In principe is het hotline-alarm is niets anders dan de hotline-functie (zie
combinatie met het gebruik van een Mitel Alarm Server en de bijbehorende configuraties. Hieronder staan
een aantal configuratieopmerkingen:
•
Activeer op de patiëntentelefoon de parameter Forceer wisselgesprek. De wachtstand wordt dan
automatisch gesignaleerd als de hotlinebestemming bezet is. Dit wordt geregistreerd door de Mitel
Alarm Server.
•
Voer in het geval van een gebruikersgroep het gebruikersgroepnummer niet rechtstreeks in als een
hotlinebestemming, maar voer in plaats daarvan een oproepdistributie-element in. Dit zorgt ervoor
dat als de gebruikersgroep bezet is (alle leden zijn bezet) de de wachtstand automatisch wordt
gesignaleerd naar het eerste lid.
•
De patiënt kan ook een externe gebruiker zijn. In dit geval wordt zijn/haar oproep doorgestuurd naar de
hotlinebestemming via een DDI-nummer.
•
Op de Mitel Alarm Server moeten alle patiënten als eindpunt worden geconfigureerd en aan een kamer
worden toegewezen. Het verplegend personeel moet worden geconfigureerd als eindpunten en als
hotline. Alleen dan kan de Mitel Alarm Server de verbindingen via de CSTA-interface bewaken en
dienovereenkomstig reageren in geval van een hotline-oproep.
Note:
Als de bestemming van de hotline bezet is en als wisselgesprek niet mogelijk is (bijvoorbeeld omdat
wisselgesprek al wordt gesignaleerd), kan de Mitel Alarm Server de oproep niet detecteren en
dus ook niet beantwoorden. Hiermee moet rekening worden gehouden bij het opstellen van het
alarmeringsconcept.
Zie ook:
Voor de installatie en configuratie van Mitel Alarm Server is een aparte systeemhandleiding beschikbaar.
9.12.3.6
Interfacebeschrijvingen
De ATAS- en ATASpro-protocollen kunnen op verzoek aan geïnteresseerde fabrikanten van messaging-,
monitoring- en alarmapparatuur worden bekendgemaakt
Hotline
on page 454) in