Songopname
! Punch In
@ Punch Out
Als punch (Punch In/Out) als opnametype (Record Type) is
geselecteerd, worden hier de startpositie (Punch In-positie)
en eindpositie (Punch Out-positie) hier aangegeven.
Instellingen: 001 : 01 – 999 : 16
# Record Part (alleen indicatie)
Geeft de mixingpart aan die overeenkomt met de opname-
track.
Instellingen: 01 – 16
$ Quantize (Record Quantize)
Met deze handige eigenschap kunt u automatisch de noten in
realtime quantizeren terwijl u opneemt. Quantizeren trekt de
timing van nootevents naar de dichtstbijzijnde tel. Deze
parameter bepaalt of realtime-quantizering aan is of niet, en
de resolutie waarnaar de noten worden strakgetrokken. Het
getal dat rechts van elke waarde wordt weergegeven geeft
de resolutie van de kwartnoot in clocks aan.
Instellingen: off, 2 60 (1/32-noot), 63 80 (1/16-noottriool), 6 120
(1/16-noot), 83 160 (1/8-noottriool), 8 240 (1/8-noot),
43 320 (1/4-noottriool), 4 480 (kwartnoot)
% Voice
Bepaalt de voice voor de opnametrack door de voicebank en
het voicenummer aan te geven. De instelling hier wordt toe-
gepast op de voice-instelling voor de opnamepart (Record
Part) (#). De naam van de geselecteerde voice wordt in de
volgende regel aangegeven.
Instellingen:
Voicebank
PRE1 – 8, USR1 – 3, GM, PDR (vooraf ingestelde drumvoice), UDR
(gebruikersdrumvoice), GMDR (GM-drumvoice), SMPL (samplevoice)*,
MIXV (mixingvoice)**
* De SMPL (samplevoice) kan worden gecreëerd door een audio
signaal in een track op te nemen in de modus Sampling. Hier kunt u
alleen een samplevoice selecteren die momenteel in de momenteel
geselecteerde songs is opgeslagen. Raadpleeg voor meer informatie
pagina 242.
** De MIXV (mixingvoice) wordt bewerkt en opgeslagen in de modus
Mixing. Hier kunt u alleen een mixingvoice selecteren die momenteel in
de momenteel geselecteerde songs is opgeslagen. Raadpleeg voor
meer informatie pagina 230.
Voicenummer:
001 – 128
n
U kunt het overzicht oproepen en een selectie maken door
op de knop [SF6] LIST te drukken. Raadpleeg voor meer
informatie pagina 82.
^ Volume
Bepaalt het volume voor de opnametrack. De instelling hier wordt
toegepast op de volume-instelling voor de Record Part ( # ).
Instellingen: 0 – 127
& Pan
Bepaalt de stereopanpositie van het geluid. De instelling hier
wordt toegepast op de paninstelling voor de Record Part ( # ).
Instellingen: L63 – C – R63
188
MOTIF XS-gebruikershandleiding
* Ins Effect Sw (Insertion Effect Switch)
Bepaalt of het invoegeffect dat aan de voice is toegewezen
wordt gebruikt of niet. De instelling hier wordt toegepast op
de instelling Insertion Effect Switch voor de Record Part (#).
Instellingen: off, on
n
De MOTIF XS beschikt over acht invoegeffecten, waardoor
u deze parameter voor maximaal acht parts aan kunt
zetten. Als deze parameter al voor acht parts is aangezet,
kan deze bij andere parts niet meer worden aangezet. In
dat geval moet u deze eerst bij een part uitzetten. Hiervoor
stelt u de paramater Insertion Effect Switch van een andere
part in op 'off' in de display Part 1 – 16 (pagina 231) van de
modus Mixing.
( [SF1] Scene1 – [SF5] Scene5
Op deze knoppen drukken tijdens opnemen wijzigt de
instellingen voor songscène en arpeggio gelijktijdig.
Raadpleeg voor meer informatie pagina 181.
º [F1] Setup
Door op deze knop te drukken gaat u van de voorgaande
display naar de display Record Setup.
¡ [F2] Arpeggio
Roept de display Record Arpeggio op. Via deze display kunt
u verschillende arpeggiogerelateerde parameters instellen
voor het songopnemen.
™ [F5] Click
Schakelt de metronoom aan/uit. Drukken op de knop [F5]
schakelt de klikfunctie aan en uit.
n
Via de display Click (pagina 270) van SEQ SETUP kunt u
verschillende instellingen voor de metronoomklik maken,
zoals de nootresolutie, volume en de opmaat voor opname.
£ [F6] All Track
Op deze knop drukken stelt alle 16 tracks in als opnametrack.
Raadpleeg voor meer informatie pagina 187.