Pagina 3
Inleiding Veiligheidsinstructies Omschrijving Laagspanningsmotoren Voorbereiding voor gebruik SIMOTICS SD 1LE5 AH 400/450 Montage Elektrische aansluiting Bedieningshandleiding Inbedrijfstelling Bedrijf Onderhoud Reserve-onderdelen Afvalverwijdering Service & Support Technische gegevens Kwaliteitsdocumenten 10/2018...
Pagina 4
De aanwijzingen in de bijhorende documentatie moeten in acht worden genomen. Waarmerk Alle benamingen die zijn voorzien van het symbool ®, zijn geregistreerde merken van de Siemens AG. De overige benamingen in dit document kunnen merken zijn waarvan het gebruik door derden voor eigen doeleinden de rechten van de eigenaar kan schenden.
Inhoudsopgave Inleiding................................9 Over deze bedieningshandleiding....................9 Persoonlijke documenten samenstellen...................9 Veiligheidsinstructies..........................11 Informatie voor de verantwoordelijke van de installatie............11 De 5 veiligheidsregels......................11 Gekwalificeerd personeel.......................12 Veilig gebruik van elektrische machines................12 Elektromagnetische velden bij het gebruik van installatie uit de elektrische energietechniek........................13 Stoorspanningen bij bedrijf aan de frequentieomvormer............14 Speciale uitvoeringen en bouwvarianten................14 Omschrijving...............................15 Toepassingsgebied........................15...
Pagina 6
Inhoudsopgave 4.10 Spannings- en frequentieschommelingen tijdens netbedrijf...........25 4.11 Systeemeigen frequenties......................25 4.12 Torsiebelasting van de asstreng door storingen in de elektrische aansluiting.......25 4.13 Levering..........................26 4.14 Transport en opslag.......................26 4.14.1 Transportcoderingen......................26 4.14.2 Bouwvormen op het typeplaatje.....................28 4.14.3 Hijsen en transporteren......................28 4.14.4 Rotor beveiligen........................29 4.14.5 Opslag............................30 4.15...
Pagina 7
Inhoudsopgave 6.3.2 Aansluitkast 1XB1631......................61 6.3.3 Aansluitkast 1XB7750......................61 6.3.4 Aansluitkast draaien (optie)....................62 6.3.5 Deksel aansluitkast monteren / demonteren................63 Machine aansluiten........................64 6.4.1 Kabel selecteren........................64 6.4.2 Klemaanduiding........................65 6.4.3 Draairichting...........................65 6.4.4 Aansluiten van los naar buiten geleide kabels...............65 Aardingsleider aansluiten.......................66 6.5.1 Aardingsleider aansluiten.......................67 Kabelaansluiting........................69 6.6.1 Kabel in de aansluitkast invoeren..................69 6.6.2...
Pagina 8
Inhoudsopgave Bedrijfsonderbrekingen......................94 Onderhoud..............................95 Veiligheidsaanwijzingen voor het onderhoud.................95 Inspectie en onderhoud......................95 9.2.1 Noord-Amerikaanse markt (optioneel)...................97 9.2.2 Douane-unie Eurazië (optie)....................97 9.2.3 Eerste inspectie na montage of reparatie................98 9.2.4 Hoofdinspectie........................99 9.2.5 Onderhoudsintervallen......................99 9.2.6 Inspectie en onderhoud van de stilstandverwarming............100 9.2.7 Beoordeling van de walslagering..................100 9.2.8 Nasmering..........................101 9.2.9...
Pagina 9
Inhoudsopgave 10.5.4 Aansluitkast TB3R61......................127 10.5.5 Aansluitkast 1XB1631 ......................128 10.5.6 Aansluitkast 1XB7750......................129 10.5.7 Wentellager DE-zijde met lagerhuis..................130 10.5.8 Wentellager NDE-zijde met lagerhuis..................131 10.5.9 Wentellager DE-zijde zonder lagerhuis................132 10.5.10 Wentellager NDE-zijde zonder lagerhuis................133 10.5.11 Walslager DE-zijde - lagerschild met geïntegreerde lagerdeksel........134 10.5.12 Walslager NDE-zijde - lagerschild met geïntegreerde lagerdeksel........135 10.6 Normdelen..........................136...
Pagina 10
Inhoudsopgave 1LE5 AH 400/450 Bedieningshandleiding, 10/2018...
Persoonlijke documenten samenstellen Op de internetpagina's in Industry Online Support kunt u met de functie Documentatie (https:// support.industry.siemens.com/My/ww/en/documentation) persoonlijke documenten samenstellen Met de functie “Documentatie” stelt u uit de handboeken in de Product-Support uw eigen “documentatie” samen. Ook andere content van de Product-Support zoals FAQ's of karakteristieken kunt u opnemen in deze samenvattingen.
Pagina 12
Inleiding 1.2 Persoonlijke documenten samenstellen In de functie “Documentatie” kunt u de eigen samenvattingen een eigen structuur geven en beheren. Hierbij kunt u afzonderlijke hoofdstukken of topics wissen of verplaatsen. U kunt ook eigen content toevoegen met de notitiefunctie. De samengestelde “Documentatie” kan bijv. worden geëxporteerd als PDF.
Veiligheidsinstructies Informatie voor de verantwoordelijke van de installatie Het ontwerp evenals de uitvoering van deze elektrische machine, die is bedoeld voor gebruik in industriële installaties, voldoet aan de Europese richtlijn 2014/35/EU ("Laagspanningsrichtlijn"). Bij het gebruik van de machine buiten de Europese gemeenschap moeten de nationale voorschriften in acht worden genomen.
Veiligheidsinstructies 2.4 Veilig gebruik van elektrische machines Gekwalificeerd personeel Alle werken aan de machine mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel gebeuren. Gekwalificeerd personeel in de zin van deze documentatie zijn personen die aan de volgende voorwaarden voldoen: ● Ze zijn op grond van hun opleiding en ervaring in staat om in het betrokken activiteitsgebied risico's te herkennen en mogelijke gevaren te vermijden.
Veiligheidsinstructies 2.5 Elektromagnetische velden bij het gebruik van installatie uit de elektrische energietechniek Gevaar voor brandwonden door hete oppervlakken Individuele machinedelen kunnen tijdens het bedrijf heet worden. Bij aanraking kunnen brandwonden ontstaan. ● Raak tijdens bedrijf geen machinedelen aan. ● Laat de machine eerst afkoelen voordat u werkzaamheden aan de machine uitvoert. ●...
Veiligheidsinstructies 2.7 Speciale uitvoeringen en bouwvarianten Stoorspanningen bij bedrijf aan de frequentieomvormer Stoorspanningen bij bedrijf aan de omvormer Bij bediening op de omvormer treden afhankelijk van de uitvoering van de omvormer (fabrikant, type, ontstoringsmaatregelen) in sterkte verschillende storingsemissies op. Bij motoren met geïntegreerde sensoren (bijv.
