31
Cyclusverloop
1 De besturing positioneert het tastsysteem in ijlgang FMAX_PROBE uit de tast-
systeemtabel en met positioneerlogica naar het geprogrammeerde tastpunt 1.
De besturing houdt bij de voorpositionering rekening met de veiligheidsafstand
Q320.
Verdere informatie: "Positioneerlogica", Pagina 1632
2 Vervolgens verplaatst de besturing het tastsysteem naar de ingevoerde
meethoogte Q1102 en voert het eerste tastproces met tastaanzet F uit de tast-
systeemtabel uit.
3 Afhankelijk van het geselecteerde geometrietype in parameter Q1115 gaat de
besturing als volgt verder:
Sleuf Q1115=0:
Als u de MODUS VEILIGE HOOGTE Q1125 met de waarde 0, 1 of 2
programmeert, positioneert de besturing het tastsysteem met FMAX_PROBE
terug naar Q260 VEILIGE HOOGTE.
Sleuf Q1115=1:
Onafhankelijk van Q1125 positioneert de besturing het tastsysteem met
FMAX_PROBE na elk tastpunt terug naar Q260 VEILIGE HOOGTE.
4 Het tastsysteem gaat naar het volgende tastpunt
tastproces met tastaanzet F uit.
5 De besturing slaat de vastgestelde positie op in de volgende Q-parameters.
Als Q1120 OVERNAMEPOSITION met de waarde 1 is gedefinieerd, schrijft de
besturing de vastgestelde positie in de actieve regel van de referentiepunttabel.
Verdere informatie: "Basisprincipes van de tastcycli 14xx voor het vastleggen
van een referentiepunt", Pagina 1714
1728
Programmeerbare tastcycli | Tastcycli Referentiepunten automatisch vastleggen
2
1
2
en voert het tweede
HEIDENHAIN | TNC7 | Gebruikershandboek Volledige uitgave | 10/2022