Advertenties
2
De klankkleur veranderen.
Draaien aan de draaiknoppen verandert verschillende
aspecten van het voicegeluid in realtime, terwijl u speelt.
Als een van de lampjes TONE 1, TONE 2 of ARP FX aan
is, worden de acht draaiknoppen gebruikt om de corres-
ponderende functies te regelen die op het paneel staan
afgedrukt (gelijk aan die in de modus Voice). Raadpleeg
voor meer informatie pagina 90.
Als een van de lampjes REVERB, CHORUS of PAN aan is,
zijn de volgende functies aan de vier linker draaiknoppen
toegewezen.
Actief lampje
Functies van de linker vier draaiknoppen
REVERB
Past de reverbdiepte van parts 1 – 4 aan
CHORUS
Past de chorusdiepte van parts 1 – 4 aan
PAN
Past de panpositie van parts 1 – 4 aan
n
Als de bewerkingsindicator [E] rechtsboven in de display
verschijnt wanneer u aan de draaiknoppen draait, kan de
huidige performance als een nieuwe gebruikers-
performance worden opgeslagen (pagina 142).
De te regelen part wijzigen
U kunt een part wijzigen die door de draaiknophandelingen
wordt geregeld, via een van de volgende instructies.
1
Zet het lampje [PERFORMANCE CONTROL] aan
door op de knop [SELECTED PART CONTROL]
te drukken en het venster Control Function op te
roepen.
2
Selecteer de gewenste part door op de knoppen
[1] – [4] en knop [COMMON EDIT] te drukken.
Door op de knop [COMMON EDIT] te drukken wordt
de draaiknophandelingen op alle vier de parts toege-
past. Door op een van de knoppen [1] – [4] knoppen
te drukken worden de draaiknophandelingen alleen
op de geselecteerde part toegepast. Merk op dat
bedienen van de draaiknoppen met het bijschrift
'ASSIGN 1' en 'ASSIGN 2' van 'TONE 1', altijd invloed
op het geluid van alle parts heeft.
n
Merk op dat het venster Control Function niet kan
worden opgeroepen, zelfs niet als u op de knop
[SELECTED PART CONTROL] in de display
Performance Play drukt. Als u een part in de
display Performance Play wilt wijzigen, drukt u op
de knop [PERFORMANCE CONTROL] (het
lampje licht op) en vervolgens op een van de
knoppen [1] – [4] of [COMMON EDIT].
Schuifregelaars gebruiken
De vier linker schuifregelaars passen het volume voor elk van
de parts aan. Elk van de schuifregelaars 1 – 4 komt overeen
met hetzelfde nummer part. De status van de schuifregelaars
wordt in de display getoond.
De display Performance Play
U kunt de display Performance Play oproepen door op de
knop [PERFORM] te drukken.
1
2
3
4
7
9
!
@
#
1 Performancebank
2 Performancenummer (groep/nummer)
Geeft de bank en het nummer van de geselecteerde
performance aan. Een bank is een geheugenlocatie die data
van 128 verschillende performances bevat. Er zijn drie
banken (User 1 – 3) beschikbaar. Elke performance binnen
een bank is aan een performancenummer van 001 - 128
toegewezen. Performancenummers 001 - 128 worden
omgezet naar de indeling (tussen haakjes weergegeven) met
betrekking tot de banken A - H en nummers 1 - 16 (voor de
bank). Deze indeling is gerelateerd aan de groepknoppen [A]
– [H] en de nummerknoppen [1] – [16]. De performance-
nummers en de corresponderende groep/nummers staan
hieronder opgesomd.
Groep/nummer
A01 – 16
B01 – 16
C01 – 16
D01 – 16
E01 – 16
F01 – 16
G01 – 16
H01 – 16
3 Category (hoofdcategorie <subcategorie>)
Geeft de categorie van de geselecteerde performance aan.
'Categorie', bestaande uit een hoofdcategorie en subcategorie,
is een trefwoord dat de instrumenteigenschappen of het type
geluid aangeeft. Elke performance kan worden naar een
hoofdcategorie en zijn subcategorie worden geregistreerd. De
categorie-instellingen kunnen worden bewerkt in de display
General (pagina 143) van de modus Performance Common
Edit.
4 Performance name
Geeft de naam van de huidige performance aan.
5 Transmit Ch (MIDI Transmit Channel)
Geeft het MIDI-zendkanaal van het toetsenbord aan.
Raadpleeg voor meer informatie over het instellen van de
waarde pagina 91.
MOTIF XS-gebruikershandleiding
Spelen in de modus Performance
5
6
8
)
$
%
Performancenummer
001 – 016
017 – 032
033 – 048
049 – 064
065 – 080
081 – 096
097 – 112
113 – 128
137
Advertenties