Omschrijving Toepassingsgebied De draaistroommachines uit deze serie worden gebruikt als industriële aandrijvingen. Ze zijn ontwikkeld voor brede toepassingsgebieden in de aandrijftechniek, netbedrijf en in combinatie met frequentie-omvormers ontwikkeld. Ze worden gekenmerkt door een hoge vermogensdichtheid, robuuste constructie, lange levensduur en grote betrouwbaarheid. Correct gebruik van de machines De machines zijn bedoeld voor industriele installaties.
Omschrijving 3.2 Vermogensplaatje 3.1.2 EAC-markering Gebruik van machines zonder EAC-markering EAC-machines zijn op het kenplaatje gekentekend en zijn bedoelod voor gebruik binnen de douaneunie van Eurazië. Gebruik binnen de douaneunie Eurazië geen machines zonder EAC-markering. 3.1.3 Gebruik van UL-gecertificeerde machines op omvormers Gebruik van de machine op de omvormer Zorg ervoor, dat bij alle machines het volledige systeem Machine-omvormer voldoet aan UL- File E227215, voor zover de machines uitsluitend op de omvormer worden gebruikt en met...
Omschrijving 3.2 Vermogensplaatje Gegevens op het vermogensplaatje Productieplaats (23) Nasmeerhoeveelheid NDE Motortype (24) Vetsoort Motortype (25) NEMA-norm Bestelnummer (26) Koeltype volgens NEMA MG1 Serien ummer / Bouwjaar (27) Bedrijfsmodus volgens NEMA MG1 IEC/EN-norm (28) Extra gegevens, bijv. optie Y84 Bouwgrootte (29) Motordesign: alleen voor werking op het stroomnet of geschikt voor omvormer...
Omschrijving 3.3 Opbouw De voorschriften en normen die de basis vormen voor de uitleg en controle van deze machine vindt u op het typeplaatje. De uitvoering van de machine voldoet principieel aan de volgende normen: Tabel 3-2 Toegepaste algemene voorschriften Kenmerk Norm Beoordeling en prestatie...
Omschrijving 3.3 Opbouw Externe ventilatie (optioneel): Methoden van koeling IC 416 volgens IEC / EN 60034-6 Een toerentalonafhankelijke koeling wordt gerealiseerd door een module die onafhankelijk van de bedrijfstoestand functioneert (externe ventilatie). Deze bouwgroep is extern afgesloten met een ventilatorkap. Ze beschikt over een eigen hoofdaandrijving met ventilatorwiel dat de koelluchtstroom opwekt voor de koeling van de machine.
Omschrijving 3.3 Opbouw Bij afwijkende omgevingsvoorwaarden gelden de specificaties op het vermogensplaatje of in de catalogus. 3.3.4 Optionele aanbouw- en inbouwonderdelen Machines kunnen van de volgende inbouwonderdelen zijn voorzien: ● In de statorwikkeling geïntegreerde temperatuursensor als temperatuurcontrole en als beveiliging tegen oververhitting van de statorwikkeling. ●...
Pagina 24
Omschrijving 3.3 Opbouw 1LE5 AH 400/450 Bedieningshandleiding, 10/2018...
Voorbereiding voor gebruik Een goede planning en voorbereiding voor het gebruikvan de machine zijn belangrijke voorwaarden voor een eenvoudige en correcte installatie, het veilig bedrijf en de toegankelijkheid van de machine voor het onderhoud en de service. In dit hoofdstuk verneemt u waarop u bij de projectering van uw installatie met betrekking tot deze machine moet letten en wat u voor de levering van de machine moet voorbereiden.
Voorbereiding voor gebruik 4.8 Uitvoering interfacemodule B5 met Steunvoet Zie ook Richtwaarden voor de controle van de opslagtemperatuur (Pagina 84) Vergrendelingsschakelaar voor stilstandverwarming (optie) Als de stilstandverwarming bij een lopende motor wordt gebruikt, kan het tot verhoogde temperaturen in de machine komen. ●...
Voorbereiding voor gebruik 4.12 Torsiebelasting van de asstreng door storingen in de elektrische aansluiting Geluidsemissies De machine kan tijdens het gebruik geluidsemissiepegels vertonen die voor werkplaatsen niet toegelaten zijn. Dit kan tot gehoorschade leiden. ● Zorg door passende veiligheidsmaatregelen zoals afdekkingen, geluidsisolatie of maatregelen voor de bescherming van het gehoor, voor een veilig bedrijf van de machine binnen uw installatie.
De aandrijfsystemen zijn individueel samengesteld. Controleer na ontvangst van de levering meteen of de leveringsomvang overeenstemt met de begeleidende papieren. Bij reclamaties achteraf wegens ontbrekende delen aanvaardt Siemens geen aansprakelijkheid. ● Reclameer bij zichtbare transportschade meteen bij de leverancier. ● Meld zichtbare gebreken / onvolledige levering meteen bij de bevoegde vertegenwoordiger van Siemens.
Pagina 29
Voorbereiding voor gebruik 4.14 Transport en opslag Let op de op de verpakking aangebrachte symbolen. Ze hebben de volgende betekenis: Boven Breekbaar Tegen Tegen hitte Zwaartepunt Handhaken Hier aan‐ vocht be‐ bescher‐ verboden slaan schermen WAARSCHUWING Val- en pendelgevaar tijdens hangend transport Als u de machine hangend aan strengen transporteert, bestaat het gevaar dat de strengen als gevolg van een beschadiging afscheuren.
Voorbereiding voor gebruik 4.14 Transport en opslag 4.14.2 Bouwvormen op het typeplaatje De voor de machine geldende bouwvorm is aangegeven op het typeplaatje. 4.14.3 Hijsen en transporteren Neem de volgende voorwaarden in acht om de machine veilig te kunnen optillen en transporteren: ●...
Voorbereiding voor gebruik 4.14 Transport en opslag WAARSCHUWING Zwaartepunt niet in het midden Als het zwaartepunt van een last zich niet in het midden tussen de aanslagpunten bevindt, kan de machine bij het transporteren of hijsen kantelen, in de hijsvoorziening verschuiven of naar beneden vallen.
Voorbereiding voor gebruik 4.14 Transport en opslag Alternatieve rotorvergrendeling ● Als de machine na het aanbrengen van het aandrijfelement wordt getransporteerd, fixeert u de rotor op geschikte wijze in axiale richting. ① ② Huls Asschroef en schijf Afbeelding 4-1 Axiale bevestiging van de rotor Schroefdraad van het aseinde Aanhaalmoment 80 Nm...
Pagina 33
Voorbereiding voor gebruik 4.14 Transport en opslag Voorwaarden en voorbereidingen ● Bewaar alleen goederen in onbeschadigde verpakkingen. Pak de goederen in beschadigde verpakkingen uit. Sla de goederen volgens het goederentype deskundig op. ● Repareer schade aan de verpakking vóór de opslag, voor zover dit voor de opslag conform de voorschriften noodzakelijk is.
Voorbereiding voor gebruik 4.15 Elektromagnetische compatibiliteit Beveiliging tegen vochtigheid Is er geen droge opslagplaats beschikbaar, bescherm de machine dan als volgt tegen vochtigheid: ● Wikkel vochtabsorberend materiaal om de machine. ● Wikkel dit geheel in folie: – Plaats vochtindicatoren onder het folie. –...
