingsaanwijzer op de huidige cursorpositie te plaatsen. Bij de volgende programmastart wordt de bewerking op deze plaats verdergezet. Bij het teachen kunt u ook programmabereiken wijzigen die al zijn uitgevoerd. Daarbij wordt automatisch de programmabewerking geblokkeerd.
  • Pagina 517 Programma teachen 11.7 Blok wissen 11.7 Blok wissen U heeft de mogelijkheid om een programmablok volledig te wissen. Voorwaarde Bedrijfsmodus "AUTO": Het programma dat bewerkt moet worden, is geselecteerd. Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Machine". Druk op de toets <AUTO> of <MDA>. Druk op de toets <TEACH IN>.
  • Pagina 518 Programma teachen 11.8 Instellingen voor teachen 11.8 Instellingen voor teachen In het venster "Instellingen" kunt u bepalen welke assen bij het teachblok moeten worden overgenomen, en of parameters voor het bewegingstype en voor de baanbesturingsmodus beschikbaar moeten zijn. Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Machine". Druk op de toets <AUTO>...
  • Pagina 519 Werken met B-as 12.1 Draaimachines met B-as Met een extra B-as heeft u de mogelijkheid om frees- en draaigereedschap uit te lijnen. De basispositie waarin de afmetingen van alle gereedschappen zijn opgemeten, moet B = 0 zijn. Bij het draaien kunt u over de B-as en de C-as van de gereedschapsspil het gereedschap voor speciale bewerkingen uitlijnen.
  • Pagina 520 Werken met B-as 12.1 Draaimachines met B-as Uitlijnhoek β en γ Voor het draaien met gereedschapsuitlijning zijn uitlijnhoeken β en γ nodig. β: Draaiing rond de Y-as (met B-as) γ: Draaiing rond de Z-as (met gereedschapsspil) Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 521 Werken met B-as 12.1 Draaimachines met B-as Draaibewerkingen Dankzij de uitlijnhoeken is het mogelijk om met één gereedschap de meest uiteenlopende draaibewerkingen (bijv. bewerken in lengterichting buiten en binnen, dwarsbewerking met hoofd- en tegenspil, restmateriaal) zonder gereedschapswissel uit te voeren. Weergave van B-as In de volgende vensters wordt de B-as weergegeven: ●...
  • Pagina 522 Werken met B-as 12.2 Uitlijning gereedschap bij Draaien 12.2 Uitlijning gereedschap bij Draaien In het gereedschapsvenster en in alle draaibewerkingsvensters zijn invoervelden voor de β- en γ-hoek beschikbaar voor het uitlijnen van het gereedschap. β-hoek U heeft de mogelijkheid om in invoerveld "β" de hoofduitlijning van het gereedschap te selecteren: ...
  • Pagina 523 Werken met B-as 12.3 Frezen met B-as 12.3 Frezen met B-as Voor kop- en mantelbewerking moet u geen speciale gegevens invoeren. Kopbewerking Het frezen op kopzijde (G17) gebeurt op de hoofdspil in de B-aspositie B = 0°. Wanneer u op de kopzijde (G17) van de tegenspil werkt, dan komt dit overeen met de tegenovergestelde B-aspositie B = 180°.
  • Pagina 524 Werken met B-as 12.4 Zwenken 12.4 Zwenken Algemene procedure ● Het coördinatensysteem via het zwenkvenster in het te bewerken vlak zwenken. ● Bewerken met instelling "Kop B". ● Wanneer een ander bewerkingstype volgt, wordt het zwenken automatisch uitgeschakeld. In resettoestand en ook na Power-On blijven de gezwenkte coördinaten behouden. Op die manier kunt u bijv.
  • Pagina 525 Werken met B-as 12.4 Zwenken Parameters Beschrijving Eenheid Volgorde assen Volgorde van de assen waar omheen wordt gedraaid - alleen bij zwenkmodus per XYZ of XZY of YXZ of YZX of ZXY of ZYX Ashoek De volgorde van de assen kan m.b.v. graden de Select-toets naar keuze worden Ashoek...
  • Pagina 526 Werken met B-as 12.5 Verwijderen/naderen 12.5 Verwijderen/naderen Wanneer u het naderen/verwijderen bij zwenken met B-as wilt optimaliseren, dan kunt u een speciale cyclus genereren die geen rekening houdt met de automatische strategie voor naderen/verwijderen. De cyclus voor verwijderen/naderen kunt u tussen werkstap-programmablokken naar keuze invoegen, maar niet binnen gekoppelde programmablokken.
  • Pagina 527 Werken met B-as 12.5 Verwijderen/naderen Parameters Beschrijving Eenheid Voeding voor het verplaatsen naar de derde positie mm/min Alternatief ijlgang 3. Positie (incr. of ∅ abs) 3. Positie (incr. of ∅ abs) Ger.W-punt Het gereedschapswisselpunt vanuit de laatst geprogrammeerde Gereedschapswissel  positie naderen en de gereedschapswissel uitvoeren rechtstreeks: de gereedschapswissel niet op het gereedschapswisselpunt ...
  • Pagina 528 Werken met B-as 12.6 Positiepatroon 12.6 Positiepatroon Bij boor- en freesbewerking met Kop B staan bij positiepatroon "Volledige Cirkel/Cirkelboog" volgende mogelijkheden ter beschikking voor het bewerken op schuine vlakken ● met zwenkvlak ● met C-as Procedure Druk op de softkey "Boren". Druk de softkeys "Posities"...
  • Pagina 529 Werken met B-as 12.6 Positiepatroon Parameters Beschrijving Eenheid α1 Doorschakelhoek: nadat de eerste boring is afgewerkt, worden alle volgende graden posities aangelopen met deze hoek (alleen bij boog). Positieve hoek: volgende posities worden gedraaid tegen de wijzers van de klok Negatieve hoek: volgende posities worden gedraaid met de wijzers van de klok mee.
  • Pagina 530 Werken met B-as 12.7 Gereedschapsselectie voor manueel bedrijf 12.7 Gereedschapsselectie voor manueel bedrijf Voor voorbereidende handelingen in manueel bedrijf gebeurt het selecteren van het gereedschap en het besturen van de spil telkens centraal in het T, S, M-venster. Beeld 12-1 TSM-venster voor B- en C-as Procedure Uitlijnen van frees- en draaigereedschap met β-hoek:...
  • Pagina 531 Werken met B-as 12.8 Gereedschap meten 12.8 Gereedschap meten Procedure Voor voorbereidende handelingen in manueel bedrijf gebeurt het selecteren van het gereedschap en het besturen van de spil telkens centraal in het T, S, M-venster. Daarna kunt u zoals gewoonlijk het gereedschap meten m.b.v. de functie "Gereedschap meten".
  • Pagina 532 Werken met B-as 12.8 Gereedschap meten Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 533 Gereedschappen beheren 13.1 Lijsten voor het beheren van gereedschappen In de lijsten in het bereik Gereedschap worden alle gereedschappen en, indien geconfigureerd, ook alle magazijnplaatsen weergegeven die in de NC zijn gegenereerd of geconfigureerd. In alle lijsten worden dezelfde gereedschappen in dezelfde sortering weergegeven. Bij het omschakelen tussen lijsten blijft de cursor op hetzelfde gereedschap in hetzelfde beeldsegment staan.
  • Pagina 534 Gereedschappen beheren 13.1 Lijsten voor het beheren van gereedschappen Zoekfuncties U heeft de mogelijkheid de lijsten te doorzoeken op basis van: ● Gereedschap ● Magazijnplaats ● Lege plaats Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 535 Gereedschappen beheren 13.2 Magazijnbeheer 13.2 Magazijnbeheer Afhankelijk van de configuratie ondersteunen de gereedschapslijsten een magazijnbeheer. Functies van het magazijnbeheer ● M.b.v. de horizontale softkey "Magazijn" verschijnt een lijst waarin de gereedschappen met magazijngerelateerde gegevens worden weergegeven. ● De kolom Magazijn/magazijnplaats wordt in de lijsten weergegeven. ●...
  • Pagina 536 Gereedschappen beheren 13.3 Gereedschapstypes 13.3 Gereedschapstypes Bij het genereren van een nieuw gereedschap staat een selectie aan gereedschapstypes ter beschikking. Via het gereedschapstype wordt bepaald welke geometrie-afmetingen noodzakelijk zijn en hoe deze worden berekend. Gereedschapstypes Beeld 13-1 Voorbeeld van de favorietenlijst Beeld 13-2 Selectielijst gereedschappen in het venster "Nieuw gereedschap - frezen"...
  • Pagina 537 Gereedschappen beheren 13.3 Gereedschapstypes Beeld 13-3 Selectielijst gereedschappen in het venster "Nieuw gereedschap - boren" Beeld 13-4 Selectielijst gereedschappen in het venster "Nieuw gereedschap - draaigereedschap" Beeld 13-5 Selectielijst gereedschappen in het venster "Nieuw gereedschap - speciaal gereedschap" Zie ook Snijkantpositie of gereedschapstype wijzigen (Pagina 570) Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 538 Gereedschappen beheren 13.4 Gereedschapmeting 13.4 Gereedschapmeting In dit hoofdstuk krijgt u een overzicht over het meten van gereedschap. Gereedschapstypes Beeld 13-6 Nabewerkingsgereedschap (type 510) Beeld 13-7 Steekgereedschap (type 520) Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 539 Gereedschappen beheren 13.4 Gereedschapmeting Beeld 13-8 Frees (type 120) Beeld 13-9 Boor (type 200) Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 540 Gereedschappen beheren 13.4 Gereedschapmeting Beeld 13-10 Tap (type 540) Beeld 13-11 Radius beitel (type 550) Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 541 Gereedschappen beheren 13.4 Gereedschapmeting Beeld 13-12 Aanslag (type 730) Beeld 13-13 Draaiboor (type 560) Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 542 Gereedschappen beheren 13.4 Gereedschapmeting Beeld 13-14 Tap (type 240) Beeld 13-15 3D-meettaster Machinefabrikant De gereedschapslengte wordt gemeten tot het kogelmiddelpunt of tot de kogelomtrek. Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Opmerking Een 3D-meettaster moet voor het eerste gebruik worden geijkt. Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 543 Gereedschappen beheren 13.5 Werktuiglijst 13.5 Werktuiglijst In de gereedschapslijst worden alle parameters en functies weergegeven die nodig zijn voor het genereren en instellen van gereedschappen. Elk gereedschap wordt door een gereedschapsidentificator en het zustergereedschapsnummer ondubbelzinnig geïdentificeerd. Bij de weergave van het gereedschap, d.w.z. bij de weergave van de snijkantposities wordt rekening gehouden met het coördinatensysteem van de machine.
