Functies
•
In het interne nummerschema bepaalde alarmnummers (
Wanneer een alarmnummer van het interne nummerschema wordt gekozen, wordt een van de drie
oproepnummers van een bepaalde alarmbestemming (toegewezen aan het knooppunt) gebeld, op
basis van de schakelpositie van de toegewezen schakelgroep. Als een alarmbestemming aan een
terminal is toegewezen, hebben deze alarmbestemmingen voorrang.
•
In de openbare noodoproepenlijst bepaalde openbare alarmnummers (
Als één van deze nummers wordt gebeld, dan worden specifieke acties ondernomen: De locatie van de
beller wordt naar de provider gestuurd, er wordt een BHV-team (bedrijfshulpverlening) geïnformeerd, er
gaan alarmen af en logboeken worden bijgewerkt. Deze functie heet de noodondersteuningsdienst.
9.7.6.1
Alarmnummers
Het systeem is uitgerust met alarmnummers, die gebruikt kunnen worden door alle interne gebruikers.
Noodoproepen worden naar een bestemming B gerouteerd, die vooraf is geconfigureerd in de
systeemconfiguratie.
Gedetailleerde beschrijving
Table 282: Alarmnummer
Eindpunt
B
In het nummerschema kunnen in totaal 10 alarmnummers worden aangemaakt. De alarmnummers
worden gebruikt om snel een telefoonnummer te kunnen kiezen dat voor een bepaalde Alarmbestemming
is gedefinieerd (
bestemmingsnummers gekozen op basis van de schakelpositie van de toegewezen schakelgroep.
Alle interne alarmnummers kiezen de alarmbestemming, gedefinieerd op het knooppunt (
(Uitzondering: Een alarmbestemming wordt toegewezen aan een aansluiting, zie ook onderstaande
opmerkingen).
Er kunnen 50 alarmbestemmingen worden gedefinieerd. De standaardwaarde is alarmbestemming 1.
517
=9r). Wanneer een alarmnummer wordt gekozen, dan wordt een van de 3
.
=g4).
.
Reikwijdte
Mogelijke interfaces:
intern, extern, PISN
=we).
=3q).
System Functions and Features