Voorbereiding voor gebruik 4.16 Bedrijf aan de omvormer Storingsbestendigheid De machines voldoen in principe aan de vereisten inzake de storingsbestendigheid conform EN / IEC 61000-6-2. Bij machines met geïntegreerde sensoren (bijv. PTC-weerstanden) moet de exploitant door de juiste keuze van de sensorsignaalkabels (evt. met afscherming, aansluiting zoals bij machinevoedingskabels) en analyse-apparatuur zelf voor een toereikende storingsbestendigheid zorgen.
C (IVIC C = sterk). Als zich hogere spanningspieken volgens IVIC C kunnen voordoen, let dan op de gegevens in de betreffende catalogus (http:// w3app.siemens.com/mcms/infocenter/content/en/Pages/order_form.aspx): ● Bij netspanning (omvormeringangsspanning) tot max. 480 V en bedrijf aan een SINAMICS G / SINAMICS S-omvormer met ongeregelde / geregelde stroomtoevoer: Leef de richtlijnen voor de projectering van de motor en de omvormer na.
Pagina 37
● Voorzie de gehele installatie van een fijnmazig aardingssysteem met een lage impedantie. ● Gebruik een gelijke-fasefilter (dempende kern) bij de uitgang van de omvormer. De keuze en het dimensioneren gebeurt via de distributiepartner van Siemens. ● Begrens de spanningstoename door het plaatsen van uitgangsfilters. Uitgangsfilters dempen de hoeveelheid boventonen in de uitgangsspanning.
Voorbereiding voor gebruik 4.16 Bedrijf aan de omvormer 4.16.4 Geïsoleerde lager bij bedrijf aan de frequentieomvormer Als de machine op een laagspanningsomvormer wordt gebruikt, moet minstens een lager (optie) worden geïsoleerd en moet een toerentalgever met geïsoleerde lagering (optie) worden gemonteerd.
Voorbereiding voor gebruik 4.16 Bedrijf aan de omvormer Tandemaandrijving Als u twee motoren als zogenaamde "tandemaandrijving" na elkaar schakelt, dan bouwt u een geïsoleerde tussen de motoren in. ① ④ Werkmachine Geïsoleerde lager ② ⑤ Motor Geïsoleerde tacho-aanbouw ③ ⑥ Koppeling Geïsoleerde koppeling Afbeelding 4-3...
Pagina 40
Voorbereiding voor gebruik 4.16 Bedrijf aan de omvormer 1LE5 AH 400/450 Bedieningshandleiding, 10/2018...
Montage Veiligheidsaanwijzingen voor de montage Let bij alle werken aan de machine op het volgende: ● Volg de algemene veiligheidsaanwijzingen. (Pagina 11) ● Neem de nationale en branchespecifieke voorschriften in acht. ● Neem bij gebruik van de machine binnen de Europese Unie de vereisten van EN 50110‑1 voor het veilig gebruik van elektrische installaties in acht.
Montage 5.2 Montage voorbereiden Montage voorbereiden 5.2.1 Voorwaarden voor de montage Voor het begin van de montagewerkzaamheden moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn: ● Deze bedieningshandleiding en montagehandleiding zijn beschikbaar voor het personeel. ● De machine staat uitgepakt klaar voor de montage op de plaats van de montage. Opmerking Isolatieweerstand van de wikkeling bij het begin van de montagewerkzaamheden meten Meet de isolatieweerstand van de wikkeling voor het begin van de...
Montage 5.2 Montage voorbereiden 5.2.3 "Isolatieweerstand en polarisatieindex controleren" WAARSCHUWING Gevaarlijke spanning aan de klemmen Bij en onmiddellijk na meting van de isolatieweerstand of van de polarisatie-index (PI) van de statorwikkeling staat op de klemmen gedeeltelijk gevaarlijk hoge spanning. Bij aanraking kan dit zware tot dodelijke letsels of aanzienlijke materiële schade veroorzaken.
Montage 5.2 Montage voorbereiden Grenswaarden voor de isolatieweerstand van de statorwikkeling De volgende tabel geeft de meetspanning en de grenswaarden voor de isolatieweerstand aan. Deze waarden komen overeen met de aanbevelingen volgens IEEE 43‑2000. Tabel 5-1 Isolatieweerstand van de statorwikkeling bij 40 ℃ meet MΩ...
Pagina 45
Montage 5.2 Montage voorbereiden Bij een wikkelingstemperatuur van circa 25 °C bedragen de minimale isolatieweerstanden dus 20 MΩ (U ≤ 1000 V) resp. 300 MΩ (U > 1000 V). De waarden gelden voor de hele wikkeling tegen aarde. Bij het meten van afzonderlijke strengen gelden de dubbele minimale waarden. ●...
Montage 5.3 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren 5.2.4 Aansluitvlakken voorbereiden Bereid de installatieoppervlakken afhankelijk van de bouwvorm van de machine voor: ● Installatie op een fundering – Zorg ervoor, dat de oppervlakken van het fundament vlak en schoon zijn. –...
Montage 5.3 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren LET OP Beschadiging van de aanbouwonderdelen Om materiële schade en lichamelijk letsel te voorkomen, dient u schade aan de aanbouwonderdelen te voorkomen. De motor uitsluitend aan de hiervoor aangebrachte hijsogen ophijsen. 5.3.2 Lastopnamemiddel controleren Controleer alle hijsmiddelen zoals de kranen, hijsogen en ringbouten voordat u de machine...
Pagina 48
Montage 5.3 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren WAARSCHUWING Schade als gevolg van naar binnen vallende kleine onderdelen. Onherstelbare schade aan de ventilator kan tot oververhitting van de machine leiden. Dit kan materiële schade en lichamelijk letsel tot gevolg hebben. ●...
Montage 5.3 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren Fout Juist Minimale afstand "x" tussen de naastgelegen modules voor luchttoevoer naar de machine Respecteer op de plaats van gebruik van de machine de minimummaat voor de luchttoevoer: Tabel 5-3 Minimale waarde “X” voor de afstand tussen de naburige modules voor luchttoevoer naar de machine Bouwgrootte X [mm]...
Montage 5.3 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren Asuiteinden met inlegspie ● Als het aangedreven element bij balanceertype "H" korter is dan de pasveer: Werk het uit de ascontour en het aangedreven element stekende deel van de pasveer afwerken. Alternatief zorgen voor een massacompensatie.
Montage 5.3 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren ● Bij het aanbrengen of verwijderen met een hamer of vergelijkbaar gereedschap niet op de te monteren/demonteren onderdelen slaan. ● Uitsluitend de volgens de catalogus toegestane radialen of axiale krachten via het asuiteinde overbrengen op het machinelager.
Montage 5.3 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren 5.3.8 Condenswater aflaten Door de volgende voorwaarden kan zich condenswater in de machine ophopen: ● Sterke schommelingen van de omgevingstemperatuur, bv. directe zonnestralen en hoge luchtvochtigheid ● Opstelbedrijf resp. lastschommelingen tijdens de werking LET OP Schade door condenswater Als de staanderwikkeling vochtig is, daalt de isolatieweerstand van de staanderwikkeling.