  • Pagina 544 Gereedschappen beheren 13.5 Werktuiglijst Kolomtitel Betekenis Breedte / Snijkantbreedte bij type 150 schijffrees en type 151 zaag plaatbreedte / Plaatbreedte bij type 520 - insteker en type 530 - afsteker snijhoek / Snijhoek bij type 200 - spiraalboor, type 220 - centreerboor en type 230 - spitse verzinkboor Spoed Spoed bij type 240 - tap...
  • Pagina 545 Gereedschappen beheren 13.5 Werktuiglijst Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Symbolen in de gereedschapslijst Symbool / Aanduiding Betekenis Gereedschapstype Rood kruis Het gereedschap is geblokkeerd. Gele driehoek - punt naar De waarschuwingsgrens is bereikt. beneden Gele driehoek - punt naar Het gereedschap bevindt zich in een speciale boven toestand.
  • Pagina 546 Gereedschappen beheren 13.5 Werktuiglijst 13.5.1 Andere gegevens Voor de volgende gereedschapstypes zijn bijkomende geometrie-afmetingen nodig, die niet in de lijstweergave van de gereedschapslijst zijn opgenomen. Gereedschapstypes met bijkomende geometrie-afmetingen Gereedschapstype Bijkomende parameters 111 Kogelfrees, kegelvormig Hoekradius 121 Schachtfrees met hoekafronding Hoekradius 130 Hoekfrees Geometrielengte (lengte X, lengte Y, lengte Z) Slijtagelengte (Δlengte X, Δlengte Y, Δlengte Z)
  • Pagina 547 Gereedschappen beheren 13.5 Werktuiglijst 13.5.2 Nieuw gereedschap maken Via het venster "Nieuw gereedschap - favorieten" ziet u bij het genereren van een nieuw gereedschap een reeks geselecteerde gereedschapstypes, de zogenaamde favorieten. Wanneer het gewenste gereedschap zich niet in de lijst met favorieten bevindt, dan kunt u m.b.v.
  • Pagina 548 "OK" het venster "Nieuw gereedschap" geopend. Hier kunt u de volgende gegevens bepalen: ● Naam ● Gereedschapsplaatstype ● Grootte van het gereedschap Documentatie: Een beschrijving van de configuratiemogelijkheden vindt u in Handboek voor inbedrijfstelling SINUMERIK Operate (IM9) / SINUMERIK 840D sl Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 549 Gereedschappen beheren 13.5 Werktuiglijst 13.5.3 Gereedschap meten U heeft de mogelijkheid om de gereedschapscorrectiegegevens voor afzonderlijke gereedschappen rechtstreeks uit de gereedschapslijst te meten. Opmerking Meten van het gereedschap is alleen mogelijk met actief gereedschap. Procedure De gereedschapslijst is geopend. Selecteer in de gereedschapslijst het gereedschap dat u wilt meten en druk op de softkey "Gereedschap meten".
  • Pagina 550 Gereedschappen beheren 13.5 Werktuiglijst 13.5.4 Meerdere snijkanten beheren Bij gereedschappen met meerdere snijkanten heeft u voor elke snijkant een eigen correctierecord. Hoeveel snijkanten u kunt configureren, is afhankelijk van wat er in de besturing is geconfigureerd. Snijkanten van een gereedschap die niet nodig zijn, kunnen worden gewist. Procedure De gereedschapslijst is geopend.
  • Pagina 551 Gereedschappen beheren 13.5 Werktuiglijst 13.5.5 Werktuig wissen Gereedschappen die niet meer worden gebruikt, kunt u uit de gereedschapslijst verwijderen om deze overzichtelijk te houden. Procedure De gereedschapslijst is geopend. Plaats de cursor in de gereedschapslijst op het gereedschap dat u wilt wissen.
  • Pagina 552 Gereedschappen beheren 13.5 Werktuiglijst Procedure De gereedschapslijst is geopend. Plaats de cursor op het gereedschap dat u in het magazijn wilt laden (bij sortering volgens magazijnplaatsnummer vindt u het op het einde van de gereedschapslijst). Druk op de softkey "Laden". Het venster "Laden op..."...
  • Pagina 553 Gereedschappen beheren 13.5 Werktuiglijst Gereedschappen ontladen Plaats de cursor op het gereedschap dat u uit het magazijn wilt ontladen en druk op de softkey "Ontladen". Selecteer in het venster "Selectie van laadplaats" de gewenste laadplaats. Bevestig uw keuze met "OK". - OF - Druk op "Afbreken"...
  • Pagina 554 De manier waarop magazijnen bij meerdere magazijnen moeten worden geselecteerd, kan verschillend zijn geconfigureerd. Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Documentatie Een beschrijving van de configuratiemogelijkheden vindt u in Handboek voor inbedrijfstelling SINUMERIK Operate (IM9) / SINUMERIK 840D sl Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 555 Gereedschappen beheren 13.6 Slijtage gereedschap 13.6 Slijtage gereedschap In de gereedschapsslijtagelijst zijn alle parameters en functies opgenomen die tijdens het lopende bedrijf vereist zijn. Gereedschap dat gedurende een lange tijd in gebruik is, kan verslijten. Deze slijtage kunt u meten en in de gereedschapsslijtagelijst invoeren. De besturing houdt rekening met deze gegevens bij de berekening van gereedschapslengte- of radiuscorrecties.
  • Pagina 556 Gereedschappen beheren 13.6 Slijtage gereedschap Kolomtitel Betekenis Selectie van de gereedschapsbewaking - door gebruikstijd (T) - door aantal (C) - door slijtage (W) De slijtagebewaking wordt via een machinedatum geconfigureerd. Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Gebruikstijd, of Gebruikstijd van het gereedschap aantal, of Aantal werkstukken slijtage *...
  • Pagina 557 Gereedschappen beheren 13.6 Slijtage gereedschap Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Parameters". Druk op de softkey "Ger. slijtage". Zie ook Gereedschapsdetails weergeven (Pagina 568) Snijkantpositie of gereedschapstype wijzigen (Pagina 570) 13.6.1 Gereedschap reactiveren U heeft de mogelijkheid om geblokkeerd gereedschap te vervangen of dit gereedschap opnieuw gebruiksklaar te maken.
  • Pagina 558 Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Documentatie Handboek voor inbedrijfstelling SINUMERIK Operate (IM9) / SINUMERIK 840D sl Meerdere laadplaatsen Wanneer u meerdere laadplaatsen voor een magazijn heeft geconfigureerd, dan verschijnt na het indrukken van de softkey "Laden" het venster "Selectie van laadplaats".
  • Pagina 559 U heeft de mogelijkheid de lijst volgens uw eigen vereisten te projecteren. Documentatie Meer informatie over dit onderwerp vindt u in: Handboek voor inbedrijfstelling SINUMERIK Operate (IM9) / SINUMERIK 840D sl Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Parameters". Druk op de softkey "OEM Ger."...
  • Pagina 560 Gereedschappen beheren 13.8 Magazijn 13.8 Magazijn In de magazijnlijst worden gereedschappen met de magazijngerelateerde gegevens weergegeven. Hier voert u gericht acties uit die betrekking hebben op de magazijnen en de magazijnplaatsen. Afzonderlijke magazijnplaatsen kunnen voor gereedschappen plaatsgecodeerd of geblokkeerd worden. Gereedschapsparameters Kolomtitel Betekenis...
  • Pagina 561 Gereedschappen beheren 13.8 Magazijn Symbolen van de magazijnlijst Symbool / Aanduiding Betekenis Gereedschapstype Rood kruis Het gereedschap is geblokkeerd. Gele driehoek - punt naar De waarschuwingsgrens is bereikt. beneden Gele driehoek - punt naar Het gereedschap bevindt zich in een speciale toestand. boven Plaats de cursor op het aangeduide gereedschap.
  • Pagina 562 Gereedschappen beheren 13.8 Magazijn 13.8.1 Magazijn positioneren U kunt magazijnplaatsen rechtstreeks op de laadplaats positioneren. Procedure De magazijnlijst is geopend. Plaats de cursor op de magazijnplaats die u op de laadplaats wilt positioneren. Druk op de softkey "Magazijn positioneren". De magazijnplaats wordt op de laadplaats gepositioneerd. Meerdere laadplaatsen Wanneer u meerdere laadplaatsen voor een magazijn heeft geconfigureerd, dan verschijnt na het indrukken van de softkey "Magazijn positioneren"...
  • Pagina 563 Gereedschappen beheren 13.8 Magazijn Druk op de softkey "Verplaatsen". Het venster "... verplaatsen van plaats ... naar plaats ..." verschijnt. Het veld "Plaats" is vooraf ingevuld met het nummer van de eerstvolgende lege magazijnplaats. Druk op de softkey "OK" wanneer u het gereedschap op de voorgestelde magazijnplaats wilt plaatsen.
  • Pagina 564 Gereedschappen beheren 13.9 Lijsten voor gereedschapsbeheer sorteren 13.9 Lijsten voor gereedschapsbeheer sorteren Wanneer u werkt met veel gereedschappen of met grote of meerdere magazijnen, dan kan het nuttig zijn dat de gereedschappen gesorteerd worden weergegeven, volgens verschillende criteria. Op die manier vindt u gezochte gereedschappen sneller in de lijsten terug.
  • Pagina 565 Gereedschappen beheren 13.10 Lijsten voor gereedschapsbeheer filteren 13.10 Lijsten voor gereedschapsbeheer filteren Met de filterfunctie kunt u in de lijsten voor gereedschapsbeheer gereedschappen met bepaalde eigenschappen filteren. U heeft bijvoorbeeld de mogelijkheid om tijdens de bewerking gereedschappen weer te geven die al de waarschuwingsgrens hebben bereikt, om de overeenkomstige gereedschappen voor het laden voor te bereiden.
  • Pagina 566 Afhankelijk van de configuratie kan het plaatstype als getalwaarde of als tekst worden ingevoerd. Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Documentatie Een beschrijving van de configuratiemogelijkheden vindt u in Handboek voor inbedrijfstelling SINUMERIK Operate (IM9) / SINUMERIK 840D sl Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 567 Gereedschappen beheren 13.11 Gericht zoeken in de lijsten voor gereedschapsbeheer Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Parameters". Druk op de softkey "Ger. lijst", "Ger. slijtage" of "Magazijn". Druk de softkeys ">>" en "Zoeken" in. Druk op de softkey "Gereedschap" wanneer u een bepaald gereedschap wilt zoeken.
