Functies
7.
Definieer een tabel met IP-adresbereiken en wijs een noodlocatie toe aan elk bereik (
handig wanneer de IT-afdeling elk gebouw / verdieping / kantoor een ander bereik van IP-adressen
toekent en daarom kan de communicatieserver de noodlocatie bepalen vanaf het IP-adres, zelfs als de
terminal zich verplaatst.
8.
Wijs een noodlocatie toe aan alle afzonderlijke terminals (
niet voldoen aan de regel voor het AIN knooppunt waarmee ze zijn verbonden of voor SIP- of IP-
terminals die op fixlocaties zijn geïnstalleerd maar niet op de masterlocatie.
9.
De IT-afdeling van het bedrijf configureert hun schakelaars, zodat ze de noodlocatie-id doorgeven naar
de Mitel SIP-telefoons via het LLDP-protocol. Dit kan worden toegepast wanneer de schakelaars dit
ondersteunen. Daarna kan de gebruiker gewoon zijn/haar Mitel SIP-terminal verplaatsen van de ene
naar de andere plaats en de noodlocatie wordt automatisch aangepast.
10.
Configureer voor alle trunkgroepen (
standaardlocatie-ID. Hierbij wordt uitgegaan van de veronderstelling dat alle gesprekken vanaf daar
zich op dezelfde locatie bevinden.
11.
Configureer voor alle trunkgroepen (
protocol gebruikt zal worden om de noodlocatie-id naar de provider te sturen. Merk op dat deze
instelling afhankelijk is van het netwerktype, de provider en het land.
12.
Configureer alle alarmnummers, waarvoor een locatie-id moet worden verzonden, in de openbare
alarmnummerlijst (
bepaalt het de juiste noodlocatie-id voor de oproepende terminal en neemt deze op in de uitgaande
oproep. Vermijd conflicten met openbare alarmnummers met het interne nummerschema.
Het bepalen van de locatie van de beller
De communicatieserver moet de locatie van de beller bepalen (in feite is dit de locatie van de terminal) die
een noodoproep start. Deze locatie kan een gebouw, een verdieping een kantoor of een werkplek zijn.
Afhankelijk van de grootte van het communicatiesysteem en de geografische spreiding (aantal locaties /
gebouwen / kantoren) en de nauwkeurigheid van de vereiste locatie, kan de administratieve- en
configuratie-inspanning variëren.
De benodigde configuratie is afhankelijk van het type terminal:
•
IP systeemtelefoons
IP-telefoons kunnen overal in het bedrijfsnetwerk worden aangesloten, hoewel ze meestal statisch
op een bureau staan. Voor de IP telefoons bestaan verschillende configuratiemogelijkheden. U
configureert welke locatie-id voor deze terminal moet worden gebruikt of er wordt teruggevallen op
de locatie-id van het systeem of het zoeken gebeurt op basis van het IP-adres van de terminal. Deze
zoekfunctie kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. Op de communicatieserver is een
tabel geconfigureerd die aangeeft welk IP-adresbereik de locatie beslaat, of de IT-afdeling zorgt voor
een locatieserver waarbij de locatie-id kan worden bevraagd op basis van het gebruikte IP-adres of
optioneel het MAC-adres of zelfs de nummer van de oproepende partij.
•
Mitel SIP-telefoons
Mitel SIP-telefoons bieden de mogelijkheid voor het ophalen/ontvangen de locatie-id via het LLDP-
protocol, als de IT-afdeling hun schakelaars dienovereenkomstig heeft geconfigureerd en de
schakelaars deze functie daadwerkelijk ondersteunen. Als de terminal de locatie-id heeft ontvangen,
dan vult de terminal, indien de Mitel SIP-terminals de eerder geconfigureerde openbare alarmnummers
herkennen, de door het LLDP-protocol ontvangen noodlocatie-id in het INVITE-bericht dat naar de
521
=56) die worden gebruikt voor privénetwerkdoeleinden, een
=56) die verbonden zijn met het openbare netwerk welk
=we). Wanneer de routering detecteert dat een van deze nummers wordt gebeld,
=qd). Dit is handig als bepaalde terminals
System Functions and Features
=g3). Dit is