Functies
9.1.2
Informatie over de systeemtelefoons
De term systeemtelefoon omvat de volgende telefoons:
•
De PIN-code van de gebruiker moet worden gewijzigd om de functietoetsen op de Mitel SIP-telefoons
te kunnen bedienen
•
Mitel 6000 SIP-serie-telefoons
•
MiVoice 5300/MiVoice 5300 IP-serie vaste telefoontoestellen
•
Draadloze DECT-telefoons van de Mitel 600 DECT familie
•
IP Softphone MiVoice 2380 IP
•
Telefonistentelefoon MiVoice 1560 PC-operator
•
Dialog 4200 telefoons (kunnen alleen worden verbonden met Mitel 470)
•
Oudere vaste Office telefoons (Office 10/25/35/45)
•
Oudere draadloze Office DECT-telefoons (Office 135/135pro, 160pro/Safeguard/ATEX)
Tenzij anders gespecificeerd, bevatten de gegevens over de systeemtelefoons ook IP, ip, pro en andere
varianten.
Voorbeeld: MiVoice 5370 bevat ook IP/MiVoice 5370 IP.
Note:
De meeste functies kunnen ook worden gebruikt via het Mitel 6000 SIP telefoonmenu. Voor andere
SIP-telefoons, geïntegreerde mobiele of externe telefoons, analoge telefoons of ISDN-telefoons
kunnen vele functies worden gebruikt via */# functiecodes. U vindt een samenvatting in de MiVoice
Office 400 Functieoverzichtstabel op Documentatiecentrum.
9.1.3
Terminologie
De volgende begrippen worden gehanteerd:
Table 119: Termen worden gebruikt
Term
Interne gebruiker
Externe gebruiker
339
Gebruik
Een interne gebruiker heeft een interne
gebruikersnummer. Aan een interne gebruiker zijn
een of meer aansluitingen toegewezen.
Een externe gebruiker bevindt zich in het
openbare netwerk (buiten het particuliere netwerk).
System Functions and Features