  • Pagina 568 Gereedschappen beheren 13.12 Gereedschapsdetails weergeven 13.12 Gereedschapsdetails weergeven In het venster "Gereedschapsdetails - alle parameters" worden alle parameters van het geselecteerde gereedschap weergegeven. De parameters worden gesorteerd volgens deze criteria weergegeven: ● Gereedschapsgegevens ● Snijkantgegevens ● Bewakingsgegevens Beveiligingsniveau Om de parameters in het detailvenster te kunnen bewerken, heeft u toegangsniveau sleutelschakelaar 3 (beveiligingsniveau 4) nodig.
  • Pagina 569 Gereedschappen beheren 13.12 Gereedschapsdetails weergeven Druk de softkey "Snijkantgegevens" in om rechtstreeks naar de kolom "Snijkantgegevens" te gaan. Druk de softkey "Bew. gegevens" in om rechtstreeks naar de kolom "Bew. gegevens" te gaan. Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 570 Gereedschappen beheren 13.13 Snijkantpositie of gereedschapstype wijzigen 13.13 Snijkantpositie of gereedschapstype wijzigen Procedure De gereedschapslijst, de slijtagelijst, de OEM-gereedschapslijst of het magazijn is geopend. Plaats de cursor in de kolom "Type" van het gereedschap dat u wilt wijzigen. Druk op de toets <SELECT>. Het venster "Gereedschapstypes - favorieten"...
  • Pagina 571 Gereedschappen beheren 13.14 Werken met Multitool 13.14 Werken met Multitool M.b.v. multitools heeft u de mogelijkheid om meer dan één gereedschap op een magazijnplaats op te nemen. De multitool zelf heeft twee of meer plaatsen voor het opnemen van gereedschap. Het gereedschap wordt rechtstreeks op de multitool gemonteerd.
  • Pagina 572 Gereedschappen beheren 13.14 Werken met Multitool 13.14.1 Gereedschapslijst bij multitool Wanneer u met multitool werkt, dan wordt de gereedschapslijst uitgebreid met een kolom voor het multitoolplaatsnummer. Zodra de cursor zich in de gereedschapslijst op een multitool bevindt, worden bepaalde kolomtitels gewijzigd. Kolomtitel Betekenis Plaats...
  • Pagina 573 Gereedschappen beheren 13.14 Werken met Multitool 13.14.2 Multitool maken De multitool kan in de favorietenselectie en in de lijst met speciale gereedschapstypes worden geselecteerd. Beeld 13-17 Favorietenlijst met multitool Beeld 13-18 Selectielijst voor speciaal gereedschap met multitool Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 574 Gereedschappen beheren 13.14 Werken met Multitool Procedure De gereedschapslijst is geopend. Plaats de cursor op de positie waar het gereedschap moet worden gegenereerd. U kunt daarbij kiezen voor een lege magazijnplaats of het NC- gereedschapsgeheugen buiten het magazijn. In het NC-gereedschapsgeheugen kunt u de cursor ook op een aanwezig gereedschap plaatsen.
  • Pagina 575 Gereedschappen beheren 13.14 Werken met Multitool 13.14.3 Multitool met gereedschap laden Voorwaarde In de gereedschapslijst is een multitool aangemaakt. Procedure De gereedschapslijst is geopend. Selecteer de gewenste multitool, plaats de cursor op een lege multitoolplaats en druk op de softkey "Nieuw gereedschap". Selecteer via de bijbehorende selectielijst, bijv.
  • Pagina 576 Gereedschappen beheren 13.14 Werken met Multitool 13.14.4 Gereedschap uit de multitool verwijderen Wanneer de multitool mechanisch opnieuw werd geladen, moeten de oude gereedschappen in de gereedschapslijst uit de multitool worden verwijderd. De cursor moet daarvoor op de regel worden geplaatst waarop zich het gereedschap bevindt dat moet worden verwijderd.
  • Pagina 577 Gereedschappen beheren 13.14 Werken met Multitool 13.14.6 Multitool laden en ontladen Procedure De gereedschapslijst is geopend. Plaats de cursor op de multitool die u in het magazijn wilt laden. Het venster "Laden op" wordt geopend. Het veld "... plaats" is vooraf ingevuld met het nummer van de eerstvolgende lege magazijnplaats.
  • Pagina 578 Gereedschappen beheren 13.14 Werken met Multitool 13.14.7 Multitool reactiveren Een multitool en de gereedschappen die zich op de multitool bevinden, kunnen onafhankelijk van elkaar zijn geblokkeerd. Wanneer een multitool wordt geblokkeerd, dan kunt u de gereedschappen van deze multitool niet meer via de gereedschapswissel verwisselen. Wanneer op slechts één gereedschap op een multitool een bewaking is ingesteld en de gebruikstijd of het aantal stuks is afgelopen, dan wordt het gereedschap en de multitool waarop het gereedschap zich bevindt, geblokkeerd.
  • Pagina 579 Wanneer de functie "Reactiveren van alle bewakingstypes" is geconfigureerd, dan worden bij het reactiveren alle in de NC ingestelde bewakingstypes voor een bepaald gereedschap gereset. Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Documentatie Handboek voor inbedrijfstelling SINUMERIK Operate (IM9) / SINUMERIK 840D sl Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 580 Gereedschappen beheren 13.14 Werken met Multitool 13.14.8 Multitool verplaatsen Multitools kunnen in een magazijn rechtstreeks naar een andere magazijnplaats worden verplaatst. Dit betekent dat u multitools met bijbehorend gereedschap niet eerst uit het magazijn hoeft te ontladen om ze daarna op een andere plaats te laden. Bij het verplaatsen wordt automatisch een lege plaats voorgesteld waarnaar u de multitool kunt verplaatsen.
  • Pagina 581 Gereedschappen beheren 13.14 Werken met Multitool 13.14.9 Multitool positioneren U kunt een magazijn positioneren. Daarbij wordt een magazijnplaats op een laadplaats gepositioneerd. Multitools die zich in een spil bevinden, kunnen ook worden gepositioneerd. De multitool wordt gedraaid en op die manier wordt de desbetreffende multitoolplaats in bewerkingspositie gebracht.
  • Pagina 582 Gereedschappen beheren 13.14 Werken met Multitool Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 583 Programma's beheren 14.1 Overzicht Via de programma-manager kunt u op gelijk welk moment programma's selecteren om deze uit te voeren, te wijzigen, te kopiëren of van naam te veranderen. Programma's die u niet meer gebruikt, kunt u wissen om geheugen vrij te maken. LET OP Rechtstreeks uitvoeren van USB-FlashDrive Rechtstreeks uitvoeren van een USB-FlashDrive wordt niet aanbevolen.
  • Pagina 584 Programma's beheren 14.1 Overzicht Keuze van opslagplaats In de horizontale softkeybalk kunt u de opslagplaats selecteren waarvan u de directories en programma's wilt weergeven. Naast de softkey "NC", waarmee de gegevens van het passieve bestandssysteem worden getoond, kunnen nog andere softkeys worden weergegeven.
  • Pagina 585 Programma's beheren 14.1 Overzicht ● Type Directory: WPD Programma: MPF Subprogramma: SPF Initialisatieprogramma: INI Joblists: JOB Gereedschapsgegevens: TOA Magazijnbezetting: TMA Nulpunten: UFR R-parameters: RPA Globale gebruikersgegevens/-definities: GUD Settinggegevens: SEA Veiligheidszones: PRO Doorhang: CEC ● Grootte (in bytes) ● Datum/Tijd (van genereren of laatste wijziging) Actieve programma's Geselecteerde, d.w.z.
  • Pagina 586 Programma's beheren 14.1 Overzicht 14.1.1 NC-geheugen Het volledige NC-werkgeheugen met alle werkstukken, hoofd- en subprogramma's wordt weergegeven. U kunt hier nog meer subdirectories genereren. Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Programma-manager". Druk op de softkey "NC". 14.1.2 Plaatselijke drive De werkstukken, hoofd- en subprogramma's die in het user-geheugen van de CF-Card of op de plaatselijke harde schijf zijn opgeslagen, worden weergegeven.
  • Pagina 587 Programma's beheren 14.1 Overzicht Procedure De plaatselijke drive is geselecteerd. Plaats de cursor op de hoofddirectory. Druk de softkeys "Nieuw" en "Directory" in. Het venster "Nieuwe directory" wordt geopend. Voer in het invoerveld "Naam" telkens de begrippen "mpf.dir", "spf.dir" en "wks.dir" in en druk op de softkey "OK". De directories "Deelprogramma's", "Subprogramma's"...
  • Pagina 588 Programma's beheren 14.2 Programma openen en sluiten 14.2 Programma openen en sluiten Wanneer u een programma meer in detail wilt bekijken of er wijzigingen in wilt aanbrengen, dan moet u het programma openen in de editor. Bij programma's die in het NCK-geheugen zijn opgeslagen, kunt u al tijdens het openen navigeren.
  • Pagina 589 Programma's beheren 14.2 Programma openen en sluiten Programma sluiten Druk op de softkeys ">>" en "Sluiten" om het programma en de editor opnieuw te sluiten. - OF - Wanneer u zich aan het begin van de eerste regel van het programma bevindt, druk dan op de toets <Cursor links>...
  • Pagina 590 Programma's beheren 14.3 Programma uitvoeren 14.3 Programma uitvoeren Wanneer u een programma voor uitvoering selecteert, dan schakelt de besturing automatisch over naar het bedieningsbereik "Machine". Programmaselectie Werkstukken (WPD), hoofdprogramma's (MPF) of subprogramma's (SPF) kunt u selecteren door de cursor op het gewenste programma of werkstuk te plaatsen. Bij werkstukken moet zich een programma met dezelfde naam in de werkstukdirectory bevinden dat automatisch voor uitvoering is geselecteerd (bijv.
  • Pagina 591 Programma's beheren 14.3 Programma uitvoeren Wanneer het programma al in het bedieningsbereik "Programma" is geopend, druk dan op de softkey "NC uitvoeren". Druk op de toets <CYCLE START>. De bewerking van het werkstuk wordt gestart. Opmerking Enkel werkstukken/programma's die zich in het NCK-geheugen, op een plaatselijke drive of op een USB-drive bevinden, kunnen voor uitvoering worden geselecteerd.
