201903
<Aanduiding locatie>COMM INT: ontvangst-configuratiedata ongeldig
Meldingswaarde:
%1
Aandrijvingsobject: Alle objecten
Reactie:
GEEN
Bevestiging:
GEEN
Oorzaak:
De ontvangstconfiguratiegegevens werden niet geaccepteerd door het aandrijvingsapparaat.
Waarschuwingswaarde (r2124, decimaal interpreteren):
Retourwaarde van de controle van de ontvangstconfiguratiegegevens.
1: Verbindingsopbouw met meer aandrijvingsobjecten dan geconfigureerd in het apparaat. De aandrijvingsobjecten voor
de procesgegevensuitwisseling en de volgorde worden in p0978 vastgelegd.
2: Te veel PZD datawoorden voor output of input van een aandrijvingsobject. Het aantal mogelijke PZD van een
aandrijvingsobject wordt bepaald door het aantal indices in r2050/p2051.
3: Oneven aantal bytes voor input of output.
4: Instelgegevens voor synchronisatie niet geaccepteerd. Voor meer informatie, zie A01902.
5: Cyclisch bedrijf niet actief.
501: PROFIsafe parameter fout (bijv. F_Dest).
Andere waarden:
Enkel voor Siemens-interne foutdiagnose.
Oplossing:
Ontvangstconfiguratiegegevens controleren.
Bij waarschuwingswaarde = 1, 2:
Controleer de lijst aandrijvingsobjecten met uitwisseling van procesgegevens (p0978). Met p0978[x] = 0 worden alle
volgende aandrijvingsobjecten in de lijst uitgesloten van uitwisseling van procesgegevens.
Bij waarschuwingswaarde = 2:
Controleer het aantal datawoorden voor output en input naar een aandrijvingsobject.
Bij waarschuwingswaarde = 501:
Controleer het ingestelde PROFIsafe-adres (p9610).
201910
<Aanduiding locatie>Veldbus: doelwaarde timeout
Meldingswaarde:
-
Aandrijvingsobject: Alle objecten
Reactie:
Infeed: UIT2 (GEEN, UIT1)
Servo: UIT3 (GEEN, IASC/DCBRK, STOP2, UIT1, UIT2)
Hla: UIT3 (GEEN, STOP2, UIT1, UIT2)
Bevestiging:
ONMIDDELLIJK
Oorzaak:
De ontvangst van de doelwaarden van de veldbus-interface (Onboard, PROFIBUS/PROFINET/USS) is onderbroken.
- De busverbinding is onderbroken.
- De controller is uitgeschakeld.
- De controller werd in STOP-toestand geschakeld.
Zie ook: p2040
Oplossing:
Een correcte busverbinding garanderen en de controller in status RUN zetten.
Opmerking over PROFIBUS slave-redundancy:
Bij werking aan een Y-link moet ervoor worden gezorgd dat in de slave-configuratie "DP-Alarm-Mode = DPV1" is ingesteld.
201911
<Aanduiding locatie>PB/PN: taktsynchroon bedrijf taktuitval
Meldingswaarde:
-
Aandrijvingsobject: Alle objecten
Reactie:
Infeed: UIT1
Servo: UIT1 (UIT3)
Hla: UIT1 (UIT3)
Bevestiging:
ONMIDDELLIJK
Alarmen
Diagnosehandboek, 01/2015, 6FC5398-8BP40-5JA2
SINAMICS-alarmen
723