Montage 5.4 Machine uitlijnen en bevestigen Machine uitlijnen en bevestigen 5.4.1 Voorwaarden voor het correct uitrichten en voor de veilige bevestiging Om de machine correct uit te lijnen en veilig te bevestigen, hebt u gedetailleerde vakkennis nodig over de volgende noodzakelijke maatregelen: ●...
Montage 5.4 Machine uitlijnen en bevestigen ● Looprust Voorwaarden voor een rustige, trillingsarme loop volgens DIN 4024 zijn: – Stabiele trillingsvrije vormgeving van de fundering. – Nauwkeurig uitlijnen van de koppeling – Een goed gebalanceerd aandrijfelement (koppeling, riemschijf, ventilator, ...) Respecteer de max.
Montage 5.4 Machine uitlijnen en bevestigen 4. Let bij de positionering ook op een gelijkmatig rondlopende axiale spleet (y→0) op de koppeling. 5. Bevestig de machine op het fundament. De keuze van de bevestigingselementen is afhankelijk van het fundament en valt onder de verantwoordelijkheid van de exploitant van de installatie.
Montage 5.4 Machine uitlijnen en bevestigen 5.4.4 Machine voor de werkmachine uitlijnen en bevestigen (IM B5) De standaardflens is met een centrering uitgevoerd. De keuze van de passing van de tegenflens van de werkmachine valt onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant van het systeem of van de exploitant van de installatie.
Montage 5.4 Machine uitlijnen en bevestigen 5.4.5 Machine voor de werkmachine uitlijnen en bevestigen (IM V1/ IM V10) De standaardflens is met een centrering uitgevoerd. De keuze van de passing van de tegenflens van de werkmachine valt onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant van het systeem of van de exploitant van de installatie.
Pagina 58
Montage 5.4 Machine uitlijnen en bevestigen 1LE5 AH 400/450 Bedieningshandleiding, 10/2018...
Elektrische aansluiting Veiligheidsaanwijzingen voor de elektrische aansluiting Let bij alle werken aan de machine op het volgende: ● Volg de algemene veiligheidsaanwijzingen. (Pagina 11) ● Neem de nationale en branchespecifieke voorschriften in acht. ● Neem bij gebruik van de machine binnen de Europese Unie de vereisten van EN 50110‑1 voor het veilig gebruik van elektrische installaties in acht.
Elektrische aansluiting 6.2 Basisregels LET OP Beschadiging van de aansluitkast Ondeskundig uitgevoerde werkzaamheden aan de aansluitkast kunnen materiële schade tot gevolg hebben. Om materiële schade aan de aansluitkast te vermijden, dient u de volgende aanwijzingen in acht nemen: ● Let erop, dat de onderdelen in de aansluitkast niet beschadigd raken. ●...
Elektrische aansluiting 6.3 Aansluitkast ● Bij een hoge luchtvochtigheid of buitenopstelling kunnen waterdruppels langs de kabelmantel lopen en zo via de kabelschroefverbinding en de kabelintroductie in de motor terechtkomen. Als u de kabel met een afdruiplus installeert, geraakt het vocht niet via de kabelintroductie aan de klemmenkast, maar druipt eerder af.
Elektrische aansluiting 6.3 Aansluitkast 6.3.1 Aansluitkast TB3R61 Afbeelding 6-2 Aansluitkast TB3R61 De aansluitleidingen worden met kabelschroefverbindingen met schroefdraadboorgaten 4 x M80 x 2 en 2 x M25 x 1,5 in de aansluitkast geleid. De kabelschroefverbindingen worden niet standaard meegeleverd. Raadpleeg voor meer informatie: ●...
Elektrische aansluiting 6.3 Aansluitkast 6.3.2 Aansluitkast 1XB1631 Afbeelding 6-3 Aansluitkast 1XB1631 De aansluitleidingen worden met kabelschroefverbindingen met schroefdraad 4 x M80 x 2 en 2 x M25 x 1,5 in de aansluitkast 1XB1631 geleid. De kabelschroefverbindingen worden niet standaard meegeleverd. Raadpleeg voor meer informatie: ●...
Elektrische aansluiting 6.3 Aansluitkast Raadpleeg voor meer informatie: ● Kabel in de aansluitkast invoeren (Pagina 69) ● Kabel aansluiten met kabelschoenen (Pagina 70) ● Kabel aansluiten zonder kabelschoenen (Pagina 71) Zie ook Kabels installeren (Pagina 72) 6.3.4 Aansluitkast draaien (optie) Afhankelijk van het type en de uitvoering kan de aansluitkast ±90°...
Elektrische aansluiting 6.3 Aansluitkast 11.Sluit de leidingen van de stroomvoorziening (opnieuw) aan. Voor meer informatie: – Aardingsgeleider aansluiten (Pagina 66) – Kabels invoeren en aanleggen ... / Kabels aansluiten (Pagina 69) ... 12.Draai twee diagonaal aangebrachte schroefdraadstangen in en schuif de deksel op deze stangen.
Elektrische aansluiting 6.4 Machine aansluiten Machine aansluiten 6.4.1 Kabel selecteren Houd bij de keuze van de aansluitleidingen rekening met de volgende criteria: ● Nominale stroomsterkte ● Nominale spanning ● Een eventuele servicefactor ● Installatiegebonden voorwaarden, zoals de omgevingstemperatuur, het installatietype, kabeldiameter bepaald door de benodigde kabellengte, enzovoort.
Elektrische aansluiting 6.4 Machine aansluiten 6.4.2 Klemaanduiding Bij de klemaanduidingen volgens IEC / EN 60034‑8 gelden voor draaistroommachines de volgende definities: Tabel 6-2 klemaanduidingen aan bijvoorbeeld 1U1-1 1 Benaming Kencijfer voor pooltoewijzing bij machines met omschakelbare polen, voor zover van toepassing. Een lager cijfer komt overeen met een lager toerental. Een speci‐ aal geval voor onderverdeelde wikkeling.
Elektrische aansluiting 6.5 Aardingsleider aansluiten De aansluitleidingen zijn met een kleur of een beschrijving gemarkeerd De klant sluit de afzonderlijke leidingen volgens de beschrijving rechtstreeks aan op de schakelkast van zijn installatie. Schroefverbindingen met aansluitschroefdraad in de aansluitkast (EN 50262) ②...
Elektrische aansluiting 6.5 Aardingsleider aansluiten 6.5.1 Aardingsleider aansluiten De doorsnede van de aardgeleider van de machine moet overeenkomen met de installatievoorschriften, bijv. in overeenstemming met IEC 60034-1. Doorsnede buitengeleider S Doorsnede van de aardgeleider mm² mm² De behuizing van de stator is op de gemarkeerde aansluitposities voor de aardingskabels voorzien van een zeskantige schroef met veerring en onderlegplaatje.
