Gespreksroutering
Voor indirecte toegang moet het gekozen telefoonnummer de volgende informatie bevatten:
•
Het telefoonnummer van de bestemmingsgebruiker.
•
Vereiste netwerkprovider (in het voorbeeld de netwerkprovider B).
•
De codegegevens (in het voorbeeld voor netwerkprovider B) gebruikt door B om te controleren of de
beller een abonnee is van zijn netwerk.
Netwerkprovider A kan op de volgende manier op de oproep reageren:
•
Hij stuurt het bestemmingsnummer rechtstreeks door met behulp van zijn eigen nummerschema.
•
Hij neemt de oproep en wacht op codegegevens, zoals het bestemmingsnummer, die door de beller in
de DTMF-modus worden verzonden.
6.5.1.1
LCR-functie
Om uitgaande oproepen te kunnen doen, kiest een interne gebruiker normaal eerst een exchange-
toegangsvoorvoegsel.
Als de LCR-functie gedeactiveerd is, dan routeert de communicatieserver de oproep in overeenstemming
met het gekozen exchange-toegangsvoorvoegsel (zie "Exchangetoegangssautorisaties").
Als de LCR-functie is geactiveerd en het gekozen telefoonnummer kan analyseren, dan wordt het
telefoonnummer gerouteerd in overeenstemming met de geconfigureerde LCR-criteria. Het exchange-
toegangsvoorvoegsel wordt niet geanalyseerd met de LCR-functie.
De LCR-functie kan systematisch worden geactiveerd of gedeactiveerd (
geactiveerd, dan kan deze worden gedeactiveerd voor individuele gebruikers in de machtigingenset(
=cb).
De LCR-functie wordt geconfigureerd in
routing table en
volgende hoofdstukken.
209
=k3. Het bevat de tabel van
LCR-tabel. De betekenis van deze tabellen wordt in detail wordt toegelicht in de
Figure 103: Uitgaand exchange-verkeer d.m.v. LCR
.
=k3). Als deze is
network providers, de
System Functions and Features