Nummerschema
destination is gedefinieerd (
bestemmingsnummers gekozen op basis van de schakelpositie van de toegewezen schakelgroep.
Alle interne alarmnummers kiezen de alarmbestemming, gedefinieerd op het knooppunt (
(Uitzondering: Een alarmbestemming wordt toegewezen aan een aansluiting, zie ook onderstaande
opmerkingen).
Er kunnen 50 alarmbestemmingen worden gedefinieerd. De standaardwaarde is alarmbestemming1.
Note:
•
In een AINis het toepasbare knooppunt afhankelijk van het aansluitingstype: Voor IP-
systeemtelefoons en SIP-telefoons is dit het masterknooppunt. Voor systeem-DECT-telefoons is dit
het knooppunt waarop de telefoon zich op dat moment bevindt. Voor analoge- en digitale telefoons
is dit het knooppunt waarmee de telefoon is verbonden.
•
Een alarmbestemming kan ook aan een aansluiting worden toegewezen. Als een alarmnummer op
een dergelijke aansluiting wordt gekozen, dan wordt een van de bestemmingsnummers van deze
alarmbestemming gekozen, afhankelijk van de schakelpositie van de toegewezen schakelgroep.
Een alarmbestemming toegewezen aan een aansluiting heeft altijd prioriteit.
•
Wanneer een externe bestemming wordt gekozen via het alarmnummer, dan worden de
nummerblokkering en de exchangetoegangssautorisatie omzeild.
•
Als een externe bestemming met exchange-toegangskengetal is gespecificeerd, dan is het
belangrijk om ervoor te zorgen dat aan elke gebruiker een route wordt toegewezen.
•
Het kiezen van een alarmnummer gedefinieerd in het interne nummer schema is totaal anders dan
het kiezen van een nummer uit de openbare alarmnummerlijst (zie ook "Noodoproepen").
Mitel Geavanceerd Intelligent Netwerk:
In een AINkunnen de knooppunten zich in verschillende landen bevinden, wat betekent dat het zinvol
is om in het nummerschema het alarmnummer in te voeren dat normaal gesproken in ieder land wordt
gebruikt. Afhankelijk van de toegewezen alarm bestemming en de schakelpositie van de geconfigureerde
schakelgroep wordt vervolgens telkens wanneer het alarmnummer wordt gekozen, het bijbehorende
bestemmingsnummer gekozen. De toewijzing van de alarmnummer bestemming wordt voor elk knooppunt
geconfigureerd.
3.2.5
Categorie voor gebruikers
3.2.5.1
Interne gebruikers
De telefoonnummers binnen deze categorie worden toegewezen aan een of meer aansluitingen. De
volgende aansluiting-typen ondersteund:
•
IP-systeemtelefoons (hardphones en softphones)
•
Digitale systeemtelefoons (DSI / DASL)
•
Draadloze DECT-telefoons (systeemtelefoons of GAP-telefoons)
51
=9r). Wanneer een alarmnummer wordt gekozen, dan wordt een van de 3
=3q).
System Functions and Features