Pagina 70
Elektrische aansluiting 6.5 Aardingsleider aansluiten ● Controleer of de maximaal toegestane klemdikte van 10 mm voor de kabelschoen of de platte kabel niet wordt overschreden. ● Bevestig de klemschroeven volgens onderstaande tabel. Inschroefdiepte en aanhaalmoment zijn verschillend volgens de toepassing van kabelschoenen of aardklemmen.
Elektrische aansluiting 6.6 Kabelaansluiting Kabelaansluiting De maximaal aansluitbare leiderdoorsnede bedraagt 300 mm². 6.6.1 Kabel in de aansluitkast invoeren De aansluitkabels worden met behulp van een verwisselbare kabelinvoerplaat resp. de kabelinvoersteunen in de aansluitkast ingevoerd. De kabelinvoerplaat is standaard voorgeboord. De kabelschroefverbindingen worden niet standaard meegeleverd. Tabel 6-3 Uitvoeringen kabelinvoerplaat Aansluitkast...
Elektrische aansluiting 6.6 Kabelaansluiting 6.6.2 Kabel aansluiten met kabelschoenen 1. Kies de kabelschoenen afhankelijk van de benodigde doorsnede van de geleider en het formaat van bevestigingsschroeven of bouten uit. Informatie over de maximale doorsnede van de geleider voor de standaarduitvoering van de aansluitkast vindt u in de catalogus. Schuin plaatsen van de aanvoerkabel is alleen toegestaan wanneer de benodigde minimale luchtafstanden worden nageleefd.
Elektrische aansluiting 6.6 Kabelaansluiting 6.6.3 Kabel aansluiten zonder kabelschoenen Afhankelijk van de bestelling kunnen bevestigingsklemmen zijn ingebouwd die geschikt zijn voor het aansluiten van fijndradige of meeraderige geleiders zonder de toepassing van eindhulzen. Draadeindhulzen mogen alleen dan worden toegepast, wanneer deze vóór het aansluiten door een vakkundige, stroombestendige persverbinding op de geleider werden bevestigd.
Elektrische aansluiting 6.6 Kabelaansluiting 4. Let aan de hand van het formaat van de geleider op de juiste volgorde van de klembeugels ③ ④ ⑤ . Leg de kabels in de klembeugels. Draai de klemmoeren aan met 8 Nm. Afbeelding 6-6 Aansluiten met klembeugels (principeweergave) ②...
Elektrische aansluiting 6.6 Kabelaansluiting 6.6.5 Minimum luchtafstanden Controleer na de vakkundige montage, of de minimale luchtafstand tussen niet geïsoleerde delen wordt nageleefd. Let daarbij op de afstaande draadeinden. Tabel 6-4 Minimale luchtafstand afhankelijk van effectieve waarde van de wisselspanning U Effectieve waarde van de wisselspanning U Minimale luchtafstand ≤...
Elektrische aansluiting 6.7 Aansluitwerken afsluiten 6.6.7 Toepassen van aluminiumkabels Als u aluminium geleiders gebruikt, let dan ook het volgende: ● Gebruik alleen voor de aansluiting van aluminium geleiders geschikte kabelschoenen. ● Verwijder de oxidelaag aan de contactpunten op de geleider en/of op het tegenstuk vlak voor het aanbrengen van de aluminiumgeleider.
Elektrische aansluiting 6.8 Hulpstroomkring aansluiten Hulpstroomkring aansluiten 6.8.1 Kabel selecteren Houd bij de keuze van de aansluitleidingen voor de hulpstroomkringen rekening met de volgende criteria: ● Nominale stroomsterkte ● Nominale spanning ● Installatiegebonden voorwaarden, zoals de omgevingstemperatuur, het installatietype, kabeldiameter bepaald door de benodigde kabellengte, enzovoort. ●...
Elektrische aansluiting 6.8 Hulpstroomkring aansluiten Gebruik naast de in de aansluitkabels geïntegreerde, stroomafhankelijke overbelastingbeveiliging de optionele inbouwonderdelen, bijv. temperatuursensor, stilstandverwarming. 6.8.3 Temperatuurcontrole van de statorwikkeling aansluiten (volgens de uitvoering) Voor de bewaking van de statorwikkeling tegen thermische overbelasting zijn temperatuursensoren in de statorwikkeling aangebracht. De aansluitleidingen van de temperatuursensoren worden afhankelijk van de uitvoering naar de hoofdaansluitkast of de secundaire aansluitkast geleid.
Elektrische aansluiting 6.9 Omvormer aansluiten 6.8.4 Afsluitende maatregelen 1. Controleer voor het sluiten van elke hulpaansluitkast of: – de leidingen volgens het klemmenschema in de kast zijn aangesloten. – De aansluitkabels zijn vrijliggend aangebracht en de leidingisolatie wordt niet beschadigd. –...
Elektrische aansluiting 6.9 Omvormer aansluiten Tabel 6-5 Maximale spanningspieken op de motorklemmen voor netmotoren, omvormerbedrijf mogelijk Nominale motorspanning Maximale spanningspieken op de motorklemmen Û afhankelijk van de stijgingstijd t Û Û Stijgingstijd t Tussenkring U Leider-leider Leider-aarde [μs] ≤ 500 V 1500 1100 Tabel 6-6...
Pagina 81
Elektrische aansluiting 6.9 Omvormer aansluiten ① ⑤ Zeskantbout Zeskantmoer ① ⑥ Veerring Hoogfrequentie-aardleiding ③ ⑦ Klemplaat Kabelschoen ④ Aardgeleider Afbeelding 6-7 Hoogfrequente aarding Meer informatie vindt u in het hoofdstuk ‘Bedrijf aan de omvormer (Pagina 33)’. 1LE5 AH 400/450 Bedieningshandleiding, 10/2018...
Inbedrijfstelling Let bij alle werken aan de machine op het volgende: ● Volg de algemene veiligheidsaanwijzingen. (Pagina 11) ● Neem de nationale en branchespecifieke voorschriften in acht. ● Neem bij gebruik van de machine binnen de Europese Unie de vereisten van EN 50110‑1 voor het veilig gebruik van elektrische installaties in acht.
Pagina 84
Inbedrijfstelling ● Controleer de lagertemperaturen bij uitvoeringen met lagerthermometers tijdens de eerste machinerun. Stel de waarden voor waarschuwing en uitschakelen op de bewakingsinrichting in. Zie ook de instructies in hoofdstuk Instelwaarden voor de controle van de opslagtemperatuur. ● Zorg voor de juiste instelling van de besturing en toerentalbewaking zodat geen hogere toerentallen worden aangestuurd dan op het typeplaatje vermeld.
Inbedrijfstelling 7.1 Isolatieweerstand meten voor inbedrijfstelling Bedrijf aan de omvormer ● Wanneer er voor de motorconfiguratie een speciale indeling van de omvormer is vereist, dienen de betrokken bijkomende gegevens op het typeplaatje te worden vermeld. ● De omvormer is correct geparametriseerd. De parametriseringsgegevens vindt u op het typeplaatje van de machine.