  • Pagina 592 Programma's beheren 14.4 Directory/programma/joblist/programmalijst genereren 14.4 Directory/programma/joblist/programmalijst genereren 14.4.1 Nieuwe directory maken De directorystructuur helpt u om programma's en gegevens overzichtelijk te beheren. Hiervoor kunt u op de plaatselijke drive of op USB-/netwerkdrives in een directory subdirectories maken. In een subdirectory kunt u programma's genereren; voor die programma's kunt u ook programmablokken genereren.
  • Pagina 593 Programma's beheren 14.4 Directory/programma/joblist/programmalijst genereren 14.4.2 Nieuw werkstuk genereren In een werkstuk kunnen verschillende bestandstypes zoals hoofdprogramma's, initialisatiebestanden, gereedschapscorrecties worden gegenereerd. Opmerking Onder een werkstukdirectory (WPD) kunnen geen verdere werkstukdirectories worden gegenereerd. Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Programma-manager". Selecteer de gewenste opslagplaats en plaats de cursor op de map waaronder u het werkstuk wilt genereren.
  • Pagina 594 Programma's beheren 14.4 Directory/programma/joblist/programmalijst genereren 14.4.3 Nieuw G-codeprogramma maken In een directory/werkstuk kunt u G-codeprogramma's maken en daar vervolgens G- codeblokken voor genereren. Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Programma-manager". Selecteer de gewenste opslagplaats en plaats de cursor op de map waaronder u het programma wilt opslaan. Druk op de softkey "Nieuw".
  • Pagina 595 Programma's beheren 14.4 Directory/programma/joblist/programmalijst genereren 14.4.4 Nieuw ShopTurn-programma In de directories Deelprogramma en Werkstuk kunt u ShopTurn-programma's maken en daarna voor die programma's bewerkingsstappen genereren. Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Programma-manager". Selecteer de gewenste opslagplaats en plaats de cursor op de map waaronder u het programma wilt opslaan.
  • Pagina 596 Programma's beheren 14.4 Directory/programma/joblist/programmalijst genereren 14.4.5 Nieuw bestand naar keuze maken U kunt in elke directory of subdirectory een bestand in een formaat naar keuze maken (het formaat moet worden opgegeven). Dit is niet het geval voor het NC-geheugen. Daar heeft u de mogelijkheid om onder een werkstuk met de softkey "Naar keuze"...
  • Pagina 597 In de joblist worden commentaren aangeduid door ";" aan het begin van de regel of door ronde haakjes. Sjabloon Bij het genereren van een nieuwe joblist kunt u een sjabloon van Siemens of een machinefabrikant selecteren. Werkstuk bewerken Door het indrukken van de softkey "Selectie" voor een werkstuk wordt de bijbehorende joblist syntactisch gecontroleerd en vervolgens uitgevoerd.
  • Pagina 598 Programma's beheren 14.4 Directory/programma/joblist/programmalijst genereren Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Programma-manager". Druk op de softkey "NC" en plaats de cursor in de directory "Werkstukken" op het programma waarvoor u een joblist wilt genereren. Druk de softkeys "Nieuw" en "Naar keuze" in. Het venster "Nieuw programma naar keuze"...
  • Pagina 599 Programma's beheren 14.4 Directory/programma/joblist/programmalijst genereren Plaats de cursor op het gewenste programma en druk op de softkey "OK". Het geselecteerde programma wordt met padweergave in de eerste regel van de lijst opgenomen. - OF - Voer de programmanaam rechtstreeks in de lijst in. Let er bij het manueel invoeren op dat u het exacte pad (bijv.
  • Pagina 600 Programma's beheren 14.5 Sjablonen maken 14.5 Sjablonen maken U kunt eigen sjablonen maken voor het genereren van deelprogramma's en werkstukken. Die sjablonen dienen dan als basis die verder kan worden aangepast. Hiervoor kunt u deelprogramma's of werkstukken naar keuze gebruiken die u zelf heeft gemaakt.
  • Pagina 601 Programma's beheren 14.6 Een programma in preview bekijken 14.6 Een programma in preview bekijken U heeft de mogelijkheid om de inhoud van een programma in een preview kort te bekijken voor u met het editeren begint. Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Programma-manager". Selecteer de plaats waar u wilt opslaan en plaats de cursor op het gewenste programma.
  • Pagina 602 Programma's beheren 14.7 Verschillende directories/programma's markeren 14.7 Verschillende directories/programma's markeren U kunt verschillende bestanden en directories selecteren voor verdere bewerking. Wanneer u een directory markeert, dan worden alle directories en gegevens die zich daaronder bevinden, mee geselecteerd. Opmerking Wanneer u verschillende directories heeft gemarkeerd en u sluit één van de directories, dan worden de markeringen voor de directory en alle daarin aanwezige gegevens opgeheven.
  • Pagina 603 Programma's beheren 14.7 Verschillende directories/programma's markeren Selecteren via toetsen Toetsencombinatie Betekenis Start een selectie of breidt deze uit. U kunt elementen afzonderlijk selecteren. Start een samenhangende selectie. Een selectie die al bestaat, wordt opgeheven. Selecteren met de muis Toetsencombinatie Betekenis Linker muisknop Element aanklikken: het element wordt gemarkeerd.
  • Pagina 604 Programma's beheren 14.8 Directory/programma kopiëren en invoegen 14.8 Directory/programma kopiëren en invoegen Wanneer u een nieuwe directory of nieuw programma wilt genereren dat gelijkaardig is aan een directory of programma dat al bestaat, dan kunt u tijd besparen door de al bestaande directory of programma te kopiëren en enkel geselecteerde programma's of programmablokken wijzigen.
  • Pagina 605 Programma's beheren 14.8 Directory/programma kopiëren en invoegen Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Programma-manager". Selecteer de gewenste opslagplaats en plaats de cursor op het bestand of de directory die u wilt kopiëren. Druk op de softkey "Kopiëren". Selecteer de directory waarin u de gekopieerde directory/programma wilt invoegen.
  • Pagina 606 Programma's beheren 14.9 Directory/programma wissen 14.9 Directory/programma wissen Het is nuttig om van tijd tot tijd programma's of directories te wissen die u niet meer gebruikt, om uw bestandsbeheer overzichtelijk te houden. Sla deze gegevens eventueel vooraf op een externe gegevensdrager (bijv. USB-FlashDrive) of op een netwerkdrive op. Let erop dat u door het wissen van een directory ook alle programma's, gereedschaps- en nulpuntgegevens en subdirectories wist die zich in deze directory bevinden.
  • Pagina 607 Programma's beheren 14.10 Bestands- en directory-eigenschappen een andere naam geven 14.10 Bestands- en directory-eigenschappen een andere naam geven In het venster "Eigenschappen van ..." kunt u informatie over directories en bestanden weergeven. Naast het pad en en de naam van het bestand wordt informatie over de datum van het maken van het bestand weergegeven.
  • Pagina 608 Programma's beheren 14.11 EXTCALL 14.11 EXTCALL Vanuit een deelprogramma heeft u met het commando EXTCALL toegang tot bestanden op een plaatselijke drive, USB-gegevensdrager of netwerkdrive. De programmeur kan met de settingdatum SD $SC42700 EXT_PROG_PATH de brondirectory en met het commando EXTCALL de bestandsnaam voor het na te laden subprogramma vastleggen.
  • Pagina 609 Programma's beheren 14.11 EXTCALL ● Oproep van netwerkdrive, wanneer SD42700 leeg is: bijv. EXTCALL "//Computernaam/vrijgegevenDrive/TEST.SPF" - OF - Oproep van netwerkdrive, wanneer SD $SC42700 "//Computernaam/vrijgegevenDrive" bevat: EXTCALL "TEST.SPF" ● Gebruik van het HMI-gebruikersgeheugen (plaatselijke drive): – U heeft op de plaatselijke drive de directories deelprogramma's (mpf.dir), subprogramma's (spf.dir) en werkstukken (wks.dir) met de bijbehorende werkstukdirectories (.wpd) gemaakt: SD42700 is leeg: EXTCALL "TEST.SPF"...
  • Pagina 610 Programma's beheren 14.12 Gegevens opslaan 14.12 Gegevens opslaan 14.12.1 Archief maken in de programma-manager U heeft de mogelijkheid om afzonderlijke bestanden uit het NC-geheugen en de plaatselijke drive te archiveren. Archiefformaten U heeft de mogelijkheid om uw archief in binair of in ponsbandformaat op te slaan. Doelgeheugen Als doelgeheugen kunt u kiezen voor de archiefmap van de systeemgegevens in het bedieningsbereik "Inbedrijfstelling"...
  • Pagina 611 Programma's beheren 14.12 Gegevens opslaan Druk op "OK". Het venster "Archief maken: naam" wordt geopend. Selecteer het formaat (bijv. Archief ARC (binair formaat)), voer de gewenste naam in en druk op de softkey "OK". Er wordt een melding getoond wanneer de archivering met succes werd afgesloten.
  • Pagina 612 Programma's beheren 14.12 Gegevens opslaan Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Inbedrijfstelling". Druk op de softkey "Systeemgegevens". De bestandsstructuur wordt geopend. Selecteer in de bestandsstructuur de gewenste bestanden waarvan u een archief wilt maken. - OF - Druk op de softkey "Markeren" wanneer u meerdere bestanden of directories wilt opslaan, en selecteer m.b.v.
  • Pagina 613 Programma's beheren 14.12 Gegevens opslaan 14.12.3 Archief inlezen Wanneer u een bepaald archief wilt inlezen, dan kunt u dit rechtstreeks uit de bestandsstructuur selecteren. Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Inbedrijfstelling". Druk op de softkey "Systeemgegevens". Selecteer in de bestandsstructuur onder de directory "Archief" het gewenste bestand dat u opnieuw wilt inlezen.
  • Pagina 614 Programma's beheren 14.13 Uitrustingsdata 14.13 Uitrustingsdata 14.13.1 Uitrustingsdata opslaan Naast de programma's kunt u ook gereedschapsgegevens en nulpuntinstellingen opslaan. U kunt deze mogelijkheid gebruiken om bijv. de vereiste gereedschappen en nulpuntgegevens voor een bepaald werkstapprogramma op te slaan. Wanneer u dit programma op een later tijdstip opnieuw wilt uitvoeren, kunt u op die manier snel deze instellingen terugvinden.
