SINAMICS-alarmen
Oplossing:
Oorspronkelijk vermogensdeel aansluiten en Control Unit opnieuw inschakelen (POWER ON) of p0201 = r0200 zetten en
inbedrijfstelling met p0010 = 0 verlaten.
Voor voedingen geldt:
Er moeten commutatiesmoorspoelen resp. netfilters worden ingezet die gespecificeerd zijn voor het nieuwe
vermogensdeel. Vervolgens moet een net- en tussenkringidentificatie (p3410 = 5) uitgevoerd worden. De wissel van het
vermogensdeel zonder herhaling van de inbedrijfstelling is niet mogelijk als het type van de voeding (A_Infeed, B_Infeed,
S_Infeed), de bouwvorm (Booksize, Chassis) of de spanningsklasse van oud en nieuw vermogensdeel verschillend zijn.
Voor omvormers geldt:
Als het nieuwe vermogensdeel wordt geaccepteerd, dan kan eventueel de stroomgrens (p0640) door een lagere
maximumstroom van het vermogensdeel (r0209) gereduceerd worden (momentgrenzen blijven behouden.
Als niet alleen het vermogensdeel maar ook de motor gewisseld wordt, is een nieuwe motorinbedrijfstelling nodig (bijv.
via p0010 = 1). Dat is ook nodig als er nog motorgegevens via DRIVE-CLiQ moeten worden geladen.
Zie ook: r0200
207815
<Aanduiding locatie>Aandrijving: vermogensdeel werd gewijzigd
Meldingswaarde:
Parameter: %1
Aandrijvingsobject: SERVO_828, SERVO_COMBI
Reactie:
GEEN
Bevestiging:
ONMIDDELLIJK
Oorzaak:
Het codenummer van het huidige vermogensdeel komt niet overeen met het opgeslagen nummer. Dit gebeurt wanneer
het vergelijkingsniveau in p9906 of p9908 niet op 2 (laag) of 3 (minimaal) staat.
Storingswaarde (r0949, decimaal interpreteren):
Nummer van de incorrecte parameter.
Zie ook: r0200, p0201
Oplossing:
Oorspronkelijk vermogensdeel aansluiten en Control Unit opnieuw inschakelen (POWER ON) of p0201 = r0200 zetten en
inbedrijfstelling met p0010 = 0 verlaten.
Voor voedingen geldt:
Er moeten commutatiesmoorspoelen resp. netfilters worden ingezet die gespecificeerd zijn voor het nieuwe
vermogensdeel. Vervolgens moet een net- en tussenkringidentificatie (p3410 = 5) uitgevoerd worden. De wissel van het
vermogensdeel zonder herhaling van de inbedrijfstelling is niet mogelijk als het type van de voeding (A_Infeed, B_Infeed,
S_Infeed), de bouwvorm (Booksize, Chassis) of de spanningsklasse van oud en nieuw vermogensdeel verschillend zijn.
Voor omvormers geldt:
Als het nieuwe vermogensdeel wordt geaccepteerd, dan kan eventueel de stroomgrens (p0640) door een lagere
maximumstroom van het vermogensdeel (r0209) gereduceerd worden (momentgrenzen blijven behouden.
Als niet alleen het vermogensdeel maar ook de motor gewisseld wordt, is een nieuwe motorinbedrijfstelling nodig (bijv.
via p0010 = 1). Dat is ook nodig als er nog motorgegevens via DRIVE-CLiQ moeten worden geladen.
Als het vergelijkingsniveau in p9906 = 2, 3 gezet wordt, kan de inbedrijfstelling verlaten (p0010 = 0) en de fout bevestigd
worden.
Zie ook: r0200
207820
<Aanduiding locatie>Aandrijving: temperatuursensor niet aangesloten
Meldingswaarde:
%1
Aandrijvingsobject: SERVO_828, SERVO_COMBI
Reactie:
GEEN
Bevestiging:
GEEN
Oorzaak:
De temperatuursensor die in p0600 is opgegeven voor bewaking van de motortemperatuur is niet beschikbaar.
Waarschuwingswaarde (r2124, decimaal interpreteren):
1: p0601 = 10 (SME), maar in p0600 is de evaluatie via gever niet geselecteerd.
2: p0600 = 10 (BICO), maar de signaalbron (p0603) is niet gekoppeld
3: p0601 = 11 (BICO), maar in p0600 is niet de evaluatie via BICO-koppeling geselecteerd (20 of 21).
4: p0601 = 11 (BICO), en p4610-p4613 > 0, maar de bijbehorende signaalbron (p0608, p0609) is niet gekoppeld.
5: Component met sensorevaluatie niet aanwezig of in tussentijd gedemonteerd.
6: Evaluatie via Motor Module niet mogelijk (r0192.21).
814
Diagnosehandboek, 01/2015, 6FC5398-8BP40-5JA2
Alarmen