Als de CLIP-nummerschema-ID (Unknown) is, dan wordt de trunkgroepconfiguratie gebruikt om te bepalen
of de oproep intern of extern wordt gesignaleerd (
Zie ook:
"Nummerschema-ID's"
4.2
Nummers (CLIP) en Namen (CNIP) weergeven
Tijdens zowel de overgaan-fase als de oproep zelf wordt het telefoonnummer of de naam (of beide) van de
beller op het display van de aansluiting weergegeven.
•
Het tonen van het telefoonnummer van de beller wordt CLIP (Oproepende-Lijn-Identificatiepresentatie)
genoemd.
•
Het tonen van de naam van de beller wordt aangeduid als CNIP (Oproepende Naam Identificatie
Presentatie).
Wanneer de bestemmingsgebruiker de oproep beantwoordt, dan wordt het nummer of de naam van de
bestemmingsgebruiker verstuurd en weergegeven aan de beller:
•
Het tonen van het nummer wordt COLP (Verbonden Lijn Presentatie) genoemd.
•
Het tonen van de naam wordt aangeduid als CONP (Verbonden Naam Presentatie).
Deze identificatie-elementen maken het gebruik van andere functies mogelijk, zoals het registreren
van onbeantwoorde oproepen in het oproepenlogboek van de bestemmingsgebruiker; de
bestemmingsgebruiker kan vervolgens terugbellen door het CLIP-nummer te kiezen.
Deze identificatie-elementen zijn beschikbaar in digitale netwerken en in sommige analoge netwerken.
Omdat CNIP en CONP niet worden ondersteund door het openbare netwerk, probeert het systeem ze
te repliceren door in de interne telefoonboeken te zoeken naar een nummer dat overeenkomt met het
CLIP- of het COLP-nummer. Als er een overeenkomst is, wordt de daar ingevoerde naam getoond (zie
naamweergave in de communicatieserver
netwerk onder QSIG. Ze worden allebei geaccepteerd en hoeven niet opnieuw te worden gemaakt in de
communicatieserver.
System Functions and Features
NPI call unknown instelling).
Figure 30: CLIP en CNIP
Figure 31: COLP en CONP
kopiëren").CNIP en CONP worden ondersteund in het privé-
Identificatie-elementen
"De
62