  • Pagina 615 Programma's beheren 14.13 Uitrustingsdata Gegevens Nulpunten voor ShopTurn-  programma's Het selectieveld "Basisnulpunt" wordt weergegeven -- alleen aanwezig bij joblists alle in het programma gebruikte  met ShopTurn- en G- volledige gereedschapslijst  codeprogramma's Nulpunten voor G-  codeprogramma's Het selectieveld "Basisnulpunt" wordt weergegeven -- alleen beschikbaar bij alle ...
  • Pagina 616 Programma's beheren 14.13 Uitrustingsdata Wijzig hier in het veld "Bestandsnaam" eventueel de voorgestelde naam van het oorspronkelijk geselecteerde programma. Druk op de softkey "OK". De uitrustingsdata worden in dezelfde directory opgeslagen waarin zich ook het geselecteerde programma bevindt. Het bestand wordt automatisch als INI-bestand opgeslagen. Opmerking Programmaselectie Wanneer zich in een directory een hoofdprogramma en een INI-bestand bevinden met...
  • Pagina 617 Programma's beheren 14.13 Uitrustingsdata 14.13.2 Uitrustingsdata inlezen Bij het inlezen kunt u selecteren welke opgeslagen gegevens u wilt inlezen. ● Gereedschapsgegevens ● Magazijnbezetting ● Nulpunten ● Basisnulpunt Gereedschapsgegevens Afhankelijk van de gegevens die werden geselecteerd, zal het systeem het volgende doen: ●...
  • Pagina 618 Programma's beheren 14.13 Uitrustingsdata Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Programma-manager". Plaats de cursor in het bestand met de opgeslagen gereedschaps- en nulpuntgegevens (*.INI) die u opnieuw wilt inlezen. Druk op de toets <Cursor rechts>. - OF - Dubbelklik op het bestand. Het venster "Uitrustingsdata inlezen"...
  • Pagina 619 Programma's beheren 14.14 V24 14.14 14.14.1 Archieven verzenden en inlezen Via de seriële interface V24 heeft u de mogelijkheid om, in bedieningsbereik "Programma- manager" en in bedieningsbereik "Inbedrijfstelling" archieven te verzenden en in te lezen. Beschikbaarheid van de seriële interface V24 ●...
  • Pagina 620 Programma's beheren 14.14 V24 Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Programma-manager" en druk op de softkey "NC" of "Plaats. drive". - OF - Selecteer het bedieningsbereik "Inbedrijfstelling" en druk op de softkey "Systeemgegevens". Archief verzenden Markeer de directories of de bestanden die u aan V24 wilt verzenden.
  • Pagina 621 Programma's beheren 14.14 V24 14.14.2 V24 instellen als programma-manager V24 instelling Betekenis Protocol Bij de overdracht via de V24-interface worden de volgende protocols ondersteund: RTS/CTS (vooraf ingesteld)  Xon/Xoff  Overdracht U heeft bovendien de mogelijkheid om voor de overdracht een beveiligd protocol (ZMODEM-protocol) te gebruiken.
  • Pagina 622 Programma's beheren 14.14 V24 V24 instelling Betekenis Einde overdracht (Hex) Enkel bij ponsbandformaat Stop met symbool einde overdracht De vooraf ingestelde waarde voor het symbool einde overdracht is (HEX) 1A Tijdbewaking (sec.) Tijdbewaking Bij problemen tijdens de overdracht of einde van de overdracht (zonder symbool einde overdracht) wordt de overdracht na het opgegeven aantal seconden afgebroken.
  • Pagina 623 Drives instellen 15.1 Overzicht Drives aansluiten Er kunnen tot 8 verbindingen naar zogenaamde logische drives (gegevensdragers) worden ingesteld. U heeft toegang tot die drives via de bedieningsbereiken "Programma-manager" en "Inbedrijfstelling". De volgende logische drives kunnen worden ingesteld: ● USB-interface ● CompactFlash Card van NCU, enkel bij SINUMERIK Operate in de NCU ●...
  • Pagina 624 Drives instellen 15.2 Drives instellen 15.2 Drives instellen U kunt drives instellen in het venster "Drives instellen" in het bedieningsbereik "Inbedrijfstelling". Bestand De instelgegevens worden in het bestand "logdrive.ini" opgeslagen. Dat bestand bevindt zich in de directory /user/sinumerik/hmi/cfg. Algemene gegevens Invoer Betekenis Type...
  • Pagina 625 Drives instellen 15.2 Drives instellen Invoer Betekenis Softkey tekst Er staan 2 regels ter beschikking voor de tekst die hoort bij de softkey. Voor de scheiding tussen beide regels wordt %n geaccepteerd. Wanneer de eerste regel te lang is, wordt die automatisch afgebroken.
  • Pagina 626 Drives instellen 15.2 Drives instellen Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Inbedrijfstelling". Druk de softkeys "HMI" en "Log. Drive" in. Het venster "Drive instellen" wordt geopend. Selecteer de gegevens voor de desbetreffende drive of voer de vereiste gegevens in. Druk op de softkey "Drive activeren". Het activeren van de drive wordt gestart.
  • Pagina 627 HT 8 16.1 HT 8 overzicht Op de mobiele handheld terminal SINUMERIK HT8 zijn alle functies van een bedieningspaneel en van een controlepaneel van de machine beschikbaar. Het is dus geschikt voor bekijken, bedienen, teachen en programmeren aan de machine. Klanttoetsen (vrij configureerbaar) Verplaatsingstoetsen Toets gebruikersmenu...
  • Pagina 628 Meer informatie over het aansluiten en inbedrijfstellen van de HT 8 vindt u in de volgende documentatie: Handboek voor inbedrijfstelling SINUMERIK Operate (IM9) / SINUMERIK 840D sl Klantspecifieke toetsen De vier klantspecifieke toetsen zijn vrij configureerbaar en kunnen door de machinefabrikant klantspecifiek worden ingesteld.
  • Pagina 629 HT 8 16.1 HT 8 overzicht Verplaatsingstoetsen Om de assen van de machine via de verplaatsingstoetsen van de HT 8 te kunnen verplaatsen, moet de bedrijfsmodus "JOG", de subbedrijfsmodus "Teach In" of "Ref. Point" zijn geselecteerd. Afhankelijk van de instelling moet de bevestigingstoets worden ingedrukt. Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant.
  • Pagina 630 HT 8 16.2 Verplaatsingstoetsen 16.2 Verplaatsingstoetsen De verplaatsingstoetsen zijn niet gemarkeerd. U heeft echter wel de mogelijkheid om een markering van de toetsen weer te geven in plaats van de verticale softkeybalk. Standaard wordt de markering van de verplaatsingstoetsen voor max. 6 assen op het Touch Panel weergegeven.
  • Pagina 631 HT 8 16.3 Menu controlepaneel machine 16.3 Menu controlepaneel machine Hier selecteert u bepaalde toetsen van het controlepaneel machine, die softwarematig worden weergegeven, d.m.v. touchbediening van de overeenkomstige softkeys. De beschrijving van de afzonderlijke toetsen vindt u terug in het hoofdstuk "Bedieningselementen van het controlepaneel machine".
  • Pagina 632 HT 8 16.3 Menu controlepaneel machine Softkeys van het menu controlepaneel machine De volgende softkeys staan ter beschikking: Softkey "Machine" Bedieningsbereik "Machine" selecteren Softkey "[VAR]" Asvoeding in variabele stapmaat selecteren Softkey "1… n Kanaal omschakelen CHANNEL " Softkey "Single Blok-per-blok bewerking in-/uitschakelen Block"...
  • Pagina 633 HT 8 16.4 Virtueel toetsenbord 16.4 Virtueel toetsenbord Het virtuele toetsenbord wordt als invoermiddel bij touch-bedieningsvelden gebruikt. Het virtueel toetsenbord wordt door dubbelklikken op een bedieningselement met invoermogelijkheid (editor, editveld) geopend. Het virtuele toetsenbord kan in de interfaces vrij worden geplaatst. Bovendien kan worden omgeschakeld tussen een volledig toetsenbord en een verkleind toetsenbord dat enkel een numeriek blok omvat.
  • Pagina 634 HT 8 16.4 Virtueel toetsenbord Num: Beperkt het virtueel toetsenbord tot een numeriek blok. Eng: Schakelt de toetsconfiguratie naar Engels of terug naar de toetsconfiguratie die past bij de op dat moment ingestelde landstaal. Numeriek blok van het virtueel toetsenbord Met de toetsen "Ned"...
  • Pagina 635 HT 8 16.5 Touch Panel ijken 16.5 Touch Panel ijken Wanneer het Touch Panel voor de eerste keer aan de besturing wordt aangesloten, is een ijking noodzakelijk. Opmerking Opnieuw ijken Wanneer u vaststelt dat de bediening onnauwkeurig wordt, dan moet u een nieuwe ijking uitvoeren.
  • Pagina 636 HT 8 16.5 Touch Panel ijken Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 637 Easy Message (alleen 828D) 17.1 Overzicht Met Easy Message heeft u de mogelijkheid om m.b.v. een aangesloten modem informatie door te sturen over bepaalde machinetoestanden via SMS-berichten: ● U wilt bijv. meer informatie over noodstoptoestanden. ● U wilt weten, wanneer een partij was afgewerkt Besturingscommando's ●...
  • Pagina 638 Easy Message (alleen 828D) 17.1 Overzicht Literatuur Meer informatie over GSM-modems vindt u in Handboek PPU SINUMERIK 828D SMS Messenger oproepen Selecteer het bedieningsbereik "Diagnose". Druk op de softkey "Easy Msg.". Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 639 Easy Message (alleen 828D) 17.2 Easy Message activeren 17.2 Easy Message activeren Om de verbinding naar de modem voor de SMS-Messenger in bedrijf te stellen, moet u bij de eerste inbedrijfstelling de SIM-kaart activeren. Voorwaarde De modem is aangesloten. Procedure SIM-kaart activeren Druk op de softkey "Easy Msg.".
  • Pagina 640 Easy Message (alleen 828D) 17.3 Gebruikersprofiel maken / bewerken 17.3 Gebruikersprofiel maken / bewerken Gebruikersidentificatie Weergave Betekenis Gebruikersnaam Naam van de gebruiker die moet worden ingesteld of aangemeld. Telefoonnummer Telefoonnummer van de gebruiker waaraan berichten van de Messenger worden verstuurd. Het telefoonnummer moet de landcode bevatten zodat besturingscommando's de verzender herkennen (bijv.