Inbedrijfstelling 7.3 Externe ventilator in bedrijf nemen Richtwaarden voor de controle van de opslagtemperatuur Voor de inbedrijfstelling Als de machine met lagerthermometers is uitgerust, stel dan voor de eerste machinerun de temperatuurwaarde voor het uitschakelen op de controle-inrichting in. Tabel 7-1 Richtwaarden voor de instelling van de opslagtemperatuur voor de ingebruikneming Instelwaarde Temperatuur...
Inbedrijfstelling 7.4 Inschakelen ● de luchtstroom wordt niet door de afdekkleppen, afdekkappen o.i.d. nadelig beïnvloed resp. belemmerd. ● Alle maatregelen ter bescherming tegen aanraking voor bewegende een spanningsvoerende onderdelen zijn toegepast. Testrun uitvoeren 1. Schakel de externe ventilatormotor kort aan en uit. 2.
Pagina 88
Inbedrijfstelling 7.4 Inschakelen LET OP Beschadiging van de machine Als de trillingswaarden niet worden nageleefd, kan de machine worden beschadigd. ● Houd u aan de trillingswaarde volgens DIN ISO 10816‑3. 1LE5 AH 400/450 Bedieningshandleiding, 10/2018...
Bedrijf Veiligheidsaanwijzingen voor het bedrijf Let bij alle werken aan de machine op het volgende: ● Volg de algemene veiligheidsaanwijzingen. (Pagina 11) ● Neem de nationale en branchespecifieke voorschriften in acht. ● Neem bij gebruik van de machine binnen de Europese Unie de vereisten van EN 50110‑1 voor het veilig gebruik van elektrische installaties in acht.
Pagina 90
Bedrijf 8.1 Veiligheidsaanwijzingen voor het bedrijf WAARSCHUWING Storingen tijdens bedrijf Veranderingen ten opzichte van het normale bedrijf geven aan dat de functie nadelig wordt beïnvloed. Er kunnen storingen optreden, die direct of indirect dodelijk of ernstig lichamelijk letsel of materiële schade tot gevolg kunnen hebben. Let daarbij bijv.
Bedrijf 8.2 Want nasneden 8.1.1 Veiligheidsinstructies voor het gebruik van machines met ventilatoren VOORZICHTIG Gevaar van verwondingen bij het aanraken van de ventilator Bij machines met een ventilatorkap (bijv. bij machines voor de textielindustrie) bestaat gevaar van verwondingen, aangezien de ventilator niet volledig tegen aanraken is beschermd. ●...
Bedrijf 8.5 Elektrische en mechanische storingen Stilstandschade aan de wentellager vermijden Bij langere bedrijfspauzes kan dezelfde of nagenoeg dezelfde rustpositie van de rotor in de walslagers tot stilstandschade resp. standmarkeringen of corrosievorming leiden. ● Neem de machine in bedrijfspauzes geregeld een keer per maand kortstondig in bedrijf. Draai minstens meerdere keren de rotor door.
Pagina 93
Bedrijf 8.5 Elektrische en mechanische storingen In de volgende tabellen zijn algemene storingen door mechanische en elektrische invloeden opgesomd. Tabel 8-1 Elektrische invloeden Kenmerken van elektrische storingen ↓ Machine start niet. ↓ Machine komt moeilijk op toeren. ↓ Brommend geluid bij het starten. ↓...
Pagina 94
Bedrijf 8.5 Elektrische en mechanische storingen Kenmerken mechanische storingen Gebrekkige uitlijning. Machine-eenheid uitlijnen, koppeling controleren. Onbalans van de gekoppelde machine. Gekoppelde machine balanceren. Stoten van de gekoppelde machine. Gekoppelde machine onderzoeken. Onrust van overbrengingen. Overbrengingen in orde brengen. Resonantie van het totale systeem machine en funde‐ Na overleg fundering versterken.
Bedrijf 8.7 Uitschakelen Storingen aan de wentellager Beschadigingen aan de wentellagers zijn gedeeltelijk moeilijk te herkennen. Vervang het walslager in geval van twijfel. Pas alleen andere lageruitvoeringen toe na overleg met de fabrikant. Tabel 8-3 Storingen aan de wentellager ↓ Lager is te warm ↓...
Bedrijf 8.8 Bedrijfsonderbrekingen Bedrijfsonderbrekingen Langdurige stilstandtijden Opmerking ● Neem bij langere bedrijfspauzen (> 1 maand) de machine geregeld in gebruik, bijvoorbeeld een keer per maand of draai minimaal de rotor rond. ● Neem het hoofdstuk "Inschakelen" in acht voordat u de machine opnieuw in bedrijf stelt. ●...
Onderhoud Door zorgvuldig en regelmatig onderhoud, inspecties en revisies kunt u storingen vroegtijdig herkennen en verhelpen. Op die manier kunt u gevolgschade voorkomen. Door de zeer verschillende bedrijfsverhoudingen kunnen hier alleen algemene onderhoudsintervallen bij een storingsvrij bedrijf worden aangegeven. Daarom dient u de onderhoudsintervallen aan te passen aan de locale omstandigheden (vuil, inschakelfrequentie, belasting etc.).
Pagina 98
Onderhoud 9.2 Inspectie en onderhoud WAARSCHUWING Schade aan de machine Als de machine niet onderhouden wordt, kan er schade aan de machine ontstaan. Het kan tot storingen komen die rechtstreeks of onrechtstreeks tot de dood, zware lichamelijke verwondingen of materiële schade kunnen leiden. Onderhoud de machine regelmatig.
Onderhoud 9.2 Inspectie en onderhoud 9.2.1 Noord-Amerikaanse markt (optioneel) Neem bij wijzigingen of reparaties aan de vermelde machines de bijbehorende bouwstandaards in acht! Deze machines zijn op het vermogensplaatje van de volgende markeringen voorzien. Underwriters Laboratories Canadian Standard Association Canadian Standard Association Energy Efficiency Verification 9.2.2 Douane-unie Eurazië...
Onderhoud 9.2 Inspectie en onderhoud 9.2.3 Eerste inspectie na montage of reparatie Voer na ca. 500 bedrijfsuren, uiterlijk na 6 maanden na inbedrijfstelling de volgende controles uit: Tabel 9-1 Controle na montage of reparatie Controle Tijdens be‐ Bij stil‐ drijf stand of de elektrische parameters in acht worden genomen.
Onderhoud 9.2 Inspectie en onderhoud 9.2.4 Hoofdinspectie ● Controleer of aan de opstelvoorwaarden is voldaan. Controleer daarvoor na ca. 16.000 bedrijfsuren, uiterlijk na twee jaar, het volgende: Controle Tijdens Bij stil‐ bedrijf stand Of de elektrische parameters in acht worden genomen. De toegestane temperaturen op de lagers mogen niet worden overschre‐...
Onderhoud 9.2 Inspectie en onderhoud De machines zijn voorzien van walslagers met continue vetsmering. Een nasmeerinrichting is standaard. VOORZICHTIG Huidirritaties en ontstekingen van de ogen door walslagervet. Een groot aantal vetten kunnen huidirritaties en ontstekingen van de ogen veroorzaken. ● Neem alle veiligheidsinstructies van de fabrikant in acht. Maatregelen, intervallen en termijnen Maatregelen na afloop van de bedrijfsduurintervallen resp.
