Een normale voice bewerken
) Vel Cross Fade (Velocity Cross Fade)
Dit bepaalt hoe geleidelijk het geluid van een element in
volume afneemt in verhouding tot de afstand van aanslag-
veranderingen buiten de instelling Velocity Limit ()). De
instelling 0 geeft geen geluid buiten het aanslagbereik
(Velocity Limit). Hoe hoger de waarde, hoe geleidelijker het
niveau afneemt. De praktische toepassing van deze para-
meter is het maken van natuurlijk klinkende aanslagcross-
fades, waarbij verschillende elementen (waveforms)
geleidelijk veranderen, afhankelijk van hoe hard of zacht u
speelt.
Instellingen: 0 – 127
! Velocity Limit
Bepaalt de minimum- en maximumwaarden van het aanslag-
bereik waarbinnen elk element reageert. Elk element klinkt
alleen voor noten die binnen het bijbehorende opgegeven
aanslagbereik worden gespeeld. Zo kunt u bijvoorbeeld het
ene element laten klinken als u zachtjes speelt en een ander
als u hard speelt. Als u eerst de maximumwaarde opgeeft en
daarna de minimumwaarde, bijvoorbeeld '93 tot 34',
bedraagt het aanslagbereik '1 tot 34' en '93 tot 127'.
Instellingen: 1 – 127
@ Note Limit
Bepaalt per element de laagste en hoogste noten van het
toetsenbordbereik. Het geselecteerde element is alleen
hoorbaar wanneer u noten binnen dit bereik speelt. Als u
eerst de hoogste noot opgeeft en daarna de laagste noot,
bijvoorbeeld 'C5 tot C4', bedraagt het nootbereik 'C-2 tot C4'
en 'C5 tot G8'.
Instellingen: C -2 – G8
n
U kunt de gewenste toets ook direct via het toetsenbord
instellen door de knop [SF6] KBD ingedrukt te houden en
de gewenste toets erbij in te drukken. Raadpleeg voor meer
informatie pagina 82.
# Ins Effect Output (Insertion Effect Output)
Bepaalt welk invoegeffect (A of B) wordt gebruikt voor de
verwerking van elk afzonderlijk element. Met de instelling
'thru' kunt u de invoegeffecten voor de desbetreffende toets
omzeilen. Deze parameter is gelijk aan Element Out 1 – 8 in
de display Connect (pagina 107) in de modus Voice Common
Edit. Als u hier een waarde instelt, wordt de waarde van die
parameter ook automatisch gewijzigd. Als INSERTION
CONNECT (2) is ingesteld op 'ins L', wordt het signaal van
elk element uitgevoerd naar de Insertion L, ongeacht de
instelling hier.
Instellingen: thru (through), ins A (Insertion A), ins B (Insertion B)
114
MOTIF XS-gebruikershandleiding
Toonhoogte-instellingen: [F2] Pitch
Stemmen en toonhoogteschalen:
[SF1] Tune
1
2
3
4
5
1 Coarse (Coarse Tuning)
Bepaalt de toonhoogte van elk element in halve noten.
Instellingen: -48 semi – +0 semi – +48 semi
2 Fine (Fine Tuning)
Bepaalt de toonhoogte van elk element in centen
(honderdsten).
Instellingen: -64 cents – +0 cents – +63 cents
3 Pitch Velocity Sens (Pitch Velocity Sensitivity)
Bepaalt de toonhoogte van de elementen in reactie op de
aanslagsnelheid. Bij positieve instellingen wordt de toon-
hoogte hoger naarmate u harder op het toetsenbord speelt
en bij negatieve instellingen gaat de toonhoogte omlaag. De
instelling 0 geeft geen verandering van toonhoogte.
Instellingen: -64 – +0 – +63
4 Fine Scaling Sens (Fine Scaling Sensitivity)
Bepaalt de mate waarin de noten (met name hun positie of
octaafbereik) de toonhoogte beïnvloeden betreffende de
fijnstemming (hiervoor ingesteld) van het geselecteerde
element, waarbij C3 als basistoonhoogte wordt genomen. Bij
een positieve instelling wordt de toonhoogte van lagere noten
naar beneden gewijzigd en die van hogere noten naar boven.
Negatieve waarden hebben het tegenovergestelde effect.
Instellingen: -64 – +0 – +63
5 Random
Hiermee kunt u de toonhoogte van het element op willekeurige
wijze variëren per noot die u speelt. Hoe hoger de waarde, hoe
groter de variatie in toonhoogte. Bij de waarde '0' blijft de
toonhoogte ongewijzigd.
Instellingen: 0 – 127
6
7