  • Pagina 641 Easy Message (alleen 828D) 17.3 Gebruikersprofiel maken / bewerken Gebruikersgegevens en gebeurtenissen bewerken Selecteer de gebruiker waarvan u de gegevens wilt bewerken en druk op de softkey "Bewerken". De invoervelden kunnen nu worden gewijzigd. Voer de nieuwe gegevens in en activeer de gewenste instellingen. - OF - Druk op de softkey "Standaard"...
  • Pagina 642 Easy Message (alleen 828D) 17.4 Gebeurtenissen instellen 17.4 Gebeurtenissen instellen Onder "SMS zenden bij volgende gebeurtenissen" selecteert u via het aankruisvakje de gebeurtenissen waarbij een SMS-bericht aan de gebruiker moet worden gestuurd. ● Geprogrammeerde meldingen uit het deelprogramma (MSG) In het deelprogramma kunt u een MSG-commando programmeren dat ervoor zorgt dat u een SMS-bericht ontvangt.
  • Pagina 643 Easy Message (alleen 828D) 17.4 Gebeurtenissen instellen ● Onderhoudsintervallen Wanneer de onderhoudsplanner (Serviceplanner) een vereist onderhoud registreert, dan wordt een SMS-bericht gestuurd. ● Verdere alarmnummers: Hier kunt u andere alarmen opgeven waarvan u per SMS-bericht op de hoogte wilt worden gebracht. U kunt afzonderlijke alarmen, verschillende alarmen of alarmnummerbereiken invoeren.
  • Pagina 644 Easy Message (alleen 828D) 17.5 Actieve gebruiker aanmelden en afmelden 17.5 Actieve gebruiker aanmelden en afmelden Alleen actieve gebruikers ontvangen bij de vastgelegde gebeurtenissen een SMS-bericht. Gebruikers die al voor Easy Message zijn ingesteld, kunt u via de interface en via SMS met bepaalde besturingscommando's activeren.
  • Pagina 645 Easy Message (alleen 828D) 17.6 SMS-protocollen weergeven 17.6 SMS-protocollen weergeven In het venster "SMS-protocol" wordt het SMS-dataverkeer weergegeven. Op die manier kunnen bij storingen de activiteiten chronologisch in volgorde worden gezet. Symbolen Beschrijving Door de Messenger ontvangen SMS-berichten. Bericht dat de Messenger heeft bereikt, maar dat niet kon worden verwerkt (bijv.
  • Pagina 646 Easy Message (alleen 828D) 17.7 Instellingen voor Easy Message wijzigen 17.7 Instellingen voor Easy Message wijzigen In het venster "Instellingen" heeft u de mogelijkheid om de volgende Messenger-configuratie te wijzigen: ● Aanduiding van de besturing die een bestanddeel van een SMS-bericht is ●...
  • Pagina 647 Easy Extend (alleen 828D) 18.1 Overzicht Met Easy Extend is het mogelijk, machines met extra aggregaten die PLC-gestuurd zijn of die extra NC-assen nodig hebben (zoals bijv. kotterbaarladers, zwenktafels of freeskoppen) op een later tijdstip hiermee uit te rusten. Met Easy Extend worden deze extra installaties op eenvoudige manier in bedrijf gesteld, geactiveerd, uitgeschakeld of getest.
  • Pagina 648 Easy Extend (alleen 828D) 18.2 Apparaat vrijschakelen 18.2 Apparaat vrijschakelen De ter beschikking staande opties zijn d.m.v. een wachtwoord beveiligd. Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Parameters". Druk op de menu-doorschakeltoets en de softkey "Easy-Extend". U ziet een lijst van aangesloten apparaten.
  • Pagina 649 Easy Extend (alleen 828D) 18.3 Apparaat activeren en uitschakelen 18.3 Apparaat activeren en uitschakelen Status Betekenis Apparaat geactiveerd Het systeem wacht op PLC-bevestiging Apparaat defect Interfacefout in communicatiecomponent Procedure Easy Extend is geopend. M.b.v. de toetsen <Cursor naar beneden> en <Cursor naar boven> heeft u de mogelijkheid om in de lijst het gewenste apparaat te selecteren.
  • Pagina 650 Easy Extend (alleen 828D) 18.4 Easy Extend in bedrijf stellen 18.4 Easy Extend in bedrijf stellen Normaal gezien is de functie "Easy Extend" al door de machinefabrikant in bedrijf gesteld. Wanneer nog geen eerste inbedrijfstelling werd uitgevoerd, of wanneer bijvoorbeeld opnieuw functietests (bijv.
  • Pagina 651 Serviceplanner (alleen 828D) 19.1 Onderhoudstaken uitvoeren en controleren Met de "Serviceplanner" worden onderhoudstaken ingesteld die in bepaalde tijdsintervallen voor het onderhoud van de machine (bijv. bijvullen olie, koelvloeistof vervangen) moeten worden uitgevoerd. In een lijst worden alle ingestelde onderhoudstaken weergegeven. Bovendien wordt de resterende tijd tot het einde van het ingestelde onderhoudsinterval getoond.
  • Pagina 652 Serviceplanner (alleen 828D) 19.1 Onderhoudstaken uitvoeren en controleren Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Diagnose". Druk op de menu-doorschakeltoets en de softkey "Serviceplanner". Het venster met de lijst van alle ingestelde onderhoudstaken wordt geopend. Voer de onderhoudstaak uit wanneer de intervaltijd bijna nul is of wanneer u door een alarm of een melding ertoe wordt opgeroepen.
  • Pagina 653 Serviceplanner (alleen 828D) 19.2 Onderhoudstaken instellen 19.2 Onderhoudstaken instellen In de configuratiemodus heeft u de mogelijkheid om volgende wijzingen in de lijst van onderhoudstaken uit te voeren: ● Tot 32 onderhoudstaken met interval, eerste waarschuwing en aantal te bevestigen alarmen instellen ●...
  • Pagina 654 Serviceplanner (alleen 828D) 19.2 Onderhoudstaken instellen Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Diagnose". Druk op de menu-doorschakeltoets en de softkey "Serviceplanner". Het venster wordt geopend en er wordt een lijst met alle ingestelde taken weergegeven. De waarden kunnen niet worden gewijzigd. Druk op de softkey "Onderhoudstaak nieuw" om een nieuwe onderhoudstaak in te stellen.
  • Pagina 655 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.1 PLC-diagnose Een PLC-gebruikersprogramma bestaat voor een groot deel uit logische verbindingen voor het realiseren van veiligheidsfuncties en de ondersteuning van processen. Daarbij wordt een groot aantal verschillende contacten en relais verbonden. Deze verbindingen worden in een contactschema weergegeven.
  • Pagina 656 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.2 Opbouw van de interface 20.2 Opbouw van de interface Beeld 20-1 Schermopbouw Tabel 20- 1 Legenda van de schermopbouw Beeldelement Weergave Betekenis Toepassingsbereik Ondersteunde PLC-programmataal Naam van de actieve programmamodule Weergave: symbolische naam (absolute naam) Programmastatus Programma loopt Stop...
  • Pagina 657 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.2 Opbouw van de interface Beeldelement Weergave Betekenis Focus Neemt de taken van de cursor over Aanwijzingsregel Weergave van aanwijzingen, bijv. bij Zoeken Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 658 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.3 Bedieningsmogelijkheden 20.3 Bedieningsmogelijkheden Naast de softkeys en de navigatietoetsen staan in dit bereik nog andere toetsencombinaties ter beschikking. Toetsencombinaties De cursortoetsen verplaatsen de focus over het PLC-gebruikersprogramma. Bij het bereiken van de venstergrenzen wordt automatisch gescrolld. Toetsencombinaties Actie Naar eerste kolom van de reeks...
  • Pagina 659 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.3 Bedieningsmogelijkheden Toetsencombinaties Actie Volgend programmablok in hetzelfde venster openen Vorig programmablok in hetzelfde venster openen De functie van de Select-toets is afhankelijk van de positie van de invoerfocus. Tabelregel: Weergave van de volledige tekstregel ...
  • Pagina 660 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.4 PLC-eigenschappen weergeven 20.4 PLC-eigenschappen weergeven In het venster "SIMATIC KOP" kunt u de volgende PLC-eigenschappen weergeven: ● Bedrijfstoestand ● Naam van het PLC-project ● PLC-systeemversie ● Cyclustijd ● Bewerkingstijd van het PLC-gebruikersprogramma Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Inbedrijfstelling".
  • Pagina 661 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.5 Informatie over programma-modules weergeven 20.5 Informatie over programma-modules weergeven U heeft de mogelijkheid, alle logische en grafische informatie over een programma-module weer te geven. Programma-module weergeven In de lijst "Programma-module" selecteert u de programma-module die u wilt weergeven. Logische informatie In een weergave van een contactschema (KOP) wordt de volgende logica weergegeven: ●...
  • Pagina 662 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.5 Informatie over programma-modules weergeven Procedure Ladder add-on tool is geopend. Druk op de softkey "Venster 1" of "Venster 2". Druk op de softkey "Programma-module". De kolom "Programma-module" wordt weergegeven. Druk op de softkey "Eigenschappen" wanneer u meer informatie wilt weergeven.
  • Pagina 663 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.6 NC/PLC variabelen weergeven en bewerken 20.6 NC/PLC variabelen weergeven en bewerken Het venster "NC/PLC-variabelen" maakt het weergeven en wijzigen van NC- systeemvariabelen en PLC-variabelen mogelijk. De volgende lijsten worden weergegeven, waarin u de gewenste NC- en PLC-variabelen kunt invoeren om de actuele waarden weer te geven.
  • Pagina 664 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.7 PLC-gebruikersprogramma laden 20.7 PLC-gebruikersprogramma laden Wanneer aan de projectgegevens iets is gewijzigd en wanneer een nieuw PLC- gebruikersprogramma klaarstaat, moet u de projectgegevens in de PLC laden. Bij het laden van de projectgegevens worden de gegevensklassen opgeslagen en in de PLC geladen.