Onderhoud 9.2 Inspectie en onderhoud 9.2.8 Nasmering Opslag langer dan 4 jaar Bij langere opslagtijd vermindert de vetgebruiksduur van het lager. ● Reinig de wentellahers en vet deze opnieuw in. ● Alternatief dient u de wentellager indien nodig volledig te vervangen. Tabel 9-2 Inhoud van de oude vetruimte in cm³...
Pagina 104
Onderhoud 9.2 Inspectie en onderhoud ● Bij het gebruik van smeervetten die niet op het smeerplaatje zijn vermeld, is niet gewaarborgd dat deze compatibel zijn met het hele systeem. – Als u smeervetten gebruikt die eventueel alleen aan de minimumvereisten volgens DIN 51825 of ISO 6743-9 voldoen, dan halveert u de smeertermijnen resp.
Onderhoud 9.2 Inspectie en onderhoud Aanbevolen walslagervetten Op grond van de technische eigenschappen worden voor standaardtoepassingen de volgende hoogwaardige walslagervetten voor verticale en horizontale motorbouwvormen aanbevolen: Tabel 9-4 Wentellagervetten voor verticale en horizontale bouwvormen Producent Vetsoort Shell Gadus S2 V100 3 ExxonMobil/Esso Unirex N3 Energrease LS3...
Pagina 106
Onderhoud 9.2 Inspectie en onderhoud ● Neutrale omgevingslucht ● Hoogwaardige walslagervetten Bij ongunstige bedrijfsomstandigheden moeten de nasmeertermijnen in overleg met de fabrikant worden verkort. Wentellagers nasmeren Los van de bedrijfsuren moet de machine minstens eenmaal per 12 maanden worden nagesmeerd. De nasmeerintervallen voor wentellagers wijken af van de inspectie-intervallen van de machine.
Onderhoud 9.2 Inspectie en onderhoud 9.2.10 Wentellagers afdichten (optie "verhoogde beschermklasse") Vetvoorpot nasmeren Voor een optimale afdichting van de wentellager en voor een betrouwbare afdichting van de labyrintvoegen door naschuivend vet is het noodzakelijk dat de voorpot regelmatig wordt nagesmeerd. De werkstappen hiervoor zijn hetzelfde als bij het smeervet. Het afdichteffect tijdens bedrijf is optimaal wanneer er nog relatief schoon vet in geringe hoeveelheden wordt uitgeschoven.
Onderhoud 9.2 Inspectie en onderhoud De reinigingsintervallen zijn afhankelijk van de mate van de plaatselijk optredende vervuiling. LET OP Beschadiging van de machine Richt de perslucht nooit in de richting van de asuitvoer of machine-openingen. Dit kan schade veroorzaken. ● Richt de perslucht niet rechtstreeks op de asafdichtingsringen of labyrintafdichtingen van de machine.
Onderhoud 9.2 Inspectie en onderhoud 9.2.14 Lakschade verbeteren Als de lak beschadigd is, verbeter dan de lakschade. Daarmee is de corrosiebescherming gewaarborgd. Opmerking Lakopbouw Neem contact op met het Service Center (Pagina 141) voor u de lakschade bijwerkt. Daar verkrijgt u verdere informatie over de correcte lakopbouw en voor het verbeteren van de lakschade.
Onderhoud 9.3 Reparatie Reparatie Let bij alle werken aan de machine op het volgende: ● Volg de algemene veiligheidsaanwijzingen. (Pagina 11) ● Neem de nationale en branchespecifieke voorschriften in acht. ● Neem bij gebruik van de machine binnen de Europese Unie de vereisten van EN 50110‑1 voor het veilig gebruik van elektrische installaties in acht.
Onderhoud 9.3 Reparatie 9.3.2 Ventilatorkap Om de buitenste ventilator uit te bouwen of te vervangen, moet u de ventilatorkap verwijderen. De ventilatorkap is met schroeven aan de machinebehuizing bevestigd. Demontage 1. Zeker de ventilatorkap voor het begin van de werkzaamheden tegen vallen. 2.
Onderhoud 9.3 Reparatie Montage 1. Verwijder de zekering van de inlegspie of draai deze in de moer van de inlegspie vast. 2. Controleer de juiste positie. ① 3. Schuif de externe ventilator tot aan de aanslag op de as. Gebruik hiervoor een daarvoor bedoelde inrichting.
Onderhoud 9.3 Reparatie 9.3.5 Kap externe ventilator De externe ventilator is in de kap van de externe ventilator ingebouwd. Om deze uit te bouwen of te vervangen, moet u de kap van de externe ventilator verwijderen. Demontage WAARSCHUWING Draaiende of spanningvoerende onderdelen Elektrische delen aan de externe ventilatormotor staan onder gevaarlijke elektrische spanning.
Onderhoud 9.3 Reparatie 3. Documenteer de positie van eventueel te verwijderen vermogensplaatjes en overige plaatjes. 4. Voorkom schade aan de centreerranden. 9.3.7 Beschermdak, draai-impulsgever onder beschermdak monteren Bevestigingsschroeven door de boorgaten in de buitenkant van het beschermdak steken en met draaimoment 3 Nm ± 10 % aantrekken. 9.3.8 Remaanbouw (optioneel) Tabel 9-6...
Onderhoud 9.3 Reparatie 9.3.9.1 Wentellagers uitbouwen Voorbereiding ● Demonteer vetinvoeren, schokimpulsmeetplekken en eventueel ingebouwde instrumentatie aan de DE-zijde en aan de NDE-zijde. ● Verwijder de koppeling aan de DE-zijde of maak het aseinde vrij toegankelijk. ● Aan de NDE-zijde gaat u als volgt te werk: –...
Onderhoud 9.3 Reparatie 9.3.9.2 V-ring uitbouwen Afhankelijk van de uitvoering is een V-ring gemonteerd. De V-ring moet worden vervangen wanneer ongewoon veel vet uit het wentellager komt of de V-ring zichtbaar beschadigd is. Afbeelding 9-3 V-ring demonteren 1. Markeer de onderdelen voor een correcte montage. ①...
Onderhoud 9.3 Reparatie Afbeelding 9-4 Demontage van de labyrintafdichting (principevoorstelling) 1. Markeer de onderdelen van de lagerinzetten met het oog op de correcte montage. 2. Verwijder de beschermende coating op de as voor de labyrintafdichting. 3. Draai de drie radiaal aangebrachte schroefdraadpennen voor de axiale fixering van de ring eruit.
Onderhoud 9.3 Reparatie 3. Bereid de lagerpunten voor: – De binnenringzitting licht inoliën. – De buitenringzitting invetten met een vast smeermiddel, bijvoorbeeld met -Fretting- pasta Altemp Q NB 50. – Schuif de binnenste beschermring op de as. 4. Warm de walslager op. 5.
