Als mastertoetsenbord gebruiken (modus Master)
6 Draaiknoppen 1 – 8
Geeft de parameters aan waaraan respectievelijk de draai-
knoppen 1 – 8 zijn toegewezen en hun huidige waarden.
Herhaaldelijk op de knop [SELECTED PART CONTROL]
drukken, schakelt tussen de parametersets (aangegeven
door de lampjes). Kijk voor meer informatie over de
parameters hieronder.
Als de modus Voice is vastgelegd:
Als de modus Performance is
vastgelegd:
Als de modus Song is vastgelegd:
Als de modus Pattern is vastgelegd:
7 Schuifregelaars 1 – 8
Geeft de niveaus van de respectievelijke schuifregelaars 1 –
8 aan. Welk doel wordt aangepast door de schuifregelaars
verschilt, afhankelijk van de modus die in de huidige Master
is vastgelegd.
Als de modus Voice is vastgelegd:
Als de modus Performance is
vastgelegd:
Als de modus Song is vastgelegd:
Als de modus Pattern is vastgelegd:
[SF1] ARP1 – [SF5] ARP5 (Arpeggio 1 – 5)
Als de modus Voice of Performance is vastgelegd, is er voor
elk voice- of performancenummer een ander arpeggiotype
aan de knoppen [SF1] ARP1 - [SF5] ARP5 toegewezen. De
arpeggiotypen zijn toegewezen aan de knoppen met het
pictogram van een achtste noot op de displaytab. U kunt ze
oproepen door op deze knop te drukken tijdens uw
toetsenspel.
[SF1] Scene1 – [SF5] Scene5
Als de modus Song of Pattern is vastgelegd, is er voor elk
song- of patroonnummer een andere scènesetting aan de
knoppen [SF1] - [SF5] toegewezen.
[SF6] INFO (Information)
Druk op deze knop om het informatievenster voor de huidige
Master op te roepen.
252
MOTIF XS-gebruikershandleiding
Raadpleeg pagina 89.
Raadpleeg pagina 136.
Raadpleeg pagina 180.
Raadpleeg pagina 210.
Volume voor de elementen
1 – 8
Volume voor de parts 1 – 4
Volume voor de parts 1 –
16
Master-informatie:
[SF6] INFO (Information)
Dit venster geeft de informatie over de huidige Master.
Instellingen kunnen hier niet worden gewijzigd.
1
2
3
4
5
1 Master Name
Geeft de naam aan van de huidige master.
2 Mode
Geeft de modus aan die in de huidige master is vastgelegd.
Hier wordt een van de modi (Voice, Performance, Pattern of
Song) aangegeven.
3 Program
Geeft het nummer en de naam van het programma (voice,
performance, song of patroon) dat wordt opgeroepen als de
Master wordt geselecteerd. Het programma verschilt
afhankelijk van de vastgelegde modus.
Als de modus Voice is
vastgelegd:
Als de modus Performance is
vastgelegd:
Als de modus Song is
vastgelegd:
Als de modus Pattern is
vastgelegd:
4 Zone Switch
Bepaalt of het toetsenbord wel of niet in (tot) acht afzonder-
lijke gebieden ('zones' genaamd) wordt verdeeld. Raadpleeg
voor meer informatie over zones pagina 253.
5 Transmit Channel
Geeft het MIDI-zendkanaal per zone aan (als de zone-
schakelaar is aangeschakeld).
Voicebank, -nummer, -categorie,
-naam
Performancebank, -nummer, -
categorie, -naam
Songnummer, songnaam
Patroonnummer, patroonnaam