  • Pagina 665 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.8 Plaatselijke variabelentabel bewerken 20.8 Plaatselijke variabelentabel bewerken U heeft de mogelijkheid, de plaatselijke variabelentabel van een INT-module te bewerken. Plaatselijke variabele invoegen Wanneer u nieuwe netwerken of operandi heeft ingevoegd, kan het eventueel nodig zijn om nieuwe variabelen in de plaatselijke variabelentabel van een INT-module in te voegen.
  • Pagina 666 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.8 Plaatselijke variabelentabel bewerken Druk op de softkey "Regel toevoegen" wanneer u nog een variabele wilt opnemen, en voer de gegevens in. - OF - Markeer de desbetreffende variabele en druk op de softkey "Regel wissen"...
  • Pagina 667 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.9 Nieuwe module maken 20.9 Nieuwe module maken Wanneer u met het PLC-gebruikersprogramma wijzigingen wilt uitvoeren, dan moet u een INT-module maken. Naam INT _100, INT_101 Voor de naam van de INT-module wordt het nummer uit het selectieveld "Nummer Interrupt-programma"...
  • Pagina 668 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.10 Eigenschappen van modules wijzigen 20.10 Eigenschappen van modules wijzigen U heeft de mogelijkheid om de titel, auteur en het commentaar van een INT-module te bewerken. Opmerking De naam van de module, het Interrupt-nummer en de toewijzing van de gegevensklasse kunt u niet bewerken.
  • Pagina 669 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.11 Netwerk invoegen en bewerken 20.11 Netwerk invoegen en bewerken U heeft de mogelijkheid om een nieuw netwerk te maken en vervolgens op de geselecteerde cursorpositie processen (bitprocessen, toewijzingen, enz.) in te voegen. Alleen lege netwerken kunnen worden bewerkt.
  • Pagina 670 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.11 Netwerk invoegen en bewerken Procedure Er is een Interrupt-routine geselecteerd. Druk op de softkey "Bewerken". Plaats de cursor op een netwerk. Druk op de softkey "Netwerk invoegen". - OF - Druk op de toets <INSERT>. Een nieuw, leeg netwerk wordt ingevoegd achter het netwerk waarop de cursor zich bevindt.
  • Pagina 671 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.12 Netwerkeigenschappen wijzigen 20.12 Netwerkeigenschappen wijzigen U heeft de mogelijkheid om de netwerkeigenschappen van een INT-module te bewerken. Netwerktitel en netwerkcommentaar De titel mag maximaal 3 regels en 128 tekens lang zijn. Het commentaar mag maximaal 100 regels en 4096 tekens bevatten.
  • Pagina 672 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.13 Toegangsbeveiliging weergeven / opheffen 20.13 Toegangsbeveiliging weergeven / opheffen In Programming Tool PLC 828 heeft u de mogelijkheid om programma-organisatie-units (POU) met een wachtwoord te beveiligen. Op die manier wordt de toegang tot dit gedeelte van het programma voor andere gebruikers beperkt.
  • Pagina 673 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.14 Symbooltabellen weergeven en bewerken 20.14 Symbooltabellen weergeven en bewerken U heeft de mogelijkheid om de gebruikte symbooltabellen weer te geven. Op deze manier krijgt u een overzicht over de in het project aanwezige globale operandi en kunt u deze te bewerken.
  • Pagina 674 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.15 Operandi zoeken 20.15 Operandi zoeken Om ervoor te zorgen dat u, bijvoorbeeld in zeer grote PLC-gebruikersprogramma's, snel op de positie komt waar u bijvoorbeeld wijzigingen wilt aanbrengen, kunt u de zoekfunctie gebruiken. Zoekopdracht beperken ●...
  • Pagina 675 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.15 Operandi zoeken Andere zoekmogelijkheden Druk op de softkey "Ga naar begin" om naar het begin van het contactschema in venster 1, venster 2 of in de lijst (kruisverwijzingen, symbooltabel) te springen. Druk op de softkey "Ga naar einde" om naar het einde van het contactschema in venster 1, venster 2 of in de lijst (kruisverwijzingen, symbooltabel) te springen.
  • Pagina 676 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.16 Symbooltabellen invoegen / wissen 20.16 Symbooltabellen invoegen / wissen Er kunnen nieuwe gebruikerssymbooltabellen worden gemaakt en gewijzigd. Tabellen die niet langer worden gebruikt, kunnen worden gewist. Opmerking Symbooltabel wissen De softkey "Wissen" staat alleen ter beschikking wanneer een gebruikerssymbooltabel is geselecteerd.
  • Pagina 677 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.17 Netwerk symbool informatietabel weergeven 20.17 Netwerk symbool informatietabel weergeven In het venster "Netwerk symboolinformatietabel" worden alle gebruikte symbolische identificaties in het geselecteerde netwerk weergegeven. De volgende informatie wordt weergegeven: ● Naam ● absolute adressen ●...
  • Pagina 678 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.18 PLC-signalen weergeven en bewerken 20.18 PLC-signalen weergeven en bewerken In het venster "PLC-statuslijst" worden PLC-signalen weergegeven; ze kunnen daar worden gewijzigd. De volgende lijsten worden getoond Ingangen (IB) Markeringen (MB) Uitgangen (QB) Variabelen (VB) Gegevens (DB) Adres instellen...
  • Pagina 679 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.19 Kruisverwijzingen weergeven 20.19 Kruisverwijzingen weergeven U heeft de mogelijkheid om in de lijst met kruisverwijzingen alle in het PLC-gebruikersproject gebruikte operandi en hun gebruik weer te geven. In deze lijst kunt u zien in welke netwerken een ingang, uitgang, markering enz. wordt gebruikt.
  • Pagina 680 Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D) 20.19 Kruisverwijzingen weergeven Selecteer de gewenste kruisverwijzing en druk op de softkey "In venster 1 openen" of "In venster 2 openen". Het contactschema wordt geopend en de geselecteerde operand is gemarkeerd. Druk op de softkey "Zoeken". Het venster "Zoeken / Ga naar"...
  • Pagina 681 Alarm-, fout- en systeemmeldingen 21.1 Alarmen weergeven Wanneer tijdens het bedrijf van de machine foutieve toestanden worden gedetecteerd, dan wordt een alarm gegenereerd en de bewerking wordt eventueel onderbroken. De fouttekst, die tegelijkertijd met het alarmnummer verschijnt, geeft meer informatie over de oorzaak van de fout.
  • Pagina 682 Alarm-, fout- en systeemmeldingen 21.1 Alarmen weergeven Plaats de cursor op een alarm. Druk op de toets die als bevestigingssymbool is aangegeven om het alarm te wissen. - OF - Druk op de softkey "HMI-alarmen wissen" om een HMI-alarm te wissen. - OF - Druk op de softkey "Alarm bevestigen"...
  • Pagina 683 Alarm-, fout- en systeemmeldingen 21.2 Alarmprotocol weergeven 21.2 Alarmprotocol weergeven In het venster "Alarmprotocollen" wordt een lijst weergegeven met alle alarmen en meldingen die tot nu toe zijn opgetreden. Er kunnen tot 500 beheerde come-and-go gebeurtenissen in chronologische volgorde worden weergegeven. Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant.
  • Pagina 684 Alarm-, fout- en systeemmeldingen 21.3 Meldingen weergeven 21.3 Meldingen weergeven Tijdens de bewerking kunnen PLC- en deelprogramma-meldingen worden uitgestuurd. Deze meldingen onderbreken de bewerking niet. Meldingen geven u aanwijzingen over bepaald cyclusgedrag en over de voortgang van de bewerking. Normaal gezien blijven ze ook na een bewerkingsgedeelte of tot aan het einde van de cyclus behouden.
  • Pagina 685 Alarm-, fout- en systeemmeldingen 21.4 PLC- en NC-variabelen 21.4 PLC- en NC-variabelen 21.4.1 PLC- en NC-variabelen weergeven en bewerken Het venster "NC/PLC-variabelen" maakt het weergeven en wijzigen van NC- systeemvariabelen en PLC-variabelen mogelijk. De volgende lijsten worden getoond, waarin u de gewenste NC / PLC-variabelen invoeren om de actuele waarden weer te geven.
  • Pagina 686 Alarm-, fout- en systeemmeldingen 21.4 PLC- en NC-variabelen Schrijfwijzen voor variabelen ● PLC-variabelen A1.2 DB2.DBW2 ● NC-variabelen – NC-systeemvariabelen - schrijfwijze $AA_IM[1] – Gebruikersvariabelen/GUDs - schrijfwijze GUD/MyVariable[1,3] – BTSS - schrijfwijze /CHANNEL/PARAMETER/R[u1,2] Opmerking NC-systeemvariabelen en PLC-variabelen  Systeemvariabelen kunnen kanaalafhankelijk zijn. Bij kanaalomschakeling worden waarden uit het overeenkomstige kanaal weergegeven.
  • Pagina 687 Alarm-, fout- en systeemmeldingen 21.4 PLC- en NC-variabelen Waarden wijzigen en wissen Selecteer het bedieningsbereik "Diagnose". Druk op de softkey "NC/PLC variab.". Het venster "NC/PLC-variabelen" wordt geopend. Plaats de cursor in de kolom "Variabele" en voer de gewenste variabele Druk op de toets <INPUT>. De operand wordt met de waarde weergegeven.
  • Pagina 688 Alarm-, fout- en systeemmeldingen 21.4 PLC- en NC-variabelen Operands wijzigen Met de softkeys "Operand +" en "Operand -" kunt u, afhankelijk van het type operand, het adres of de index van het adres telkens met 1 verhogen of verlagen. Opmerking Asnamen als index De softkeys "Operand +"...
  • Pagina 689 Alarm-, fout- en systeemmeldingen 21.4 PLC- en NC-variabelen 21.4.2 Schermen opslaan en laden U heeft de mogelijkheid om de configuraties van variabelen die in het venster "NC/PLC- variabelen" zijn gemaakt, in een scherm op te slaan dat u op een later tijdstip opnieuw kunt laden.
  • Pagina 690 Alarm-, fout- en systeemmeldingen 21.4 PLC- en NC-variabelen 21.4.3 PLC-symbolen laden De PLC-informatie kunt u ook via symbolen bewerken. Hiervoor moeten de symbooltabellen en teksten bij symbolen voor het PLC-project op de juiste manier worden voorbereid (STEP7) en in SINUMERIK Operate ter beschikking worden gesteld.
