Systeeminterfaces
Note:
Er zijn DSP-middelen (CAS-zenders/ontvangers) vereist voor CAS. Met Mitel 470, zijn er al
DSP-middelen voor 1 PRI-interface beschikbaar op elk basissysteem (op de DSP-chip op de
oproepenbeheerderskaart met vaste functietoewijzing). Als er meer CAS-zenders/ontvangers
nodig zijn, kunnen ze worden toegewezen aan een configureerbare DSP-chip. Mitel SMBC de DSP
middelen voor CAS zenders/ontvangers moeten altijd worden toegewezen op een configureerbare
DSP chip.
2.2.2.1
Kloksynchronisatie
De klokfrequentie van een communicatieserver wordt (gesynchroniseerd) door het openbare netwerk via
de basistoegangen BRI-T en de primaire-snelheid-toegang PRI verstrekt.
Als de synchronisatie door het openbare netwerk mislukt (bijvoorbeeld vanwege onderbrekingen in de
lijn), dan gebruikt de communicatieserver de eigen klok. Deze frequentie wijkt hoogstens 5 ppm af van de
nominale waarde, die ervoor zorgt dat het Mitel DECTsysteem ook beschikbaar blijft.
In een privé-huurlijnennetwerk geven PINXen die door het openbare netwerk zijn gesynchroniseerd, de
klokreferentie door aan PINXen die niet rechtstreeks zijn verbonden met het openbare netwerk.
Synchronisatie op een vast privénetwerk moet zorgvuldig worden gepland om te zorgen dat er geen
synchronisatielussen ontstaan.
Alle privé-huurlijnennetwerkverbindingen en openbare exchange-lijncircuits worden automatisch in
een gedeelde klokreferentietabel opgeslagen toen de communicatieserver voor de eerste keer werd
geconfigureerd.
Als een communicatieserver niet onderling wordt verbonden in een PISN, dan kan de klokreferentietabel
worden gelaten zoals deze is; alleen de initiële referentie kan mogelijk anders moeten worden
toegewezen.
2.2.2.2
Digitale down-circuitverbinding met QSIG
Indien een down-circuitcommunicatieserver via digitale lijnen (BRI-T, PRI) wordt verbonden
met een up-circuitcommunicatieserver, dan zijn alle functies per QSIG beschikbaar mits de up-
circuitcommunicatieserver het QSIG-protocol ondersteunt.
De down-circuitcommunicatieserver wordt geconfigureerd in overeenstemming met de regels voor
onderling verbonden systemen.
De up-circuitcommunicatieserver heeft een verbinding met het openbare netwerk. Het kan ook een
MiVoice Office 400 systeem zijn of een product van derden, mits dat het QSIG protocol ondersteunt.
In de regel is de down-circuitcommunicatieserver verbonden met de up-circuitcommunicatieserver via
eigen vaste lijnen. De interfaces kunnen basissnelheidinterface (BRI-T) of primairesnelheidsinterface (PRI)
zijn. Verbindingen op BRI-S externe interface zijn ook mogelijk in plaats van verbindingen op een BRI-T
interface, mits ten minste één BRI-T interface beschikbaar is voor synchronisatie via het ISDN-netwerk.
17
System Functions and Features