4 Q (Bandbreedtefactor)
Hiermee brengt u variatie aan in het signaalniveau van de
frequentie-instelling, zodat uiteenlopende karakteristieken
van de frequentiecurve worden verkregen. Hoe hoger de
instelling hoe kleiner de bandbreedte. Hoe lager de instelling,
hoe groter de bandbreedte.
Instellingen: 0.1 – 12.0
+
0
–
n
Als de Shape-parameters (1) van Low en High zijn
ingesteld op 'shelv', zijn de Q-parameters (4) van Low en
High niet beschikbaar.
Regelaarinstellingen:
[F3] Ctrl Asgn (Controller Assign)
U kunt MIDI-besturingswijzigingsnummers toewijzen aan de
regelaars en draaiknoppen op het bedieningspaneel voor de
geselecteerde performance. U kunt bijvoorbeeld de knoppen
ASSIGN 1 en 2 gebruiken om de effectdiepte te regelen,
terwijl u de voetregelaar gebruikt om de modulatie te regelen.
Deze regelaartoewijzingen worden 'Controller Assign'
genoemd. U kunt onafhankelijke Controller Assign-instellingen
per performance maken.
1
2
3
4
5
6
1 Ribbon Controller Control No.
Bepaalt de besturingswijzigingsnummers die worden
gegenereerd als u met uw vinger over het oppervlak van
de ribboncontroller beweegt.
Instellingen: 00 – 95
2 Foot Controller 1 Control No.
Foot Controller 2 Control No.
Bepaalt het besturingswijzigingsnummer dat wordt
gegenereerd wanneer u de voetregelaar gebruikt die is
aangesloten op de aansluiting FOOT CONTROLLER.
Instellingen: 00 – 95
3 Foot Switch Control No.
Bepaalt het besturingswijzigingsnummer dat wordt
gegenereerd als u gebruikt de voetschakelaar gebruikt die is
aangesloten op de aansluiting FOOT SWITCH ASSIGNABLE.
Instellingen: 000 – 100
0.1
12.0
Frequentie
Frequentie
n
Als er een besturingswijzigingsnummer van 96 of hoger
wordt geselecteerd, wordt de functie die rechts van het
getal staat aangegeven, geactiveerd, maar er wordt geen
MIDI-besturingswijzigingsnummer daadwerkelijk aan de
voetschakelaar toegewezen.
4 Assign 1 Control No.
Assign 2 Control No.
Bepaalt het besturingswijzigingsnummer dat wordt
gegenereerd als u de knop ASSIGN 1 of knop ASSIGN 2
bedient, terwijl het lampje TONE 1 aan is.
Instellingen: 00 – 95
5 A. Function 1 Control No.
A. Function 2 Control No.
Bepaalt de besturingswijzigingsnummers die worden gegene-
reerd als u op de ASSIGNABLE FUNCTION-knoppen drukt.
Instellingen: 00 – 95
6 Breath Controller Control No.
Bepaalt het besturingswijzigingsnummer dat wordt
gegenereerd als u een breathcontroller gebruikt die is
aangesloten op de MIDI IN-aansluiting van dit instrument.
Instellingen: 00 – 95
Audio In-instellingen: [F4] Audio In
U kunt parameters instellen die gerelateerd zijn aan audio-
invoer via de aansluiting A/D INPUT en de aansluiting mLAN.
n
De mLAN-ingangen (m1 – 14) zijn alleen beschikbaar op de
MOTIF XS8. Dit is alleen beschikbaar voor de MOTIF XS6/7
als er een optionele mLAN16E2 is geïnstalleerd.
Uitgangsinstellingen: [SF1] Output
1
2
3
4
5
6
7
1 Volume
Bepaalt het uitgangsniveau van de audio-invoerpart.
Instellingen: 0 – 127
2 Pan
Bepaalt de stereopanpositie van de audio-invoerpart.
Instellingen: L63 (uiterst links) – C (midden) – R63 (uiterst rechts)
3 Mono/Stereo
Bepaalt de signaalconfiguratie voor de audio-invoerpart, of de
routing van het signaal of de signalen (stereo of mono).
Instellingen: L mono, R mono, L+R mono, stereo
L mono
Alleen het L-kanaal van de audio-invoer wordt gebruikt.
R mono
Alleen het R-kanaal van de audio-invoer wordt gebruikt.
MOTIF XS-gebruikershandleiding
Een performance bewerken
147