  • Pagina 691 Alarm-, fout- en systeemmeldingen 21.5 Versie 21.5 Versie 21.5.1 Versiegegevens weergeven In het venster "Versiegegevens" worden de volgende componenten met de bijbehorende versiegegevens getoond: ● Systeemsoftware ● PLC-basisprogramma ● PLC-gebruikersprogramma ● Systeemuitbreidingen ● OEM-toepassingen ● Hardware In de kolom "Doelwaarde versie" wordt weergegeven of de versie van de componenten afwijkt van de geleverde versie op de CompactFlash Card.
  • Pagina 692 Alarm-, fout- en systeemmeldingen 21.5 Versie 21.5.2 Informatie opslaan Via de interfaces wordt alle machinespecifieke informatie van de besturing in een configuratiebestand samengevat. M.b.v. de geconfigureerde drives kan machinespecifieke informatie worden opgeslagen. Procedure Selecteer het bedieningsbereik "Diagnose". Druk op de softkey "Versie". Het oproepen van de versieweergave neemt enige tijd in beslag.
  • Pagina 693 Alarm-, fout- en systeemmeldingen 21.5 Versie Druk opnieuw op de softkey "OK" om de opslagplaats te bevestigen. Het venster "Versieinformatie opslaan: naam" wordt geopend. Hier heeft u de volgende mogelijkheden:  In het tekstveld "Naam:" de bestandsnaam wordt vooraf ingesteld als <machinenaam/nr.>+<CF-kaartnummer>.
  • Pagina 694 Alarm-, fout- en systeemmeldingen 21.6 Logboek 21.6 Logboek Met het logboek heeft u de beschikking over een elektronische machinegeschiedenis. Wanneer service wordt uitgevoerd aan de machine, dan kan dit elektronisch worden opgeslagen. Op die manier is het mogelijk om een beeld te vormen over de "levensloop" van de besturing en de service te optimaliseren.
  • Pagina 695 Alarm-, fout- en systeemmeldingen 21.6 Logboek 21.6.2 Logboekinvoer uitvoeren / zoeken In het venster "Nieuwe logboekinvoer" kunt u een nieuwe invoer in het logboek uitvoeren. U voert de naam, firma en afdeling in en stelt een korte beschrijving op van de maatregelen die moeten worden geregistreerd, of een foutbeschrijving.
  • Pagina 696 Alarm-, fout- en systeemmeldingen 21.6 Logboek Andere zoekmogelijkheid Druk op de softkey "Ga naar begin" om de zoekopdracht bij de recentste invoer te beginnen. Druk op de softkey "Ga naar einde" om de zoekopdracht bij de oudste invoer te beginnen. Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 697 Alarm-, fout- en systeemmeldingen 21.7 Screenshots maken 21.7 Screenshots maken U heeft de mogelijkheid om van het actieve beeldscherm een screenshot te maken. Elke screenshot wordt als bestand opgeslagen in de volgende map: /user/sinumerik/hmi/log/screenshot Procedure Ctrl + P Druk de toetsencombinatie <Ctrl + P> in. Er wordt een screenshot gemaakt van het actieve beeldscherm in formaat .png.
  • Pagina 698 Alarm-, fout- en systeemmeldingen 21.8 Diagnose op afstand 21.8 Diagnose op afstand 21.8.1 Toegang op afstand instellen In het venster "Diagnose op afstand (RCS)" kunt u de toegang op afstand tot uw besturing beïnvloeden. Hier worden de rechten voor bediening op afstand van elk type ingesteld. De ingestelde rechten worden door de PLC en via de instelling aan de HMI bepaald.
  • Pagina 699 Druk op de softkey "OK". De instellingen worden overgenomen en opgeslagen. Literatuur Een beschrijving van de configuratiemogelijkheden vindt u in Handboek voor inbedrijfstelling SINUMERIK Operate (IM9) / SINUMERIK 840D sl Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 700 Alarm-, fout- en systeemmeldingen 21.8 Diagnose op afstand 21.8.2 Modem toelaten U kunt de toegang op afstand tot uw besturing toelaten via een Teleservice-adapter IE die aan X127 is aangesloten. Machinefabrikant Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant. Software-optie Voor de weergave van de softkey "Modem toelaten" heeft u de optie "MC informatiesysteem RCS Host"...
  • Pagina 701 Druk op de softkey "Wijzigen" wanneer u de waarden wilt bewerken. Druk op de softkey "OK". De aanvraag wordt naar de Remote PC gestuurd. Literatuur Handboek voor inbedrijfstelling SINUMERIK Operate (IM9) / SINUMERIK 840D sl 21.8.4 Diagnose op afstand beëindigen Procedure Het venster "Diagnose op afstand (RCS)"...
  • Pagina 702 Alarm-, fout- en systeemmeldingen 21.8 Diagnose op afstand Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 703 Dit document wordt permanent verder ontwikkeld met het oog op kwaliteit en gebruiksvriendelijkheid. Wij zijn dankbaar voor uw suggesties en verbeteringsvoorstellen, die u via e-mail of fax kunt zenden aan: E-mail: mailto:docu.motioncontrol@siemens.com Fax: +49 9131 - 98 2176 Gebruik het faxformulier aan de achterkant a.u.b.
  • Pagina 704 Appendix A.1 Feedback over de documentatie Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 705 Appendix A.2 Overzicht documentatie Overzicht documentatie Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 706 Appendix A.2 Overzicht documentatie Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...
  • Pagina 707 Index Basisverschuiving, 73 Bedieningsbereik wisselen, 39 Bedrijfsmodus aantal, 215, 556 AUTO, 58 Aantal tanden, 544 JOG, 57, 91 Aanzetten freesgereedschap - CYCLE800 MDA, 58 Functie, 424 wisselen, 39 Parameters, 425 Bedrijfsmodusgroepen, 59 Absolute maat, 200 Beveiligingsniveaus, 48 Afmetingen spankop, 83 Bevestiging gebruiker, 56 Afsteken - CYCLE92 Bevestigingstoetsen, 628...
  • Pagina 708 Index Parameters, 360 Parameters, Contourkamer, 405 Cirkeltap - CYCLE77 Parameters, contourtap, 410 Functie, 347 Parameters, restmateriaal contourkamer, 407 Parameters, 350 Parameters, restmateriaal contourtap, 412 Contextafhankelijke online-hulp, 50 CYCLE64 - Contourfrezen Contourdraaien - CYCLE952 Functie, voorboren, 399 Functie, steekdraaien, 327 Parameters, centreren, 401 Functie, steekdraaien rest, 330 Parameters, voorboren, 402 Functie, Steken, 323...
  • Pagina 709 Index CYCLE85 - Ruimen Functie, 256 Diagnose op afstand, 698 Parameters, 257 aanvragen, 700 CYCLE86 - Kotteren beëindigen, 701 Functie, 261 Diepgatboren - CYCLE83 Parameters, 262 Functie, 257 CYCLE899 - Open sleuf Parameters, 260 Functie, 361 Directory Parameters, 367 Eigenschappen, 607 CYCLE92 - Afsteken invoegen, 604 Functie, 303...
  • Pagina 710 Index Programma, 607 opslaan, 614 EXTCALL, 608 Venster reële waarden, 36 Gereedschapslijst, 543 openen, 543 Gereedschapsparameters, 538 Gereedschapstypes, 536 Fronten bedieningspaneel, 20 Gesynchroniseerde weergave Functie Meerkanaleneditor, 483 Aanzetten freesgereedschap - CYCLE800, 424 G-functies Uitlijnen freesgereedschap - CYCLE800, 421 alle G-groepen weergeven, 141 geselecteerde G-groepen weergeven, 139 Globale gebruikersvariabelen, 499 Graveren - CYCLE60...
  • Pagina 711 Index Meerkanalenprogramma's, 491 Inschakelen, 53 Machinespecifieke informatie Instellingen opslaan, 692 Editor, 137 Magazijn Meerkanalenaanzicht, 465 positioneren, 562 Meerkanalenweergave, 494 Magazijnbeheer, 535 Teachen, 518 Magazijnlijst, 560 voor automatische modus, 147 maken Voor manueel bedrijf, 103 Directory, 592 Invoegen Maken Directories, 604 G-codeprogramma, 594 Programma, 604 Meerkanalenprogramma, 467...
  • Pagina 712 Index omschakelen, 62 opnieuw naderen, 120 Meetekenen, 150 Onderhoudstaken Meldingen, 684 controleren / uitvoeren, 651 meten instellen, 653 Gereedschap, 549 Ondersnijding - CYCLE940 Meten Functie, DIN-schroefdraad, 288 Gereedschap, 65 Functie, schroefdraad, 288 M-functies, 142 Functie, vorm E, 286 Multitool, 575 Functie, vorm F, 286 Gereedschap laden, 575 Parameters, DIN-schroefdraad, 290...
  • Pagina 713 Index Parameters, 343 Programma-instellingen Polaire coördinaten, 202 Parameters, 218 Ponsbandformaat, 610 wijzigen, 217 Positiepatroon Cirkel - HOLES2 Programmalijst Functie, 276 maken, 598 Parameters, 278 Programmalooptijd, 145 Positiepatroon lijn - HOLES1 Programma-manager, 583 Functie, 274 Programmaniveau Parameters, 276 weergeven, 111 Positiepatroon rooster/kader - CYCLE801 Programma's Functie, 274 beheren, 583...
  • Pagina 714 Index Snijsnelheid (V), 210 Spiegeling, 439 SB (per blok), 126 Spiltoerental (S), 210 SB1, 108 Voeding (F), 210 SB2, 108 Simulatie SB3, 108 Alarmweergave, 168 Schroefdraad De baanweergave tonen en verbergen, 161 synchroniseren, 101 Grafiek wijzigen, 164 Schroefdraad draaien - CYCLE98 Meerkanalenondersteuning, 488 Functie, schroefdraadkoppeling, 300 Programmabesturing, 162...
  • Pagina 715 Index IJlgang G0, 512 Werkplan Instellingen, 518 ShopTurn programma, 192 Parameters, 509 Werkstappenprogramma, 191 Positie invoegen, 509 Werkstuk Verplaatsingsblok G1, 512 genereren, 593 Tegenspil, 83 Werkstukteller, 145 Terug positioneren, 115 Werkveldbegrenzing, 81 Toegang op afstand Wissen instellen, 698 Directory, 606 toelaten, 700 Multitool, 576 Touch Panel...
  • Pagina 716 Index Draaien Bedieningshandboek, 03/2010, 6FC5398-8CP20-1JA0...

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Sinumerik 828d