Programmeerbare tastcycli | Tastcycli Referentiepunten automatisch vastleggen
Berekende referentiepunt opslaan
Bij alle cycli voor het vastleggen van het referentiepunt kan via invoerparameters
Q303 en Q305 worden vastgelegd hoe de besturing het berekende referentiepunt
moet opslaan:
Q305 = 0, Q303 = 1:
het actieve referentiepunt wordt in regel 0 gekopieerd, gewijzigd en activeert
regel 0, waarbij eenvoudig transformaties worden verwijderd
Q305 niet gelijk aan 0, Q303 = 0:
het resultaat wordt in nulpunttabel regel Q305 geschreven, nulpunt via TRANS
DATUM in het NC-programma activeren
Verdere informatie: "Nulpuntverschuiving met TRANS DATUM", Pagina 1068
Q305 niet gelijk aan 0, Q303 = 1:
het resultaat wordt in referentiepunttabel regel Q305 geschreven, het refe-
rentiepunt moet u via cyclus Zyklus 247 in het NC-programma activeren
Q305 ongelijk aan 0, Q303 = -1
Deze combinatie kan alleen worden gevormd wanneer u
NC-programma's met de cycli 410 t/m 418 inlezen, die op een TNC
4xx zijn gemaakt
NC-programma's met de cycli 410 t/m 418 inlezen, die met een
oudere softwareversie van de iTNC 530 zijn gemaakt
bij de cyclusdefinitie de meetwaarde-overdracht via de parameter
Q303 niet bewust hebt gedefinieerd
In dergelijke gevallen komt de besturing met een foutmelding omdat de
complete handling in verband met de REF-gerelateerde nulpunttabellen
is gewijzigd en u via parameter Q303 een gedefinieerde meetwaarde-
overdracht moet definiëren.
Meetresultaten in Q-parameters
De besturing legt de meetresultaten van de desbetreffende tastcyclus vast in de
globaal actieve Q-parameters Q150 t/m Q160. Deze parameters kunt u in uw
NC-programma blijven gebruiken. Let op de tabel met resultaatparameters die bij
elke cyclusbeschrijving is vermeld.
HEIDENHAIN | TNC7 | Gebruikershandboek Volledige uitgave | 10/2022
31
1743