Onderhoud 9.3 Reparatie V-ring monteren 1. Vet de axiale afdichtvlakken in. De aszitting blijft vetvrij. ① V-ring ② Montagehulpschijf ③ Beschermring Afbeelding 9-5 V-ring monteren ① ② 2. Schuif V-ring met een montagehulpschijf op de as. De correcte axiaallengte van de V-ring is bereikt wanneer de kopkant en de buitenkant van de V-ring gelijk liggen.
Onderhoud 9.3 Reparatie Monteer de V-ring op dezelfde manier als de labyrintring. 1. Vet de axiale afdichtvlakken in. De aszitting blijft vetvrij. ② 2. Schuif de V-ring op de as. De correcte axiale lengte van de V-ring bij de uitvoering met vetvoorkamer wordt bereikt wanneer de V-ring ong.
Pagina 121
Onderhoud 9.3 Reparatie 3. Verwarm de labyrintafdichting. Schuif de labyrintafdichting aan de schroefdraadpennen tot ca. 3 mm afstand van het lagerdeksel omhoog voordat de verf of de lijm uithardt. 3 mm Afbeelding 9-7 Positie van de schroefdraadpennen van de labyrintafdichting op het buitenste lagerdeksel 4.
Pagina 122
Onderhoud 9.3 Reparatie 1LE5 AH 400/450 Bedieningshandleiding, 10/2018...
Reserve-onderdelen 10.1 Bestelgegevens Geef bij het bestellen van reserveonderdelen naast de precieze benaming van de onderdelen ook altijd het machinetype en het productienummer aan. Let erop dat de onderdelenbenaming overeenstemt met de benaming in de onderdelenlijsten en vul het bijhorende onderdeelnummer aan.
Reserveonderdelen vindt u via internet Met “Spares on Web" kunt u de bestelnummers van standaard reserve-on‐ derdelen voor motoren snel en eenvoudig zelf opzoeken. AUTOHOTSPOT. Zie ook Spares on Web (https://www.sow.siemens.com/?lang=en) 10.4 Onderdeelgroepen Er wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende onderdelengroepen: Reserve-onderdelen Reserve-onderdelen en machine-onderdelen die tijdens de productietijd en tot 5 jaar na uitloop van de productie kunnen worden besteld.
Pagina 125
De volgende leveringsverplichtingen gelden voor vervangende machines en voor reparatie- onderdelen na levering van de machine. ● Bij volledige uitval van de machine levert Siemens tot 3 jaar na levering van de oorspronkelijke machine een – qua aanbouwmaten en functie – vergelijkbare vervangende machine, levering uit een andere serie is mogelijk.
Reserve-onderdelen 10.5 Machine-onderdelen 10.5.2 Verluchting Uitvoering bij tweepolige machines Uitvoering bij machines met vier en meer polen Tabel 10-2 Onderdelen voor ventilatie Onder‐ Omschrijving Onder‐ Omschrijving deel deel 4.80 Smeernippel 12.02 Ventilatorkap 4.83 Rubberen bus 12.21 Luchtgeleidingsmondstuk 4.84 Verlengbuis voor het smeren 12.35 Beschermrooster 11.04...
Reserve-onderdelen 10.5 Machine-onderdelen 10.5.3 Externe ventilator Afbeelding 10-2 Ventilatorkap met externe ventilator Tabel 10-3 Onderdelen voor externe ventilator Onderdeel Omschrijving 32.00 Externe ventilator compleet Vermogensplaatje voor externe ventilator, gegevens bij 50 en 60 Hz De externe ventilatoren kunnen uitsluitend als één onderdeel worden besteld. 1LE5 AH 400/450 Bedieningshandleiding, 10/2018...
Reserve-onderdelen 10.6 Normdelen 10.6 Normdelen Tabel 10-12 Normdelen kunnen op afmetingen, materiaal en oppervlak via de vakhandel worden aangeschaft. Norm Afbeelding Norm Afbeelding 6.02 DIN 471 6.75 EN ISO 4026 4.04 DIN 580 5.55 EN ISO 4032 1.60 DIN 625 4.39 EN ISO 4017 6.10...
Afvalverwijdering De bescherming van het milieu en het sparen van de resources zijn voor ons streefdoelen met een hoge prioriteit. Een wereldwijd milieumanagement volgens ISO 14001 zorgt voor de naleving van de wetten en stelt hoge normen. Reeds bij de ontwikkeling van onze producten zijn een milieuvriendelijke vormgeving, technische veiligheid en een goede bescherming van de gezondheid belangrijke streefdoelen.
Afvalverwijdering 11.6 Componenten verwijderen 11.4 Demontage voorbereiden De demontage van de machine moet door gekwalificeerd personeel met de juiste vakkennis worden uitgevoerd, resp. worden gecontroleerd. 1. Neem contact op met een afvalverwerkend bedrijf in uw buurt. Maak duidelijk in welke kwaliteit de demontage van de machine resp.
Pagina 141
Afvalverwijdering 11.6 Componenten verwijderen ● Kabels en leidingen ● Elektronisch schroot Hulpstoffen en chemicaliën Scheid de hulpstoffen en chemicaliën voor de verwijdering bv. volgens onderstaande categorieën: ● Olie ● Vetten ● Reinigings- en oplossmiddelen ● Lakresten ● Anticorrosiemiddel ● Koelmiddeladditieven zoals inhibitoren, antivriesmiddelen of biociden Verwijder de gescheiden componenten volgens de lokale voorschriften of via een afvalverwerkend bedrijf.
Klantenservice. U kunt uw contactpersoon op‐ zoeken in de databank met contactpersonen: www.siemens.com/yourcontact (www.siemens.com/yourcontact) Siemens-Support voor onderweg Met de app "Siemens Industry Online Support" beschikt u overal over opti‐ male ondersteuning. De app is beschikbaar voor Apple iOS, Android en Windows Phone. 1LE5 AH 400/450...
Service & Support A.1 SIMOTICS Digital Data App SIMOTICS Digital Data App Digitale tweeling Met de app 'SIMOTICS Digital Data' heeft u altijd en overal toegang tot de technische gegevens, reserveonderdelen en bedieningshandleidingen van uw SIMOTICS GP/SD-motor. Dit is een belangrijk onderdeel van de digitale tweeling, waardoor uw processen worden vereenvoudig en geoptimali‐...
Technische gegevens Aanhaalmomenten voor boutborgingen Boutborgingen ● Schroeven of moeren die samen met borgende, verende en/of krachtverdelende elementen zijn gemonteerd, moeten bij de montage weer met dezelfde functionele elementen zijn uitgerust. Vervang daarbij principieel vormvaste veiligheidselementen. ● Zeker met vloeibare kunststof gezekerde windingen bij het samenschroeven terug overeenkomstig, bv.
Pagina 146
Technische gegevens B.1 Aanhaalmomenten voor boutborgingen Voorbeelden van gebruik De hierboven vermelde aanhaalmomenten gelden voor volgende toepassingsgevallen: ● Geval A Voor elektrische aansluitingen waarbij het toegestane aanhaalmoment over het algemeen is begrensd door het materiaal van de bouten en/of de belastbaarheid van de isolatoren, uitgezonderd stroomrailverbindingen volgens geval B.