Identificatie-elementen
•
Interne- en externe belpatronen
•
Nummers (CLIP) en Namen (CNIP) weergeven
•
CLIP met Inkomende Oproepen
•
CLIP met Uitgaande Oproepen
•
Display voor Display voor onvoorwaardelijke oproepdoorschakeling
•
CLIP- / COLP-instellingen
•
Voorbeelden van de CLIP-displays in het PISN
•
CLIP op analoge exchange-toegangen
Het correct identificeren en weergeven van een oproep is de essentiële vereiste voor het adequaat
implementeren van de netwerkfilosofie van het systeem. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de oorsprong
van een oproep wordt geïdentificeerd met behulp van verschillende beltoonpatronen en hoe het nummer van de
beller (CLIP) of naam (CNIP) wordt weergegeven. Het beschrijft hoe CLIP- en CNIP-displays worden gemaakt
onder verschillende systeemomstandigheden, hoe ze kunnen worden beïnvloed en hoe de CLIP-display kan
worden onderdrukt.
Een oproep wordt eerst geïdentificeerd door het type akoestische signaal (dat wil zeggen het belpatroon) en ten
tweede door de weergave op de aansluiting.
De standaardwaarden worden zodanig geselecteerd dat de belpatronen en displays in de meeste gevallen
correct worden weergegeven. Wijzigingen in de instellingen zijn alleen nodig in uitzonderlijke gevallen.
4.1
Interne- en externe belpatronen
Het belpatroon biedt een manier om te identificeren of de oproep afkomstig is van de PBX (interne oproep)
of van buitenaf (externe oproep). Het ritme van het belpatroon verschilt per geval
12
1
Oproepen met het Interne belpatroon:
12
De manier waarop beltoonpatronen worden toegewezen aan interne- en externe oproepen verschilt van land tot land.
System Functions and Features
Figure 28: Enkele beltoon
Figure 29: Dubbele beltoon
4
60